dinsdag 10 augustus 2010

Is het offeren tijdens de H. Mis is een vervloekte afgoderij?

1. Uit de woorden van Christus zelf aan het Laatste Avondmaal blijkt, dat Christus daar een offer opdroeg. Van het brood werd immers volgens Luc. 22:19 gezegd: "Dat is mijn lichaam hetwelk voor u gegeven wordt" en volgens 1 Cor. 11:24: "Neemt, eet, dat is het lichaam dat voor u gebroken wordt". En van de wijn volgens Matt. 26:28: "Dat is mijn bloed, het bloed des Nieuwen Testaments, hetwelk voor velen vergoten wordt tot vergeving der zonden". Zo ongeveer ook Marc. 14:24 en Luc. 22:20. Zijn lichaam geven om gebroken te worden en zijn bloed voor anderen vergieten is een offerdaad. Het staat alles in de tegenwoordige tijd. Jezus offerde Zich dus aan het Laatste Avondmaal op onder de gedaanten (de uiterlijke eigenschappen) van brood en wijn.

2. In het Oude testament was het offer van Melchisedek hiervan een voorafbeelding. Hebr. 7:17 zegt namelijk van Christus: "Gij zijt Priester in der eeuwigheid naar de verordening Melchizedeks", wat een aanhaling is van Ps. 110:4. Van Melchisedek nu staat in Gen. 14:18-19: "En Melchizek, Koning van Salem, bracht voort brood en wijn; en hij was een priester des allerhoogsten Gods. En hij zegende hem." Het aanbrengen van brood en wijn moet een offer ten doel gehad hebben, de taak van de priester, want anders is er niets priesterlijks aan hem te vergelijken, aangezien zegenen in het Oude testament ook door personen geschiedde die geen priester waren. Alleen Jezus' handelwijze aan het Laatste Avondmaal vertoont deze gelijkenis. Dat was dus óók een offer.

3. Maleachi 1:10-11 zegt, dat God de offers in de tempel te Jerusalem niet meer wil wegens de vele misbruiken, maar een ander offer daarvoor in de plaats gekozen heeft, dat bij andere volken over de gehele aarde wordt opgedragen: "Maar van de opgang der zon tot haar ondergang zal mijn naam groot zijn onder de heidenen, en aan alle plaats zal mijn naam reukwerk toegebracht worden en een rein spijsoffer; want mijn naam zal groot zijn onder de heidenen, zegt de Here der heirscharen."
Volgens de Protestanten worden daarmee de geestelijke offers der gelovigen of andere offers van joden in andere landen bedoeld, die de joden van Palestina tot beschamend voorbeeld zijn. Voor de eerste opvatting wijzen zij erop, dat het niet letterlijk bedoeld kan zijn, aangezien over een wierookoffer gesproken wordt, wat toch geen offer van brood en wijn is, zoals de Katholieken deze tekst verstaan. Het moet echter een offer zijn, dat het uiterlijk offer der joden moet vervangen, en dus minstens iets gelijkwaardigs, iets uiterlijks is. Dat over een wierookoffer gesproken wordt, is slechts een Oud-Testamentische wijze van voorstellen. De tweede opvatting wordt uitgesloten doordat volgens de H. Schrift alleen bij de Ark des Verbonds geofferd mocht worden. Alleen in het Misoffer gaat daarom deze voorspelling in vervulling.

• H. Irenaeus in "Adversus Haereses", 4, 17, 5: "Maar terwijl Hij aan Zijn leerlingen de raad gaf om aan God de eerstelingen van Zijn schepselen op te dragen, niet alsof Hij daaraan behoefte heeft, maar opdat zijzelf niet zonder vrucht en niet ondankbaar zijn, nam Hij brood dat uit de schepselen voortkomt, dankte, zeggend: "Dit is mijn lichaam". En evenzo noemde Hij de kelk, die tot de schepselen behoort die wij beheersen, zijn bloed, en noemde ze het nieuwe offer van het nieuwe verbond; de kelk draagt dit offer, dat zij van de apostelen ontvangen heeft, over de gehele wereld aan God op, aan hem, die ons het voedsel verschaft, in het Nieuwe Verbond de eerstelingen van zijn gaven, over Wie onder de twaalf profeten Malachias als volgt voorspeld heeft".

• H. Cyprianus in brief 63,4: "Gij zijt priester in eeuwigheid naar de wijze van Melchisedech." Dat is natuurlijk de wijze van dat offer en daar vandaan komend, dat Melchisedech priester van de Allerhoogste God was, dat hij brood en wijn offerde, dat hij Abraham zegende. Want wie is er meer priester van de Allerhoogste God dan onze Heer Jezus Christus, die een offer opdroeg aan God de Vader, en hetzelfde opdroeg als Melchisedech had opgedragen, nl. brood en wijn, nog wel zijn eigen lichaam en bloed?"

• H. Eusebius van Caesarea in "Demonstratio evangelica", 5, 3: "Zoals hij, die priester der heidenen was, nergens blijk geeft van lichamelijke offers opgedragen te hebben, maar alleen wijn en brood, terwijl Hij Abraham zegende, zo stellen voorzeker ook eerst onze Zaligmaker en Heer zelf, daarna de priesters die van Hem tot alle volkeren zijn uitgegaan, wanneer zij hun geestelijk priesterambt overeenkomstig de kerkelijke verordening vervullen, door wijn en brood de geheimen van zijn lichaam en heilzaam bloed voor ogen, welke geheimen Melchisedech zo lange tijd tevoren door de geest Gods kende en door voorafbeeldingen gebruikt had."

• H. Justinus in zijn "Dialogus", 41: "Over uw offers nu, die door u (joden) werden opgedragen, zegt God, zoals ik reeds gezegd heb, als volgt, door Malachias, een van de twaalf: "Ik heb geen welbehagen meer in u, enz.". Aangaande die offers die op alle plaats door ons heidenen aan Hem worden opgedragen, d.w.z. het brood der eucharistie, heeft Hij toen reeds en voorspelling gedaan, door dit eraan toe te voegen, dat zijn naam door ons verheerlijkt wordt, door u echter onteerd".

• H. Augustinus in "Tractatus adversus Judaeos", 9, 13: "Vanaf de opgang der zon tot aan haar ondergang, enz.". Wat antwoordt gij hierop? Opent uw ogen toch eindelijk eens en ziet, dat vanaf de opgang der zon tot aan haar ondergang, niet op één plaats, zoals door u (joden) was vastgesteld, maar op alle plaats het offer der christenen wordt opgedragen."

Bron: http://www.stpiusx.be/protestantse-opwerpingen-tegen-de-katholieke-kerk (met toestemming overgenomen)

Geen opmerkingen: