zaterdag 7 augustus 2010

Maken de Roomsen genade door hun sacramenten afhankelijk van iets stoffelijks, is dat geen soort magie?

De Protestanten willen de godsdienst geheel geestelijk zien, God moet alles alleen doen. Consequent zouden zij daarom ook het Doopsel en Avondmaal moeten verwerpen, als de H. Schrift ze maar niet zo duidelijk leerde. Men vergeet echter, dat God wel geestelijk is, maar de mens niet. Deze bestaat uit ziel en lichaam. Krachtens zijn natuur komt hij tot het hogere geestelijke langs het lagere stoffelijke. Alle verstandelijke begrippen ontleent hij aan de stoffelijke buitenwereld. Wordt hierop doorgeredeneerd, dan is het goed dit weer te verduidelijken met stoffelijke voorbeelden. Dit is vooral nodig, daar de bezigheden van de meeste mensen zich bewegen in het stoffelijke, en zij derhalve een abstracte redenering niet goed kunnen volgen. Christus, als God Schepper van deze menselijke natuur, paste zich daarbij aan. Hij verduidelijkte zijn zeer geestelijke leer door parabels ontleend aan het gewone dagelijkse leven der toehoorders en door Gods zichtbare schepping. Zijn genade, waardoor Hij deelachtig maakt aan het kindschap Gods, en zijn hulp verleent om overeenkomstig dit hogere leven te leven, deelt Hij bij voorkeur mede door middel van stoffelijke middelen, de sacramenten, waardoor het stoffelijke in de mens kan waarnemen, dat hij dit geestelijke ontvangt.

Deze gedachtegang komt niet bij Protestanten op. Daardoor begrijpen zij onze sacramentsopvatting verkeerd. Het stoffelijke daarvan wordt overdreven tot iets heidens, omdat zij de geestelijke achtergrond daarvan niet zien. Het doet hen denken aan magie of toverkunst. Tovenaars zien in verschillende voorwerpen een wonderbare kracht, waarover zij naar willekeur willen beschikken en waardoor zij zelfs God willen dwingen. De genade zou volgens de Katholieken een substantie zijn, d.w.z. iets dat geheel op z'n eigen staat, dat in de sacramenten wordt ingestort, waartoe de priesters van God macht ontvangen hebben, en dat daarin onafhankelijk van God voortbestaat, zodat de priesters daarover naar willekeur, als uitdelers van genade, kunnen beschikken.

Wij verwierpen dat eerder (zie dl. 2: zoals de Roomsen de genade opvatten) en lieten daarin de ware opvatting van de Katholieken over de genade zien: Door de heiligmakende genade staan wij niet los van God, maar het goddelijk leven in ons putten wij voortdurend uit Christus. De sacramentsopvatting is daarmee in overeenstemming: Zij brengen de genade niet voort, maar zijn slechts kanalen waardoor God ze tot ons geleidt. Daarom spreekt Joh. 3:5 over wedergeboorte "Uit water èn Geest" en Tit. 3:5 over "door het bad der wedergeboorte èn vernieuwing des Heiligen Geestes". Als middel in de hand van God, is God niet afhankelijk van het sacrament en van de priester die ze bedient, maar is het ontvangen van de sacramentsgenade afhankelijk van God, die erover beschikt of men tot de sacramenten nadert en dan voldoet aan de voorwaarden, als bijv. geloof en liefde, om de genade inderdaad en met vrucht te ontvangen. En ook buiten de sacramenten om verleent Hij Zijn genade, maar wegens het doel dat Hij bij de instelling voorhad, dat nl. het stoffelijke in de mens kan waarnemen, dat hij dit geestelijke ontvangt, zijn de sacramenten de normale weg.

• H.Augustinus in "Quaestiones in Leviticum", 84: "Het zichtbare sacrament mag niet veracht worden, want de verachter daarvan kan geenszins onzichtbaar geheiligd worden."

• H. Joannes Chrysostomus in zijn homilie op Mattheus, 82, 4: "Wanneer gij zonder lichaam waart, zou Hij u die gaven onverhuld en onlichamelijk verleend hebben; maar omdat de ziel met een lichaam verbonden is, wordt u het geestelijke door het zinnelijke verleend."

Bron: http://www.stpiusx.be/protestantse-opwerpingen-tegen-de-katholieke-kerk (met toestemming overgenomen)

Geen opmerkingen: