woensdag 17 augustus 2016

§2. Hoe kunnen wij weten, wat Christus geopenbaard of geleerd heeft?

Als Christus wil, dat alle mensen die leer geloven en belijden, die Hij zelf heeft verkondigd om ons de weg naar de hemel te wijzen, dan is het ook noodzakelijk dat Hij het middel heeft achtergelaten, dat alle mensen in staat stelt zijn heilige leer met absolute zekerheid te kennen.

En wat is dat middel? De Bijbel denkt u misschien? Nee, lezer, toch niet. De Bijbel, wel is waar, is het Boek der boeken; maar wat voor nut heeft een boek voor iemand, die niet kan lezen? En nu zijn er duizenden en miljoenen mensen, die niet kunnen lezen, en dus met een boek, zelfs met dat heilige Boek alleen, niets kunnen beginnen.

En wat degenen betreft, die wèl kunnen lezen, ook voor hen is de Bijbel niet genoeg, om daaruit de leer van Christus met zekerheid te putten. Waarom niet? Om vele redenen, waar wij later uitvoeriger op terugkomen. Hier wil ik er maar een paar aanstippen.

De eerste is, dat van hen, die kunnen lezen, verreweg de meesten absoluut geen geleerden zijn. Maar als ze dàt niet zijn, hoe zullen ze dan met zekerheid kunnen beoordelen, of de Bijbel, die hun wordt voorgehouden, een ware, een onvervalste Bijbel is, waarop ze veilig kunnen vertrouwen?

Maar, behalve dit: De Bijbel is, zoals u zeker weet, op veel plekken minder duidelijk, en de plekken die duidelijk, ja overduidelijkst zijn, kan iedereen zo opvatten, of beter gezegd, zo verdraaien naar zijn eigen zin en eigen belang, dat ook hiervan geldt: “zoveel hoofden, zoveel zinnen.” De geschiedenis heeft het in overvloed geleerd. Welke woorden bijv. zijn eenvoudiger en duidelijker, dan die Christus uitsprak tijdens het laatste avondmaal, toen Hij het brood nam, het zegende, brak, en onder zijn leerlingen uitreikte, en zei: “Neemt en eet, dit is mijn lichaam.” En toch! Luther leerde, dat men in het  avondmaal werkelijk het lichaam en bloed van Christus ontvangt; die leer vond hij duidelijk uitgedrukt in de woorden van de Bijbel. Maar Calvijn haalde uit dezelfde woorden juist het tegenovergestelde, dat men namelijk in het avondmaal het lichaam en bloed van Christus niet werkelijk ontvangt. Deze twee leren kunnen onmogelijk allebei de ware leer van Christus zijn, en het is dus zeker, dat òf Luther, òf Calvijn uit de woorden van de Bijbel niet de ware leer van Christus haalde. Maar als nu een Luther of een Calvijn aan die duidelijke woorden van de H. Schrift een uitleg gaf, die ongetwijfeld met de leer van Christus in strijd is; als er bovendien duizenden, ja miljoenen mensen zijn, die de Bijbel niet eens kunnen lezen, dan kan men toch echt niet beweren, dat de Bijbel voor alle mensen het enige en voldoende middel is, om de leer van Christus zonder twijfel te kennen.

Christus heeft ons daarom een ander middel gegeven, dat onder het bereik van alle mensen valt, dat geschikt is voor ongeleerden en geleerden; en dat middel is het Leergezag van zijn Kerk, of anders gezegd, de leer, die de Kerk, door Christus gesticht, op Christus' gezag, verkondigt; zodat men, om het antwoord te vinden op de vraag: wat heeft Christus geleerd? Wat is de ware leer van Christus? Alleen hoeft te vragen: wat leert de Kerk van Christus? Want: “die Haar hoort, hoort Hem.” (Luc. 10, 16)

Met die Kerk bedoelen we natuurlijk geen stenen of houten gebouw, maar de vereniging van de ware leerlingen of volgelingen van Christus, aan welke vereniging Christus zelf de naam Kerk gaf, toen hij tot Petrus zei: “Gij zijt Petrus (d.i. steenrots) en op deze steenrots zal ik mijn Kerk bouwen.” (Math. 16, 18)

Christus heeft de oversten van die Kerk, namelijk aan de Apostelen, waarvan Hij het hoofd was, voordat Hij deze wereld verliet, deze last opgelegd: “Gaat en onderwijst alle volken en leert hen onderhouden alles wat Ik u bevolen heb.” (Math. 28, 19-20)

De Kerk dus, door Christus gesticht, of beter, de overheden van die Kerk, de Apostelen en hun wettige opvolgers, zij moeten, op bevel van Christus, de leer, door Christus verkondigd, aan alle generaties  verkondigen. En van hen kunnen wij dus weten, welke waarheden Christus heeft geopenbaard.

Ten slotte een kleine opmerking: Ik heb wel eens andersdenkenden ontmoet, die bezwaar maken tegen het woord “Kerk”. Van “Kerk” door Christus gesticht, wilden zij niets weten; wèl van een “Gemeente” door Christus gesticht.

Nu, lezer, als wij elkaar maar begrijpen. Christus zelf sprak geen Nederlands, en heeft dus noch het woord “Kerk”, noch het woord “Gemeente” gebruikt. In het Latijn en het oorspronkelijk Grieks Nieuw-Testament lezen we “Ecclesia”. Dat woord hebben onze katholieke voorvaders altijd vertaald met “Kerk”. Hetzelfde deden en doen nog alle katholieken in Duitsland, Engeland, Frankrijk, Italië, en als ik mij niet vergis in heel Europa, in zoverre zij allen daarvoor hetzelfde woord gebruiken, waarmee zij in hun taal gewend zijn een kerkgebouw aan te duiden.

Spreekt u liever van “Gemeente”, wilt u zelfs de kerkgebouwen daarom “Gemeentehuizen” noemen, ga uw gang; maar wat voor nut dat heeft, begrijp ik niet. In ieder geval zult u er wel geen moeite mee hebben, dat ik mij houd aan die naam, die de oudste brieven gebruikten en die het minst gevaar oplevert, het Kerkbestuur met het Gemeentebestuur te verwarren.

Uit het boek: 'Waar is de Kerk van Christus' van pastoor M. van der Hagen

Geen opmerkingen: