maandag 20 februari 2012

De Katholieke gewoonte om te vasten is aanvaardbaar en aangenaam voor God


Matt. 9:
15 En Jezus zeide tot hen: Kunnen ook de bruiloftskinderen treuren, zolang de Bruidegom bij hen is? Maar de dagen zullen komen, wanneer de Bruidegom van hen zal weggenomen zijn, en dan zullen zij vasten.
Jezus zelf heeft voorzegt dat Zijn volgelingen zullen vasten, wanneer Hij eenmaal van hen heengegaan is (ook Mar. 2: 20, Luk. 5: 35).

Matt. 6:
16 En wanneer gij vast, toont geen droevig gezicht, gelijk de geveinsden; want zij mismaken hun aangezichten, opdat zij van de mensen mogen gezien worden, als zij vasten. Voorwaar, Ik zeg u, dat zij hun loon weg hebben. 17 Maar gij, als gij vast, zalf uw hoofd, en was uw aangezicht;
Jezus geeft ons instructies hoe we moeten vasten.

Mar. 9:
28 En als Hij in huis gegaan was, vraagden Hem Zijn discipelen alleen: Waarom hebben wij hem niet kunnen uitwerpen? 29 En Hij zeide tot hen: Dit geslacht kan nergens door uitgaan, dan door bidden en vasten.
Jezus leert hier dat de demonen niet uitgedreven kunnen worden dan alleen door bidden en vasten (ook Matt. 17: 21).



Luk. 2:
37 En zij was een weduwe van omtrent vier en tachtig jaren, dewelke niet week uit den tempel, met vasten en bidden, God dienende nacht en dag.
De weduwe Anna diende God door dag en nacht te vasten en te bidden. De Kerk heeft altijd geleerd dat we door het bij de doop verleende priesterschap, via onze vasten deel hebben aan Christus priesterschap door verzoening te doen voor tijdelijke straffen als gevolg van zonden van andere mensen.

Hand. 13:
2 En als zij den Heere dienden, en vastten, zeide de Heilige Geest: Zondert Mij af beiden Bárnabas en Saulus tot het werk, waartoe Ik hen geroepen heb. 3 Toen vastten en baden zij, en hun de handen opgelegd hebbende, lieten zij hen gaan.

1 Tim. 4:
3 Verbiedende te huwelijken, gebiedende van spijzen te onthouden, die God geschapen heeft, tot nuttiging met dankzegging, voor de gelovigen, en die de waarheid hebben bekend.
Hier verbiedt de apostel Paulus niet het vasten in het algemeen, maar het afzien van voedsel los van Christus leer. Hiermee gaat de Apostel niet in tegen Christus profetie dat zijn volgelingen na Zijn hemelvaart zullen vasten en ook niet tegen Christus richtlijnen hoe we moeten vasten.

Ez. 8:
21 Toen riep ik aldaar een vasten uit aan de rivier Ahava, opdat wij ons verootmoedigden voor het aangezicht onzes Gods, om van Hem te verzoeken een rechten weg, voor ons, en voor onze kinderkens, en voor al onze have. 22 Want ik schaamde mij van den koning een heir en ruiters te begeren, om ons te helpen van den vijand, op den weg; omdat wij tot den koning hadden gesproken, zeggende: De hand onzes Gods is ten goede over allen, die Hem zoeken, maar Zijn sterkte en Zijn toorn over allen, die Hem verlaten. 23 Alzo vastten wij; en verzochten zulks van onzen God; en Hij liet zich van ons verbidden.
Ezra roept een vasten uit om ons voor God te verootmoedigen, zodat we ons bewust blijven van onze absolute afhankelijkheid van God.

Neh. 1:
4 En het geschiedde, als ik deze woorden hoorde, zo zat ik neder, en weende, en bedreef rouw, enige dagen; en ik was vastende en biddende voor het aangezicht van den God des hemels.
Vasten is bedoeld als verzoening voor de tijdelijke straf op de zonde en om onze relatie met God te herstellen.

Ester 4:
3 En in alle en een ieder landschap en plaats, waar het woord des konings en zijn wet aankwam, was een grote rouw onder de Joden, met vasten, en geween, en misbaar; vele lagen in zakken en as.

Ps. 35:
13 Mij aangaande daarentegen, als zij krank waren, was een zak mijn kleed; ik kwelde mijn ziel met vasten, en mijn gebed keerde weder in mijn boezem.

Ps. 69:
10 Want de ijver van Uw huis heeft mij verteerd; en de smaadheden dergenen, die U smaden, zijn op mij gevallen. 11 En ik heb geweend in het vasten mijner ziel; maar het is mij geworden tot allerlei smaad.

Jer. 36:
9 Want het geschiedde in het vijfde jaar van Jójakim, den zoon van Josía, den koning van Juda, in de negende maand, dat zij een vasten voor des HEEREN aangezicht uitriepen, allen volke te Jeruzalem, mitsgaders allen volke, die uit de steden van Juda te Jeruzalem kwamen.

Dan. 9:
3 En ik stelde mijn aangezicht tot God, den Heere, om Hem te zoeken met het gebed, en smekingen, met vasten, en zak, en as.

Joel 1:
14 Heiligt een vasten, roept een verbodsdag uit, verzamelt de oudsten, en alle inwoners dezes lands, ten huize des HEEREN, uws Gods, en roept tot den HEERE.
Joel 2:
12 Nu dan ook, spreekt de HEERE, bekeert u tot Mij met uw ganse hart, en dat met vasten en met geween, en met rouwklage.

Jona 3:
5 En de lieden van Ninevé geloofden aan God; en zij riepen een vasten uit, en bekleedden zich met zakken, van hun grootste af tot hun kleinste toe.
10 En God zag hun werken, dat zij zich bekeerden van hun bozen weg; en het berouwde God over het kwaad, dat Hij gesproken had hun te zullen doen, en Hij deed het niet.

Geen opmerkingen: