dinsdag 1 maart 2022

De Bijbel over engelen

Ieder mens heeft een beschermengel van God gekregen

Matt. 18: 10: "Zorgt er voor, dat gij geen van deze kleine gering acht; want Ik zeg u: Hun engelen in de hemel zien altijd het aanschijn van mijn Vader, die in de hemel is.`"

Ex. 23: 20-21: "Zie, Ik zend mijn engel voor u uit, om u onderweg te bewaken, en u naar de plaats te leiden, die Ik u heb bereid. Wees voor hem op uw hoede, luister naar hem, en wees niet weerspannig tegen hem."

Psalm 91: 10-12: "Geen onheil zal u dus treffen, Geen plaag uw tenten bereiken; Want Hij zal voor u zijn engelen ontbieden, Om u op al uw wegen te hoeden. Zij zullen u op de handen dragen, Opdat gij aan geen steen uw voeten zult stoten;"

Genesis 48: 16: "De Engel, die mij uit alle nood heeft verlost, Zegene deze knapen! Moge in hen mijn naam blijven leven, en de naam van mijn vaderen, Abraham en Isaäk, En mogen zij vruchtbaar en talrijk worden In het land!"

Baruch 16: 20: "Zo waar de Heer leeft; zijn engel heeft mij beschermd, toen ik hier wegging, terwijl ik daar woonde, en nu ik hier terug ben. De Heer heeft niet toegelaten, dat zijn dienares werd onteerd. Vrij van iedere smet van zonde heeft Hij mij bij u teruggebracht, om mij te verheugen over zijn zege, over mijn redding en over úw bevrijding."

Genesis 21:17: "God hoorde ook den knaap schreien; en de engel van God riep uit de hemel tot Hagar, en zeide tot haar: Wat is er toch Hagar? Wees maar niet bang; want God heeft het schreien van den jongen gehoord; dat betekent immers zijn naam. Sta op, neem den knaap op, en houd hem goed vast; want Ik zal een groot volk van hem maken."

1 Kon. 19: 4-7: "Hij verzuchtte: Nu is het genoeg, Jahweh! Neem mij het leven; want ik ben niet beter dan mijn vaderen. En hij legde zich onder de bremstruik neer en sliep in. Maar opeens stiet een engel hem aan, en sprak tot hem: Sta op en eet. Hij keek op, en daar stond aan zijn hoofdeinde een geroosterd brood en een kruik water! Hij at en dronk, en sliep weer in. Maar opnieuw stiet de engel van Jahweh hem aan, en sprak: Sta op en eet; want anders is de reis u te lang."

Judith 13: 20: "Zo waar de Heer leeft; zijn engel heeft mij beschermd, toen ik hier wegging, terwijl ik daar woonde, en nu ik hier terug ben. De Heer heeft niet toegelaten, dat zijn dienares werd onteerd. Vrij van iedere smet van zonde heeft Hij mij bij u teruggebracht, om mij te verheugen over zijn zege, over mijn redding en over úw bevrijding."

Geen opmerkingen: