Bron: De Godvruchtige dienaar : Nieuw gebedenboek voor kinderen van Jezus en Maria door Hagemans R. (Doornik, 1906), p. 53-58
volgens de 10 geboden
9.1. Relatie tot God
9.1.1. Over het geloof
- Vrijwillige twijfel
- nieuwsgierigheid
- superstitie
- verboden lezingen
- bespotting van heilige zaken
- onachtzaamheid om zich in de godsdienst te onderrichten
9.1.2. Over het hoop
- Wanhopen aan Gods barmhartigheid
- Vermetele hoop in Gods goedheid of al te veel betrouwen op zijn eigen krachten
- de goddelijke inspraken verwerpen en de knaging van het geweten smoren
- zich te veel aan aardse goederen of aardse geluk hechten, vooral met verzuim van hogere plichten
9.1.3. Over het liefde
- Lange tijd in staat van doodzonde leven, zonder zich tot God te bekeren.
- In een gewoonte van zonde voortleven
- Het aardse boven het hemelse stellen
- voor het goede onverschillig zijn
- Uit menselijk opzicht of baatzucht zijn plichten verzuimen, of zijn goede voornemens verlaten
- De naaste niet beminnen uit liefde tot God.
9.1.4. Over de godsdienst
- Zijn gebeden, de mis, zijn penitentie achterlaten, of de godsdienstige plichten slecht vervullen
- Zich oneerbiedig gedragen in de kerk: onbetamelijke houdingen, gesprekken, dwalende blikken, vrijwillige verstrooidheden
- De Zon- en Heiligendagen onteren door zware arbeid, kopen en verkopen, onmatig drinken, spelen, nachtlopen, verderfelijke gezelschappen, enz.
- Vloeken, een valse eed doen, liegen, de naam van God ijdel gebruiken
- Nalatig zijn in God te loven, Hem voor zijn weldaden te danken
- Zich niet gaarne aan zijn heilige wil onderwerpen.
9.2. Relatie tot de naaste
9.2.1. Door gedachten
- Lichtvaardig oordeel, verachting van de persoon die de naaste is of zijn daden
- Nijd, haat, bitterheid, afkeer, wraakzucht. Men moet zeggen, of deze gevoelens vrijwillig geweest zijn, lang geduurd hebben of zij tegen oversten gericht waren.
9.2.1. Door woorden
- Achterklap, kwaadspreken
- Schending van de eer door liederen, boeken, schriften of anderszins. Men moet verklaren, om welke reden men verzonnen of onbekend kwaad verspreid heeft, hoeveel personen tegenwoordig waren, en of de laster nadelige gevolgen gehad heeft of nog kan hebben.
- Gesprekken tegen de liefde
- Twist zaaien tussen bloedverwanten, vrienden, enz.
- Slechte raad, vleierij, goedkeuring van het kwaad.
- Valse getuigenissen
- Misbruik van vertrouwen
- Bekendmaking van fouten.
- Beledigingen, verwijten, verwensingen.
9.2.1. Door daden
- Onrechtvaardig achterhouden van een anders goed
- Bedrog of valsheid in het kopen of verkopen
- Gestolen voorwerpen kopen, bewaren of op enige andere wijze tot onrechtvaardigheid medewerken
- De tijd werkloos doorbrengen of de zaken slecht waarnemen
- Waren vervalsen of boven de prijs verkopen
- Ergernis, plichtige toegevendheid of slechte voorbeelden
9.2.1. Door verzuimenis
- Nalatigheid in restitutie te doen, de bevlekte eer te herstellen, zich met zijn vijand te verzoenen
- Onachtzaamheid in het vervullen van de plichten als man en vrouw: liefde, getrouwheid, eerbied, onderwerping, verdraagzaamheid, geduld
- Als vader en moeder, als meester en meesteres: onderwijs, goed voorbeeld, berisping, rechtvaardigheid, liefde
- Als kind: eerbied, liefde, gehoorzaamheid, hulp, getrouwheid
- Als overheidspersonen, rechters, werklieden, enz.
9.3. Relatie tot zichzelf
9.3.1. Uit hoogmoed
- Zich op een onbehoorlijke wijze boven anderen verheffen.
- Op natuurlijke hoedanigheden trots zijn; op zijn lichaamsgestalte, schoonheid, afkomst, rijkdom, verstand, enz. met versmading van anderen.
- Tegen billijke vermaningen of berispingen een weerspannig gemoed hebben.
9.3.2. Uit gierigheid
- Met blinde drift rijkdom of geld najagen
- Te weinig aan aalmoezen en goede werken besteden
- Zich al te zeer over de toekomst bekommeren
- Zich zelf of anderen het nodige weigeren
9.3.3. Door nijd of afgunst
- Anderen misprijzen of hun naam bevlekken
- Over het kwaad, dat de naaste overkomt, zich verheugen on zijn voorspoed benijden.
9.3.4. Door onkuisheid
- Vrijwillig behagen scheppen in onkuise gedachten.
- Begeren onkuise werken te doen
- Oneerbare woorden spreken, ontuchtige liederen zingen, onzedige raadsels voorstellen, dubbelzinnige woorden spreken.
- Behagen scheppen in zulks door een ander te horen doen.
- De plichtigen aanmoedigen, in plaats van hen te doen zwijgen, wanneer men dit kan.
- Onzedige of te losse gesprekken houden, vooral met ongelijke personen; dit dulden van personen, die men verplicht is te berispen.
- Oneerbare voorwerpen, platen, beelden, films, CD-roms, enz. , aanschouwen.
- Boeken lezen of lenen, die voor de zedigheid gevaarlijk zijn.
- Zich in onzedige gezelschappen laten vinden, als: bals, comediën, discotheken, enz.
- Door zijn klederdracht ergernis geven (strakke en te kort kleding)
- Zich oneerbare vrijheden veroorloven, - alleen, - met anderen.
- Op zichzelf of op anderen een onkuise oogopslag werpen.
- Anderen het kwaad uitleggen, - welk kwaad ? Hen aanlokken om het te bedrijven.
- In onzedelijke gevoelens behagen scheppen, - daaraan oorzaak stellen, - iets doen om ze het hebben en te vermeerderen, verwaarlozen in zulke bekoringen te bidden, enz.
Men moet alles zo zedig mogelijk uitdrukken; de omstandigheden aanhalen, die de zonde veranderen of verzwaren, en zeggen of men de nodige behoedmiddelen gebruikt heeft tegen dit schandelijk kwaad. Ook onderzoekt men wel, wat vrijwillig of onvrijwillig is; wat uit enkel onachtzaamheid, uit lust of behagen voortkomt; men geeft nauwkeurig het getal zonden op, hoelang de gewoonte geduurd heeft, met welke personen men heeft gezondigd of willen zondigen, zonder nochtans iemand te noemen, enz.
9.3.5. Door gulzigheid
- Onmatig eten en drinken; anderen daartoe aanzetten.
- In de herberg blijven, in plaats van naar de kerk te gaan of te werken.
- Al te zinnelijk zijn in het eten.
- De vastendagen en het vleesderven niet onderhouden.
9.3.6. Door gramschap
- Zich tot gramschap laten vervoeren, zonder dit gevoel tegen te werken.
- Scheldwoorden spreken, anderen toornig maken, twisten, vechten, in zijn gramschap voort gaan, niets doen om tot verzoening te komen.
- Kinderen en dienstboden moeten zich beschuldigen over de oorzaken, die zij aan de gramschap gesteld hebben.
9.3.7. Door luiheid
- Onachtzaamheid in het naderen tot de HH. Sacramenten, in het doen der gebeden, bijwonen der predikatiën, de versterving van de driften, het gebruik der middelen tot verbetering, het vluchten der naaste gelegenheden, het nakomen van zijn plichten, de zorg voor de eeuwige zaligheid.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten