Deze week schreef de rooms-katholieke theoloog Hendro Munsterman in het Nederlands Dagblad over vermeende vertaalfouten in de bekende ‘Maria-bijbelteksten’. De verschillen tussen protestants en katholiek zijn door oecumenische inspanningen weliswaar veel kleiner geworden, zo stelt Munsterman, maar dit soort vertaalfouten zijn nog een onnodig obstakel voor verdere oecumene. Een kritische bespreking.
Munsterman stelt dat de vertaalfouten gelovigen op het verkeerde been zetten. Het eerste voorbeeld dat hij bespreekt, is het feit dat Maria in de katholieke traditie ‘vol van genade’ genoemd wordt; hiermee de volgens hem onnauwkeurige Latijnse vertaling (gratia plena) volgend van het Griekse woord kecharitomene in Lucas 1:28. Hij meent zelfs dat Maria ten onrechte zo genoemd wordt, terwijl dit voor Christus wel terecht is (zie Joh. 1: 14). Het is waar dat het Grieks in dat opzicht niet precies gevolgd wordt in de Katholieke Bijbelvertalingen, maar dat eerder uitgegaan wordt van de Latijnse Bijbel, de zogenaamde Vulgaat. Maar als katholiek theoloog erkent hij toch ook, dat het concilie van Trente (1545-1563) de Vulgaat als enige gezaghebbende brontekst erkend heeft. Waarom dan dit kerkelijk gezag ontkennen en meer geloven in eigen inzichten en ideeën?
Nu zullen protestanten bezwaar maken tegen dit gebruik van de Vulgaat, omdat zij immers het concilie van Trente niet erkennen. Maar hoe is de Griekse Bijbel, die zijzelf als brontekst gebruiken, tot stand gekomen? Er waren in de eerste vierhonderd jaar van de Nieuwtestamentische kerkgeschiedenis allerlei boeken en brieven in omloop, waarvan niet bij voorbaat duidelijk was welke status ze hadden: H. Schrift of apocrief? Over sommige boeken was men het wel eens, maar voor een heel aantal boeken kwam die duidelijkheid pas bij het concilie van Rome in (382). Daar werd tijdens een concilie door de Kerk, onder leiding van de bisschop van Rome, besloten welke boeken tot de H. Schrift behoren. Waarom op gezag van dit katholieke concilie een aantal boeken als gezaghebbend erkennen als Gods Woord, terwijl je een later concilie om geheel willekeurige redenen niet erkent? Verder is het inconsequent dat het gezag erkent wordt van de oorspronkelijke Griekse Bijbel, terwijl men uit diezelfde Bijbel wel andere boeken geschrapt heeft, de deuteroncanonieke boeken. Wanneer je uitgaat van het protestantse concept solo Scriptura, dan kun je toch niet naar eigen believen boeken schrappen, zoals dat ten tijde van de Reformatie dus wel is gebeurd? En als het aan Luther had gelegen, dan waren er nog meer boeken geschrapt, namelijk: Hebreeën, Judas, Jacobus en Apocalyps (Openbaring).
Het tweede voorbeeld is de zogenaamde moederbelofte van Gen. 3: 15. In deze tekst staat: “Ik zal vijandschap wekken tussen u en de vrouw, Tussen uw kroost en haar kroost; Dit zal u de kop verpletteren, Maar gij zult loeren naar zijn hiel.” (Canisiusvertaling). Maar in de Latijnse tekst staat er: “Zij zal jouw kop bedreigen”, daarmee verwijzend naar Maria de Moeder Gods die door de Messias de slang overwint. Munsterman maakt bezwaar tegen de Vulgaatvertaling, omdat het niet een getrouwe vertaling is van de Griekse brontekst. Hiervoor gaat hetzelfde op als voor de eerder genoemde tekst: er is geen enkele reden om te twijfelen aan wat de Kerk ons leert, namelijk dat de Vulgaatvertaling heilig en canoniek is.
Maar daarnaast zijn er exegetische redenen voor de katholieke uitleg van deze tekst. Het is immer niet reëel om de hele tekst op te hangen aan dat ene het woordje “zij”of “dit”. Het begin van de tekst maakt immers al duidelijk wat bedoeld is. Er zal strijd komen tussen de slang, de duivel en de vrouw en dat is een zeer opmerkelijke stellingname. En dan wordt het nog opmerkelijker. Er wordt namelijk gesproken over strijd tussen jouw (de ‘duivels’) kroost en het hare (de ‘vrouw’). Er wordt dus gesproken over het kroost van de vrouw, terwijl toch heel het Oude Testament spreekt over het kroost, het zaad van de man. Des te meer komt nu het accent te liggen op de strijd tussen de vrouw met de duivel. In Apocalyps 12 lezen we over de vervulling, wanneer de duivel zich keert tegen de vrouw die het Kind baarde, tegen de H. Maagd Maria en tegen haar zaad (vers 17). De duivel heeft haar niet overwonnen; zelfs de aarde kwam de vrouw te hulp (vers 16). In deze context is de katholieke uitleg van Genesis 3: 15 niet alleen plausibel, maar de meest gepaste uitleg van dit rijke Bijbelgedeelte.
Daarna spreekt Munsterman nog over Mariahemelvaart. Terecht wijst hij op het verschil tussen Christus die ten hemel voer en Maria die ten hemel opgenomen is. Het is opmerkelijk, dat protestanten zo’n moeite hebben met de Tenhemelopneming van Maria. Er zijn immers heel wat meer personen met hun lichaam in de hemel opgenomen. Denk maar aan bijvoorbeeld Henoch en Elia. Waarom zou God het dan niet doen voor zijn eigen Moeder? Maar ook dit dogma staat en valt met het al dan niet erkennen van het Leergezag van de Kerk, dat een zuil en grondslag der waarheid is (1 Tim. 3: 15).
De ware oecumene is niet buiten Rome te vinden. Protestanten praten al vele jaren met elkaar en de scheuringen worden alleen maar talrijker. Er zijn nu al meer dan 30.000 denominaties! Het is vruchtbaarder voor de oecumene om eerlijk en helder na te spreken wat het Leergezag ons leert en hoe de H. Schrift uitgelegd moet worden. Zij moeten niet eigenmachtig uitgelegd worden, maar in het licht van de Traditie. Het ontkennen van dit Leergezag leidt tot duizenden dominees die ieder hun eigen uitleg geven aan een Bijbeltekst.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten