woensdag 15 mei 2013

Reactie op: Moeilijk om positief te zijn over pausdom


In het Reformatorisch Dagblad schrijft Hans ten Klooster, de directeur van de stichting In de Rechte Straat,  een artikel naar aanleiding van de nieuwe paus die gekozen is. In de Rechte Straat (IRS) is een interkerkelijke stichting die zich ten doel stelt rooms-katholieke medemensen bekend te maken met het oorspronkelijke Evangelie van Jezus Christus. Hier een reactie van een Katholiek op dit artikel.

Ten Klooster concludeert dat Rome ten diepste niets verandert is, dat is voor een rechtgeaard Katholiek een prachtig compliment, immers wat is er beter dan vasthouden aan de waarheid. Maar goed, vanuit het protestantse standpunt bezien is het een vasthouden aan de verkeerde en valse leer. Met de stelling dat Rome niet verandert is komen we dus niet veel verder, tenzij duidelijk wordt of de leer van Rome de ene en ware leer is of niet.

Als belangrijk knelpunt noemt hij het primaat en de onfeilbaarheid van de paus. Veel protestanten hebben dan wel waardering voor de vorige paus, maar ook die paus is dan toch maar verantwoordelijk voor de waarde die ook in 2013 wordt toegekend aan de traditie, de Maria­verering en het pausdom zelf.

De Katholieke Kerk noemt de paus de ware plaatsbekleder van Christus, het hoofd der gehele kerk, en vader en leraar van alle christenen. Nu is het de vraag of het een mens toekomt om deze namen te gebruiken, en of deze namen geen afbreuk doen aan de eer die alleen aan Christus toekomt. In antwoord hierop wil ik er allereerst op wijzen dat protestantse dominees zich ook dergelijke dingen toe-eigenen. Zo laten ze zich dominee noemen, het woord dominee is een verbastering van de vocatief domine van het Latijnse dominus dat heer betekent. Maar Jezus heeft ons toch gezegd: “De discipel is niet boven den meester, noch de dienstknecht boven zijn heer.” Hoe durft een dominee zich dan heer noemen? De naam die toekomt aan zijn Meester, de Here Jezus. En een dominee wordt ook herder en leraar genoemd. Maar er is toch maar één Goede Herder, mag een dominee zich dan aanmatigen om zich herder te laten noemen? De vergissing die protestanten maken is dat het gebruik van de term vader, hoofd der kerk, etc. voor de paus geen afbreuk doet aan de eer die God toekomt. Wij worden zonen van God genoemd, toch doet dat geen afbreuk aan Christus eer, die immer de Zoon van God is. Wij zijn slechts aangenomen kinderen van God, die uit genade leven, Christus is eeuwige de Eniggeboren Zoon van God. Zo is de paus ook slechts plaatsbekleder onder Christus, zijn gezant, en dienstknecht. Zoiets als Jozef die onderkoning was in Egypte, maar die tegelijk wist dat de Farao boven hem stond.
Een tekst waar veel naar verwezen wordt in dit kader is Matt. 23 “En gij zult niemand uw vader noemen op de aarde; want Eén is uw Vader, namelijk Die in de hemelen is.” Verbiedt Jezus hier dus om iemand op aarde‘vader’ te noemen, bijvoorbeeld de paus? In 1 Cor. 4: 14-15 noemt St. Paulus zich vader van de christenen: "Ik schrijf deze dingen niet om u te beschamen, maar als mijne lieve kinderen vermaan ik u. Want al hadt gij tienduizend leermeesters in Christus, zo hebt gij toch niet vele vaders; want in Christus Jezus heb ik u door het Evangelie geteeld." Men moet deze woorden van Christus in hun verband zien, waar Hij zegt: "Maar de meeste van u zal uw dienaar zijn. En wie zichzelven verhogen zal, zal vernederd worden; en wie zichzelven zal vernederen, die zal verhoogd worden." Het is dus een aansporing tot nederigheid. Het is heel gebruikelijk in de H. Schrift om deze term ‘vader’ in geestelijke zin te gebruiken voor iemand die geestelijk gezien vader is van iemand anders, zie bijv.: Job 29: 16; Jes.22: 20-21; 2 Kon 2: 12; 2 Kon 6: 21; Hand. 7: 2; 1 Kor. 4: 17; 1 Tim. 1: 2; 2 Tim. 1: 2; 1 Tim. 1: 18; Fil. 2: 22. In sommige van deze teksten noemt St. Paulus een van zijn volgelingen ‘zoon’, maar dat impliceert dus dat hij zelf vader is. Al met al denk ik dat het terecht is te concluderen dat bovengenoemd protestantse bezwaar niet opgaat.

Een ander bezwaar is dat het de paus geoorloofd is om te oordelen over de inhoud en betekenis van de H. Schrift. Het klopt dat dit aan de paus toekomt, maar een dominee doet toch niet anders in een preek. En elke protestantse christen oordeelt ook over wat de Schrift volgens hem leert en handelt hiernaar, je kunt toch ook niet anders?
Maar de paus gaat natuurlijk nog verder en sommige van zijn uitspraken worden aangemerkt als onfeilbaar, het gebeurd overigens hoogst zelden dat een paus onfeilbaar spreekt. Deze onfeilbaarheid is gebaseerd op Christus mandaat. Christus instrueert de Kerk om alles te leren wat Hij geboden had (Matt. 28: 19-20) en beloofde de bescherming van de Heilige Geest die zal “u in al de waarheid leiden” (Joh. 16: 13). Dat mandaat en die belofte garanderen dat de Kerk nooit zal falen in het verkondigen van Zijn leer (Matt. 16: 18, 1 Tim. 3: 15), zelfs wanneer dit wel het geval is bij een individuele Katholiek. Niet voor niets zegt de Bijbel dat de Kerk een pijler en fundament van de waarheid is (1 Tim. 3: 15), opvallend dat hier staat dat de Kerk pijler en fundament is van de waarheid, volgens veel protestanten is de Bijbel de pijler en het fundament van de waarheid.

Toen de christenen een duidelijker zicht kregen op het leergezag van de Kerk en op het primaat van de paus, ontwikkelden ze een duidelijker begrip van de onfeilbaarheid van de paus. De ontwikkeling van het gelovig begrijpen heeft haar wortels duidelijk in het vroege begin van de Kerk. Cyprianus van Carthago stelde bijvoorbeeld, in ongeveer 256 na Christus, de volgende vraag: “Durven de ketters te naderen tot de stoel van Petrus, waar vandaan het apostolische geloof is ontstaan, en waar vandaan geen fouten komen?“ (Brieven 59 [55], 14). In de vijfde eeuw vatte Augustinus de vroegchristelijke houding kort samen toe hij zei: “Rome heeft gesproken, de zaak is beslist” (Preken 131, 10). Ook de protestanten erkennen trouwens een bepaalde onfeilbaarheid van de paus, namelijk van de eerste paus Petrus. Die was onfeilbaar toen hij zijn brieven schreef, de eerste tot en met derde brief van Petrus. Zo ondenkbaar is het dus niet dat een mens onfeilbaar is, door de leiding van de Heilige Geest uiteraard, niet door zijn eigen verdienste.

In zijn conclusie stelt Ten Klooster dat niet ‘de stoel van Petrus’ het fundament van de kerk is, maar Christus. Het klopt dat de H. Schrift Christus het fundament noemt van de Kerk  (o.a. 1 Kor. 3: 11). Toch worden de Apostelen in Ef. 2: 20 ook het fundament van de Kerk genoemd. En Petrus wordt door Jezus de rost genoemd waarop Hij zijn Kerk bouwt (Matt. 16: 18). Een sterk en overtuigend Bijbels bewijs dat de Katholieke leer ten volle Bijbels is. Het is dus niet moeilijk om positief te zijn over het pausdom, omdat ook Jezus Christus zelf hierover positief is en het zelf heeft ingesteld.