Catholic Answers, San Diego: 2004, http://www.catholic.com/library/Christ_in_the_Eucharist.asp
Protestante aanvallen op de Katholieke Kerk focussen vaak op het punt van de Eucharistie. Dit toont aan dat de opponenten van de Kerk – voornamelijk evangelischen en fundamentalisten – erkennen dat dit één van de Katholieke kerndoctrines is. Maar wat belangrijker is, het toont aan dat de fundamentalisten niet altijd volgens de principes van het biblicisme redeneren. Dit is te zien in hun interpretatie van het belangrijkste Bijbelgedeelte over dit onderwerp, hoofdstuk 6 van het Johannes Evangelie, waarin Christus spreekt over het sacrament dat Hij zal instellen bij het Laatste Avondmaal. Dit artikel onderzoekt het laatste gedeelte van dit hoofdstuk.
Johannes 6 vers 30 begint met een gebeurtenis die plaatsvond in de synagoge van Kapernaum. De Joden vroegen Jezus wat voor teken Hij zou kunnen doen, zodat ze in Hem zouden gaan geloven. Als uitdaging noemden ze erbij “Onze vaders hebben het Manna gegeten in de woestijn” (vers 31). Zou Jezus dat kunnen overtreffen? Hij had hen verteld dat het ware brood van de hemel van de Vader afkomstig is. “Geef ons altijd dit Brood”, zeiden ze daarop. Waarop Jezus reageerde met de woorden: “Ik ben het Brood des levens; die tot Mij komt, zal geenszins hongeren, en die in Mij gelooft, zal nimmermeer dorsten”. Tot op dit punt meenden de Joden nog dat ze Jezus woorden figuurlijk, metaforisch, moesten opvatten.
Keer op keer
Jezus herhaalde eerst wat Hij zei, en vatte daarna als volgt samen: “Ik ben dat levende Brood, dat uit den hemel nedergedaald is; zo iemand van dit Brood eet, die zal in der eeuwigheid leven. En het Brood, dat Ik geven zal, is Mijn vlees, hetwelk Ik geven zal voor het leven der wereld” (Joh. 6: 51). De Joden beginnen daarop onderling te discussiëren, en zeggen: “Hoe kan ons deze Zijn vlees te eten geven?” (vers 52).
Zijn luisteraars raakten ‘buiten zinnen’ omdat ze Jezus woorden nu letterlijk namen – en terecht. Hij herhaalde daarop Zijn woorden, maar nu met nog grotere nadruk, en voegde er een bewering over het drinken van Zijn bloed aan toe: “Voorwaar, voorwaar zeg Ik ulieden: Tenzij dat gij het vlees des Zoons des mensen eet, en Zijn bloed drinkt, zo hebt gij geen leven in uzelven. Die Mijn vlees eet, en Mijn bloed drinkt, die heeft het eeuwige leven; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage. Want Mijn vlees is waarlijk Spijs, en Mijn bloed is waarlijk Drank. Die Mijn vlees eet, en Mijn bloed drinkt, die blijft in Mij, en Ik in hem” (Joh. 6: 53-56).
Geen correcties
Let erop dat Jezus niet afzwakt wat Hij tevoren gezegd had, en geen poging doet om de ‘misverstanden’ te corrigeren, want er waren geen ‘misverstanden’. Degenen die naar de Here Jezus luisterden begrepen Hem prima. Ze dachten er niet langer aan dat Hij metaforisch gesproken had. Wanneer ze hem verkeerd begrepen zouden hebben, waarom doet de Heere dan geen enkele poging om het misverstand op te helderen?
In een andere situatie waarin sprake was van een misverstand, legde Christus wel uit wat Hij bedoelde (vergelijk Matt. 16: 5 -12). En terwijl misverstanden hier fataal zijn, doet Jezus geen enkele poging om te corrigeren. Maar in plaats daarvan herhaalt Hij zijn eerdere woorden met nog grotere nadruk.
In Johannes 6 vers 60 lezen we: “Deze rede is hard; wie kan dezelve horen?” Het zijn Zijn discipelen die dit zeggen, mensen die gewend waren aan zijn opmerkelijke manier van spreken. Hij waarschuwde hen ook nog om niet vleselijk, maar geestelijk te denken: “De Geest is het, Die levend maakt; het vlees is niet nut. De woorden, die Ik tot u spreek, zijn geest en zijn leven” (vers 63 en 1 Kor 2: 12-14).
Maar Hij wist ook dat sommigen niet geloofden. Het is hier, op dit moment, dat Judas ook afviel, in afwijzing van de Eucharistie, kijk maar naar vers 64. “Van toen af gingen velen Zijner discipelen terug, en wandelden niet meer met Hem” (vers 66).
Dit is het enige verslag dat we hebben waarin Christus volgelingen Hem verlieten om puur dogmatische redenen. Als er nu een misverstand zou zijn geweest, wanneer ze zich vergist zouden hebben in de metafoor door die letterlijk te nemen, waarom heeft Hij ze dan niet teruggeroepen, om deze zaken op te helderen? Beide partijen, de Joden die Hem verdacht maakten, en Zijn discipelen die alles totnogtoe geaccepteerd hadden wat Jezus zei, zouden bij Hem gebleven zijn wanneer Hij gezegd zou hebben dat Hij het slechts figuurlijk bedoeld had.
Maar Hij corrigeerde ze niet. Twaalf keer heeft Hij gezegd dat Hij het brood is dat van de hemel zou komen. Vier keer heeft Hij gezegd: “Die Mijn vlees eet, en Mijn bloed drinkt”. Johannes 6 is de uitgebreide belofte van hetgeen geïnstitueerd zou worden bij het Laatste Avondmaal – en het is een belofte die niet explicieter gekund zou hebben. Tenminste zo lijkt het voor een Katholiek iemand. Maar wat zeggen de fundamentalisten?
Slechts figuurlijk bedoeld?
Ze zeggen dat Jezus in Johannes 6 niet sprak over fysiek eten en drinken, maar over geestelijk eten en drinken. Ze citeren hierbij Johannes 6 vers 35: “En Jezus zeide tot hen: Ik ben het Brood des levens; die tot Mij komt, zal geenszins hongeren, en die in Mij gelooft, zal nimmermeer dorsten”. Ze claimen dat tot Hem komen hetzelfde is als brood en in Hem geloven is hetzelfde als de drank. Dus, Zijn vlees eten en zijn bloed drinken betekent gewoon in Hem geloven.
Maar er is een probleem met deze interpretatie. Zoals Fr. John A. O’Brien uitlegt: “De zinsznede ‘Mijn vlees eten en Mijn bloed drinken’, wanneer het door de Joden figuurlijk opgevat werd, zoals ook bij de Arabieren vandaag, betekent: het toebrengen van een ernstig letsel, vooral door laster of valse beschuldigingen. Wanneer de zinsnede dus figuurlijk opgevat wordt dan zou de Here het eeuwige leven beloven aan de beklaagde vanwege het haten en vals beschuldigen van Hem, wat de hele passage natuurlijk tot grote onzin zou maken” (O’Brien. ‘Het geloof van de miljoenen’, pag. 215). Voor een voorbeeld van dit figuurlijk gebruik, zie: Micha 3: 3.Voetnoot 1.
Fundamentalistische schrijvers die een commentaar geschreven hebben op Johannes 6 hebben ook wel gesuggereerd dat Jezus metaforisch gesproken heeft, door dit gedeelte te vergelijken met bijvoorbeeld Joh. 10: 9 (“Ik ben de Deur”) en Joh. 15: 1 (“Ik ben de ware Wijnstok”). Het probleem is echter dat er geen link is met Joh. 6: 35, “Ik ben het Brood des levens”. “Ik ben de Deur” en “Ik ben de ware Wijnstok” zijn logisch metaforen omdat Jezus als een deur is – we gaan in tot de hemel door Hem – en Hij is als een wijnstok – we krijgen geestelijk sap via Hem. Maar in Joh. 6: 35 gaat Christus veel verder dan symbolisme door te zeggen, ”Want Mijn vlees is waarlijk Spijs, en Mijn bloed is waarlijk Drank” (Joh. 6: 55).
Hij vervolgt met: “Gelijkerwijs Mij de levende Vader gezonden heeft, en Ik leve door den Vader; alzo die Mij eet, dezelve zal leven door Mij” (vers 57). Het Griekse woord voor “eten” dat hier gebruikt wordt is heel plastisch en heeft de betekenis van kauwen, of knagen. Dat is niet de taal van een metafoor.
Het belangrijkste argument
Voor fundamentalistische schrijvers wordt bij de Schriftuurlijke argumentatie verwezen naar Joh. 6: 63: “De Geest is het, Die levend maakt; het vlees is niet nut. De woorden, die Ik tot u spreek, zijn geest en zijn leven” Zij zeggen dat dit betekent dat eten van echt vlees om die reden verspilling is. Maar is dit logisch?
Moeten we het dan zo opvatten dat Jezus eerst zegt dat Zijn discipelen Zijn vlees moeten eten, en dat Hij dan daarna zou zeggen dat dit nutteloos is? Wat betekenen de woorden, “het vlees is niet nut”? Eet Mijn vlees, maar u zult erachter komen dat het nutteloos is? Is dat wat Hij zegt? Dat is toch niet denkbaar.
In feite brengt Christus vlees erg veel nut! Als Zijn vlees niet van veel nut zou zijn, dan was de incarnatie van Gods Zoon zonder reden of nut, dan is Hij zonder reden gestorven, en zonder doel uit de doden opgestaan. Christus vlees geeft ons veel voordeel, veel meer dan iemand op deze wereld. Dan “is uw geloof tevergeefs, zo zijt gij nog in uw zonden. Zo zijn dan ook verloren, die in Christus ontslapen zijn” (1 Kor. 15: 17c, 18).
In Joh. 6: 63 verwijst “vlees is niet nut” naar de menselijke neiging om alleen te gebruiken wat hun natuurlijke rede en verstand hun zegt in plaats van wat God hen vertelt. Daarom zegt Jezus in Joh. 8: 15-16 tegen zijn opponenten: “Gij oordeelt naar het vlees ; Ik oordeel niemand. En indien Ik ook oordeel, Mijn oordeel is waarachtig; want Ik ben niet alleen, maar Ik en de Vader, Die Mij gezonden heeft.” Dus een natuurlijk menselijk oordeel, zonder de genade van God, is onbetrouwbaar; maar Gods oordeel is altijd waar.
En moeten de discipelen de volgende zin “De woorden, die Ik tot u spreek, zijn geest en zijn leven” opvatten als een manier om aan te geven dat het allemaal symbolisch bedoeld was? Niemand komt met zo’n interpretatie, tenzij dan wanneer hij bij voorbaat de fundamentalistische positie heeft aangenomen en op zoek is naar een rationele, om het even hoe geforceerd, om de Katholieke interpretatie maar te kunnen ontwijken. In Joh. 6: 63 refereert “vlees” niet naar Christus eigen vlees – dat is duidelijk uit de context – maar naar de menselijke neiging om op een natuurlijk, menselijk niveau te denken. “De woorden, die Ik tot u spreek, zijn geest en zijn leven” betekent niet “Wat ik zojuist tegen u zei is symbolisch.” Het woord “geest” wordt nergens in de Bijbel op die manier gebruikt. Deze zin betekent dat wat Christus zegt alleen begrepen kan worden door geloof; alleen door de kracht van de Heilige Geest en door de trekkende kracht van de Vader (vergelijk Joh. 6: 37, 44-45, 65).
Paulus bevestigt dit
Paulus schreef aan de Korintiërs: “De drinkbeker der dankzegging, dien wij dankzeggende zegenen, is die niet een gemeenschap des bloeds van Christus? Het brood, dat wij breken, is dat niet een gemeenschap des lichaams van Christus?” (1 Kor. 10: 16). Wanneer we dus de communie ontvangen, hebben we eigenlijk deel aan het lichaam en bloed van Christus, en niet aan het eten en drinken van symbolen daarvan. Paulus zei ook: “Zo dan, wie onwaardiglijk dit brood eet, of den drinkbeker des Heeren drinkt, die zal schuldig zijn aan het lichaam en bloed des Heeren….. Want die onwaardiglijk eet en drinkt, die eet en drinkt zichzelven een oordeel, niet onderscheidende het lichaam des Heeren” (1 Kor. 11: 27, 29). “Schuldig zijn aan het lichaam en bloed” van iemand betekent dat je schuldig bent aan een misdaad als doodslag of iets wat net zo ernstig is.
Wat hebben de eerste Christenen gezegd?
Anti-Katholieken claimen dat de eerste Christelijke Kerk dit hoofdstuk ook symbolisch opgevat heeft. Is dat waar? Laten we kijken wat enkele van de eerste Christenen geloofden, hierbij in het oog houdend dat we veel kunnen leren van de eerste Christenen wat de interpretatie van de Schrift betreft.
Ignatius van Antiochië, die een discipel was van de Apostel Johannes en die een brief schreef aan de gemeente van Smyrna in het jaar Anno Domini 110 na Christus, zei, hierbij verwijzend naar hen die heterodoxe meningen aanhangen, dat “zij zich onthouden van de Eucharistie en het gebed, omdat ze niet belijden dat de Eucharistie het vlees is van onze verlosser Jezus Christus, vlees dat geleden heeft voor onze zonden en wat onze Vader, in zijn goedheid opgewekt heeft”(6:2, 7: 1).
Veertig jaar later schreef Justinus de martelaar: “Niet zoals gewoon brood of gewone drank ontvangen we deze zaken, maar aangezien onze verlosser Jezus Christus het geïncarneerde Woord van God is, en beide vlees en bloed had voor onze verlossing, zo is het ook, net als ons geleerd is, dat het eten gemaakt wordt tot Eucharistie door het eucharistisch gebed van hem, en door wie ons vlees en bloed gevoed wordt, ….. dit is beide het vlees en het bloed van de geïncarneerde Jezus” (Eerste Apology 66: 1-20).
Origenes schreef in een preek in ongeveer 244 na Christus, daarbij verwijzend naar het geloof in de echte aanwezigheid van Christus. “U bent gewend om deel te nemen aan de heilige mysterie, dus u weet hoe en wanneer u het lichaam van Christus ontvangt, u oefent hierin eerbiedigheid om elk partikel zorg te geven en geen van de geheiligde gaven te laten vallen. U acht zichzelf schuldig, en dat geheel terecht, wanneer enig deel hiervan verloren gaat door onachtzaamheid”(Homilies on Exodus 13: 3).
Cyrillus van Jeruzalem, heeft in een catechetisch leerrede in het midden van de 3e eeuw gezegd: “daarom, beschouw het brood en de wijn niet enkel als wat ze zijn, want ze zijn volgens de verklaring van de Meester het lichaam en bloed van Christus. Hoewel onze zintuigen anders suggereren, laat het geloof u vast doen staan. Beoordeel de zaak niet op basis van haar smaak, maar volledig verzekerd door het geloof, niet twijfelende dat u waardig geacht bent om deel te hebben aan het lichaam en bloed van Christus” (Catechetisch Verhandelingen: Mystagogic 4.22.9).
In preek uit de vijfde eeuw lijkt het alsof Theodore van Mopsuestia spreekt over de hedendaagse evangelischen en fundamentalisten: “Toen (Christus) het brood gaf zei Hij niet: ‘die is het symbool van Mijn lichaam’, maar Hij zei: ‘dit is Mijn lichaam’. En evenzo toen Hij de beker gaf zei Hij niet: ‘Dit is het symbool van mijn bloed’, maar: ‘Dit is Mijn bloed’, want Hij wilde dat we zouden zien op de (Eucharistische elementen) na het ontvangen van de genade en na de komst van de Heilige Geest, niet overeenkomstig hun natuurlijke aard, maar ze te ontvangen als wat ze zijn, het lichaam en bloed van onze Heere” (Catechetische preken 5.1).
Unaniem bewijs
Wat er verder ook gezegd moge worden, de vroege Christelijke Kerk vatte Johannes 6 letterlijk op. Het is zelfs zo dat er geen geschrift is van de eerste eeuwen waaruit blijkt dat de Christenen twijfelden aan de constante Katholieke interpretatie van de Mis. Er is geen document waarin de letterlijke interpretatie in twijfel getrokken wordt en waarin de metaforische interpretatie aanvaard wordt.
Waarom wijzen de fundamentalisten en evangelischen de duidelijke en letterlijke interpretatie af? Voor hen zijn de Katholieke sacramenten ondenkbaar omdat ze een geestelijke realiteit impliceren – genade – die overgebracht wordt door middel van materie. Dit lijkt hen een inbreuk op het Goddelijke plan. Voor veel protestanten doet materie niet ter zake, maar ze moet overwonnen en vermeden worden.
Je zou bijna vermoeden dat ze door de Schepper zelf gevraagd zijn om te vertellen hoe Hij de verlossing bewerkt, fundamentalisten zouden Hem zeker een andere aanpak aangeraden hebben. Hoeveel zuiverder zou de geest zijn wanneer ze zich niet verontreinigd zou hebben met materie! Maar God keurt de materie goed – Hij keurt het goed omdat Hij het zelf geschapen heeft – en Hij keurt het zo zeer goed dat Hij zelfs verschijnt in de verschijningsvorm van brood en wijn, zoals Hij ook gedaan heeft in de fysieke verschijningsvorm van de geïncarneerde Christus.
Voetnoot 1.:In vers 54, heeft Jezus (of misschien de Griekse auteur) het woord voor eten veranderd van “phago” (gebruikt in bijvoorbeeld vers 53) in “trogo”. “Phago” is in het Koine Grieks een meer gebruikelijk klassiek woord voor eten. Het betekent letterlijk verslinden, consumeren, en het heeft inderdaad een figuurlijke betekenis. “Trogo” echter betekent letterlijk kauwen, vermalen, smakken, en het wordt gewoonlijk gebruikt voor eten van vlees. Het is een woord dat schreeuwt: “letterlijk!” En ik ken geen situatie waarin het figuurlijk gebruik wordt. Het feit dat Jezus in Johannes 6 sprak met min of meer letterlijke taal maakt het hoogst onwaarschijnlijk dat Hij het figuurlijk bedoeld heeft. Figuurlijk opvatten van de woorden: ‘mijn vlees eten en mijn bloed drinken’ is problematisch. De uitdrukking werd namelijk wel eens figuurlijk bedoeld en had ook een bepaalde betekenis voor de Joden – het was een gezegde net als bijvoorbeeld volgend gezegd: “want dat hoog is onder de mensen, is een gruwel voor God” (Luc. 16: 15). Zoiets als ons gezegde: ‘het regent pijpenstelen’, wanneer je zoiets zegt dan is dat figuurlijk bedoeld, maar het is ook duidelijk wat ermee bedoeld wordt. In het geval van dit voorbeeld betekent het dat het erg hard regent.
Dus wat betekende het wanneer de Joden zeiden: “eet het vlees en drink het bloed”? Als bewijs geef ik twee Bijbelteksten, één uit het Oude en één uit het Nieuwe Testament:
Micha 3: 3: “Ja, zij zijn het, die het vlees mijns volks eten en hun huid afstropen, en hun beenderen verbreken; en vaneen leggen, gelijk als in een pot, en als vlees in het midden eens ketels.”
Gal. 5: 15: “Maar indien gij elkander bijt en vereet, ziet toe, dat gij van elkander niet verteerd wordt.”
Ik verzeker u dat Micha en Paulus beiden niet verwezen naar kannibalisme. Ze bezigden de in die cultuur gebruikelijke uitdrukking waar ik al over sprak, en die betekent: “lasteren, vervolgen”.
Wanneer Jezus dus figuurlijk gesproken zou hebben in Johannes 6, dan zou Hij gezegd hebben: “vervolg Mij.” Erg, erg onwaarschijnlijk, nee belachelijk.
Er wordt ook wel gezegd dat met geest bedoeld wordt: “figuurlijk”. (Vers: 63: “De woorden, die Ik tot u spreek, zijn geest en zijn leven.”) Maar waar leert de Schrift ons dit? Het woord “geest” wordt nergens in de Bijbel op die manier gebruikt. Nergens staat: deze woorden zijn geest. Om dan daarmee aan te geven: dit is figuurlijk bedoeld, niet letterlijk. Het is een klassiek symptoom van het Protestantse denken om symbolen te scheiden van de realiteit. Geen enkele Katholiek zal ontkennen dat de Eucharistie een symbool is. Maar daaruit kan logischerwijs niet de conclusie getrokken worden dat het dus niet tegelijkertijd letterlijk is.
8 opmerkingen:
Katholieken mogen toch helemaal niet kauwen op het Eucharistisch brood? Dan kauw je op Jezus Lichaam en dat is niet netjes.
Volgens mij is kauwen niet per definitie oneerbiedig. Het belangrijkste is om in een staat van genade te zijn, en dus geen doodzonden op je geweten te hebben. Verder moet je je opgepaste wijze voorbereiden op het ontvangen van de H. Communie, en bij voorkeur geknield en op de tong Onze-Lieve-Heer ontvangen.
Ik kan mij het protestantse onbegrip wel enigszins voorstellen. Immers, Petrus geeft na het betoog van Jezus (in Joh. 6) te kennen dat hij Jezus niet verlaat (waar moet hij anders heen?) en voegt daar ter verklaring aan toe: "U spreekt immers woorden die eeuwig leven geven." - dus toch weer woorden; niet vlees en bloed.
Tevens spreekt Jezus in Joh. 7 over zichzelf als het levende water, daarmee niet doelend op een metafoor of gelijkenis, maar op de daadwerkelijke uitstorting van de heilige Geest, die zoals we in Handelingen kunnen lezen ook inderdaad met fysieke tekenen, zoals vurige tongen en windgedruis plaatsvindt.
Zo kun je de zelfgave van Jezus als het levende brood en/of het levende water (na zijn verheerlijking) dus inderdaad in één adem aan elkaar gelijk als de daadwerkelijke uitstorting van de heilige Geest aan de ware gelovigen, en zij die er in dat huis toen bij waren, waren ervan getuige dat dat inderdaad toch echt wel even iets meer was dan alleen maar "iets symbolisch".
Dank voor deze reactie. Natuurlijk zijn er ook argumenten om het symbolisch op te vatten. Maar al met al zijn die argumenten niet overtuigend naar mijn mening. Verder is het de vraag op grond waarvan we deze Bijbelteksten moeten uitleggen. Als Katholieke geloven we natuurlijk dat God die macht aan de Kerk gegeven heeft, en elke losse gelovige is niet gemachtigd om de Bijbel naar eigen believen uit te leggen. Verder hebben de christenen in de eerste eeuwen dit Bijbelgedeelte altijd letterlijk opgevat, en zij kunnen dat toch nog beter weten dan wij. Zij hebben immers met Onze-Lieve-Heer zelf geleefd en met de apostelen.
Zoals u terecht aangeeft zijn onze persoonlijke meningen over Bijbelteksten eigenlijk irrelevant omdat die nu eenmaal geen eigenmachtige uitleg toestaan, immers kunnen alleen degenen die God hiertoe heeft uitverkoren en door de heilige Geest gedreven hierover juiste uitspraken doen (1 Petrus 20-21). Juist daarom echter zal er ook in Jezus' dagen bij bepaalde lieden al de nodige onbegrip over Hem zijn geweest, omdat de Hemelse Vader zich nu eenmaal alleen aan kleinen openbaart.
NB. (1 Petrus 20-21) -> (2 Petrus 1, 20-21)
Bedankt voor de correctie.
Bij nader inzien is het onbegrip natuurlijk ook te verklaren vanuit de rede die zich beroept op de natuurwet die het eten van mensenvlees verbiedt.
Een reactie posten