dinsdag 16 augustus 2016

Kennismaking

Lezer, wie u bent weet ik niet, ook niet met welke bedoeling u dit boekje openslaat. Maar omdat u mij de eer aandoet om kennis te willen maken met dit werkje, zal ik u van mijn kant zeggen wie en wat ik ben, en welk doel mij bij het schrijven daarvan voor ogen heeft gestaan.

Mijn naam en beroep vindt u op het titelblad. Ik ben katholiek, en wel priester, behorend tot een door de Katholieke Kerk goedgekeurde religieuze orde, maar daarom hoeft u, ook wanneer u niet katholiek bent, zich niet te laten terugschrikken. Geloof me, de katholieke priester is zo boosaardig niet, als hij soms door onwetendheid of kwade trouw wordt afgeschilderd. En wat mijn persoon betreft, ik heb een gezworen afkeer van alles wat naar hatelijkheid neigt. Ik gun anderen het genoegen door scherpe en bittere woorden hun tegenstanders te kwetsen en te beledigen. Het nut van zulke praktijken heb ik nooit begrepen, vruchten heb ik er nooit van gezien.

Waarom nu en voor wie schreef ik dit werkje? Niet voor volslagen ongelovigen of geheel onverschilligen op het gebied van godsdienst, maar voor hen die mijn standpunt delen dat Christus de mens geworden zoon van God is, en de goddelijke Verlosser en Leermeester van de mensenEn die daarom naar Hem willen luisteren en Hem volgen. Dus behalve voor mijn geloofsgenoten ook voor alle gelovige Protestanten.

De eerste, Katholieken, wil ik in staat stellen, om niet alleen op een makkelijke en duidelijke manier rekenschap te geven van hun geloof, maar ook om helder en goed de tegenwerpingen op te lossen, die hun door andersdenkenden meestal voorgehouden worden. En wat de laatsten betreft, ik spreek uit ervaring, er zijn er zoveel onder hen die  openhartig genoeg zijn om ronduit te bekennen, dat zij te midden van de ontelbare godsdienstige en ongodsdienstige sekten, waarin het Protestantisme is verdeeld, echt niet meer weten, waaraan zich te houden. Zij zouden zo graag de waarheid bezitten.

Zeker, dat verlangen is heel natuurlijk. Naar niets, zegt de grote Augustinus, dorst de mens vuriger dan naar de waarheid. Pijnlijk, erg pijnlijk moet het dus zijn, steeds in onzekerheid te leven en de edelste en machtigste begeerte van het mensenhart onbevredigd te zien. Nu dan, ik wil hen zo goed mogelijk de helpende hand bieden, om zich uit die zo pijnlijke, maar ook zo noodlottige onzekerheid te redden.

Waar is de waarheid, de volle waarheid, die Christus op aarde kwam brengen? In welke genootschap die zich Christelijk noemt is zij te vinden?

Denk niet, lezer, dat wij om die waarheid te ontdekken, bij elke kerkgenootschap aan de deur hoeven te kloppen, om verantwoording te vragen van zijn leer. Christus, die de mens kent en liefheeft, schonk hem daarvoor een veel eenvoudiger middel. Hij heeft zijn godsdienst, zijn Kerk, met enkele tekenen uitgerust, waaraan elk mens van goede wil haar eenvoudig van alle dwaling kan onderscheiden. Die tekenen van de waarheid wil ik u laten zien; ik wil u laten zien waar zij te vinden zijn en u doen besluiten, dat alleen de katholieke godsdienst de ware Kerk van Christus is, omdat zij en zij alleen de tekenen van de ware Kerk van Christus bezit en laat zien. Tenslotte zal ik u aantonen, dat de gebruikelijke bezwaren, die door de protestanten tegen de Katholieke Kerk worden aangevoerd, inderdaad slechts vooroordelen zijn, meestal gebaseerd op een verkeerde voorstelling of uitlegging, die men van jongs af van een katholieke leerstuk of gebruik gehoord heeft.

Zal het mij lukken? Ik weet het niet, maar toch, met Gods hulp, ben ik er van overtuigd dat het zeker iets goeds zal opleveren. Bij mijn dagelijkse omgang met Protestanten heb ik onder hen zo vaak karakters ontmoet, die mij veel te rechtschapen lijken om niet rondweg en ridderlijk de waarheid te erkennen, als hen dit maar op een duidelijke en overtuigende manier voor ogen werd gehouden; hier hoop ik voor te zullen zorgen. Dat ik een mooie stijl heb, kunt u niet zeggen. Het enige doel, wat ik voor ogen houd, is de waarheid zo duidelijk mogelijk uiteen te zetten, in de eenvoudigste woorden die ik kan vinden.

Ik gaf eerst aan mij werkje de titel: “een bezadigd woord”, en hoewel ik om kort te gaan de titel vereenvoudigde, beloof ik u lezer, een bezadigd woord zal het zijn. Ik houd niet van overdrijven, ook niet van hartstochtelijk redeneren, en zoals ik al gezegd heb, nog minder van verwijten en beledigende uitspraken.

Maar lezer, omdat ik nu omwille van u alles wil vermijden wat u ook maar iets zou kunnen tegenhouden, dan mag ik toch zeker ook van uw kant wel iets vragen. Ik durf er van uit te gaan, dat u, als Protestant, dit boekje niet zult lezen, zonder het oprecht verlangen onpartijdig de waarheid te onderzoeken; maar mag ik u er dan aan herinneren, dat het ware geloof een gave van God is, die nog ik u nog u uzelf kunt geven? Wat ik u daarom allervriendelijkst, maar ook aller dringendst wil vragen is dit: dat u bij het onderzoeken een kinderlijk en nederig gebed niet achterwege zult laten. En mag ik zo vrijmoedig zijn, u voor te stellen, om tenminste zolang u dit boekje aan het lezen bent bij uw morgen- en avondgebed een “Onze Vader” te voegen. Met welk doel? Om van God te vragen dat u katholiek wordt? Nee, dat zeker niet. Want zolang de waarheid u niet genoeg gebleken is, zou deze vraag niet alleen dwaas, maar zelfs in strijd zijn met uw geweten.

Nee, wat u in deze belangrijke zaak op de eerste plaats nodig heeft, en dus door een kinderlijk gebed van God hoort te vragen is, dat God u met zijn genade verlicht, zodat u duidelijk mag inzien, welke Kerk, de Kerk is, die door Christus werd gesticht, en aan welke Kerk Hij zijn voortdurende bijstand heeft beloofd; en dat diezelfde genade u ook de nodige moed schenkt, om, wanneer u met Gods hulp zijn ware Kerk hebt leren kennen, u ook met kinderlijke gehoorzaamheid aan haar leer en voorschriften te onderwerpen.

Wat denkt u, lezer, is deze raad niet goed, dit verzoek niet redelijk? Want als het ware geloof een genade is, en als geloven tot zaligheid iets is van ons verstand en onze wil, wat is er dan redelijker dan dat wij God bidden, met zijn genaden ons verstand te verlichten en onze wil te versterken? Als daarenboven het geloof een gave is, die God, vergeet dit niet, altijd geeft aan wie er Hem oprecht om vraagt; als men zonder die gave van het geloof, volgens het woord van de Apostel, “onmogelijk aan God kan behagen” (Hebr. 11,6) en van die gave dus onze zaligheid afhangt, hoe aangenaam zou dan zo'n verzoek aan God zijn en voor uzelf zeer nuttig, ja zelf noodzakelijk.

Vandaar dan ook, dat ik dit gebed meer op prijs stel dan alle redenering, en het veel beter zou zijn, dat u bidt zonder dit boekje te lezen, dan dat u het zult lezen zonder te bidden.

Maar wilt u beide doen, des te beter; want dan is er niets meer wat ontbreekt aan uw ijver om de waarheid te kennen en uw zielig zalig te maken. Want dan doet u van uw kant wat u kunt, en vraagt u  van God wat u niet kunt, en zo hoort het te zijn, dat is alles wat God van ons kan verlangen.

Uit het boek: 'Waar is de Kerk van Christus' van pastoor M. van der Hagen

Geen opmerkingen: