maandag 9 augustus 2010

De woorden "Dit is mijn lichaam, dit is mijn bloed" zijn slechts beeldspraak?

De joden maakten meer gebruik van beeldspraak dan wij. Natuurlijk moest het dan duidelijk zijn, dat het niet letterlijk bedoeld werd. Men zou anders nooit meer iets letterlijk kunnen nemen. Wanneer "dit is" haast altijd "dit betekent" zou beduiden, is zijn geen zijn meer. Wanneer derhalve niet duidelijk beeldspraak blijkt, moet men het letterlijk verstaan. Dit nu kan op drie manieren blijken. Vooreerst kan iets van nature ergens een afbeelding van zijn, bijv. een foto van een persoon. Men zegt dan: Dat ben ik; dat is mijn vader. Verder door een algemeen gebruik, omdat het aan iets anders doet denken, bijv. een hart aan de liefde, een lam aan de onschuld. Dat noemt men dan een symbool. Tenslotte kan het uit iemands woorden of handelwijze blijken, dat hij iets niet letterlijk, maar als beeldspraak bedoelt. Bijv. toen Christus Zich "de weg, de waarheid en het leven" noemde, was het voor ieder duidelijk, dat Hij daarbij geen weg in Zichzelf veranderde. Hij had immers geen bepaalde weg op het oog, die Hij aanwees, maar slechts het algemene begrip weg, en voegde daaraan toe, dat men daarlangs tot God moest gaan. Evenmin toen Hij zich "de deur der schapen" noemde. Dat was ook geen bepaalde deur, die Hij vasthield, maar slechts in het algemeen gezegd.

Toen Hij echter zei: "Dit is mijn lichaam, dit is mijn bloed", nam Hij eerst een stuk brood en een beker wijn in de hand. Hij had dus bepaald brood en wijn op het oog. Van nature is dit geen beeld van iemands lichaam en bloed, evenmin is het volgens het spraakgebruik er een symbool van. Christus had het als slechts een teken van zijn lichaam en bloed kunnen aannemen. Zoals gezegd, blijkt dit echter niet uit zijn handelwijze en Hij voegde er ook niets over aan toe. Men moet het dus letterlijk verstaan.

Zo verstond het ook Paulus in 1 Cor. 11:27 waar hij, sprekende over Christus' handelwijze aan het Laatste Avondmaal, zegt: "Zo dan wie onwaardiglijk dit brood eet of de drinkbeker des Heren drinkt, die zal schuldig zijn aan het lichaam en bloed des Heren." Wanneer iemand een kruisbeeld moedwillig vernielt, kan men zeggen, dat hij daardoor Christus beledigt, die er door wordt voorgesteld, maar niet, dat hij zich aan Christus' lichaam vergrijpt. Zo kan men ook, wanneer brood en wijn alleen maar een teken van Christus' lichaam en bloed zouden zijn, wel zeggen, dat men Christus beledigt door dit onwaardig te nuttigen, maar niet, dat men zich aan zijn lichaam en bloed bezondigt, als in deze tekst. In v. 29 zegt hij: "Want die onwaardiglijk eet en drinkt, die eet en drinkt zichzelven een oordeel, niet onderscheidende het lichaam des Heren." Dit kan alleen betekenen: geen onderscheid makende tussen gewone spijs en het lichaam des Heren. Dat kon St. Paulus echter alleen zeggen, als hij overtuigd was, dat hier geen gewone spijs is, maar het lichaam des Heren.

• H. Ignatius (+ 107) in zijn brief aan de christenen van Smyrna, 7, 1: "Zij onthouden zich van Eucharistie en gebed, omdat zij niet belijden, dat de Eucharistie het Vlees is van onze Verlosser Jezus Christus, dat om onze zonden heeft geleden en dat de Vader in Zijn goedheid heeft opgewekt. Die nu spreken tegen de gave Gods, sterven in hun twistzucht. Het ware hun beter geweest te beminnen, opdat zij zouden verrijzen." ("Eucharistie" betekent letterlijk: goede gave.)

• H. Justinus (ca. 106-163) in zijn Apologia", I, 66: "Wij nuttigen dat immers niet als gewoon brood en gewone drank; maar wij zijn onderricht, dat zoals Jezus Christus, onze Zaligmaker, vlees geworden door het woord Gods, vlees en bloed bezat terwille van onze zaligheid, zo ook die spijs, waarover door het gebed, dat zijn eigen woorden bevat, dank gezegd is, waarmede ons vlees en bloed op haar beurt gevoed worden, vlees en bloed is van die vleesgeworden Jezus."

• H. Irenaeus (ca. 140-202) in "Adversus Haereses", 5, 23: "Wanneer derhalve de kelk gemengd en het brood bereid is en het woord Gods ontvangt en de eucharistie wordt van het lichaam en bloed van Christus, waardoor de zelfstandigheid van ons vlees gesterkt wordt en waaruit het bestaat, hoe ontkent men dan, dat het vlees de gave Gods kan ontvangen, die het eeuwige leven is, dat met het bloed en lichaam van Christus gevoed wordt, en een lidmaat van Hem is."

• Tertullianus (ca. 160-222) in "De carnis resurrectione", 8: "Het vlees wordt met het lichaam en bloed van Christus gevoed, opdat ook de ziel met God gevoed wordt."

• Origenes (185-254) in zijn homilie op Exodus, 13, 3: "Ik wil u vermanen door voorbeelden van uw godsdienstoefeningen. Gij, die gewoon zijt geweest bij de goddelijke geheimen aanwezig te zijn, weet, hoe, wanneer gij het lichaam des Heren ter hand hebt genomen, gij er met alle zorg en eerbied op let, dat zelfs geen klein stukje ervan verstrooid geraakt, opdat van de geconsacreerde offergave niets verloren gaat; gij acht u immers schuldig, en doet dat terecht, als iets daarvan door nalatigheid verstrooid raakt. Als gij nu om zijn lichaam te bewaren, zo'n uiterste zorg in acht neemt, en wel terecht een uiterste, hoe meent gij dan dat het tot een geringer vergrijp behoort het woord Gods te veronachtzamen dan zijn lichaam?"

• In zijn homilie op Numeri, 7, 2: "Toen was het manna op raadselachtige wijze spijs, nu echter is het vlees van het Woord Gods op zichtbare wijze spijs, zoals Hij ook zelf zegt: "Mijn vlees is ware spijs, en mijn bloed is waarlijk drank.

• "H. Cyrillus van Jerusalem in "Catecheses", 2, 6: "Beschouw het derhalve niet als louter brood en wijn van Christus, volgens de verzekering des Heren; want al geeft het zintuig u dit ook in, zal toch het geloof u zekerheid en vastheid verlenen. Beoordeelt de zaak niet naar de smaak, maar wees uit het geloof zonder enige aarzeling verzekerd, dat gij de gave van het lichaam en bloed van Christus waardig geacht zijt."

• H. Ambrosius in "De sacramentis", 4, 4, 14: "Gij zegt misschien: Mijn brood is gewoon brood. Maar dat brood is brood vóór de woorden der sacramenten; wanneer de consecratie is aangebroken, wordt het van brood het vlees van Christus. Laat ons dat dus bewijzen. Hoe kan wat brood is het lichaam van Christus zijn? Door de consecratie. Door welke woorden geschiedt echter en van wie? Van onze Heer Jezus. Want ook al het overige dat van tevoren gezegd wordt, wordt door de priester gezegd, aan God wordt lof gebracht, er wordt gebed verzocht voor het volk, voor de koningen, voor de overigen; wanneer hij zover komt, dat het eerwaardig sacrament tot stand wordt gebracht, gebruikt de priester niet meer zijn eigen woorden, maar de woorden van Christus. Het woord van Christus brengt derhalve dit sacrament tot stand."

• H. Joannes Chrysostomus in zijn homilie op 1 Cor. 24:1: "De kelk der zegening, die wij zegenen, is hij geen deelgenootschap aan het bloed van Christus?" Hij zegt dit zeer getrouw en vreeswekkend; het wil immers zeggen: wat in de kelk is, is hetzelfde als uit de zijde vloeide, en daaraan zijn wij deelachtig."

• H.Augustinus in zijn commentaar op Ps. 33, 1, 10: En hij hield zich in zijn eigen handen?" Wie begrijpt echter, broeders, hoe dit bij een mens kon gebeuren? Wie houdt zich immers in zijn eigen handen? Men kan door de handen van een ander gedragen worden, maar niemand houdt zich in zijn eigen handen. Hoe dit letterlijk van David verstaan kan worden, is niet te achterhalen; maar van Christus kunnen wij het wel achterhalen. Want Christus hield Zich in Zijn eigen handen, toen Hij, terwijl Hij Zijn eigen lichaam aanbood, zeide: "Dit is mijn lichaam." Hij hield immers dat lichaam in Zijn eigen handen."

• In de catacomben staan op de graven vaak kleine broodjes met het Christusmonogram afgebeeld. In de catacombe van Priscilla, bijv. op de grafsteen van Evelreste, van rond het jaar 100, rechts van de naam, terwijl links het anker staat afgebeeld. Duidelijk symbool van de hoop op het eeuwige leven, steunend op het nuttigen van Christus' lichaam onder de gedaante van brood, volgens zijn woord: "Die mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, die heeft het eeuwige leven, en ik zal hem opwekken ten uiterste dage" (Joh. 6:54).

• Het eucharistisch brood wordt ook afgebeeld in een mandje. In de crypte van Lucina in de catacombe van Callixtus, uit de tweede eeuw, ziet men een vis, vaak voorkomend symbool van Christus, met een korfje met broden op de rug en in dat korfje ook een flesje met wijn, duidelijke heenwijzing naar de nuttiging van Christus onder de gedaanten van brood en wijn. Een zeer veel voorkomende voorstelling in de catacomben is de wonderbare broodvermenigvuldiging. Op zich is daar geen reden toe, het moet een symbolische betekenis hebben. Deze blijkt inderdaad uit de voorstelling samen met de zgn. "fractio panis": een man achter een tafel, die het brood breekt, temidden van anderen, en op de tafel, naast wijn, brood en vissen. Aan deze maaltijd heeft dus een soort wonderbare broodvermenigvuldiging plaats: henwijzing naar Christus' tegenwoordigheid onder de gedaante van vele stukjes brood. Men vindt deze afbeelding o.a. in de zgn. Capella Graeca uit de tweede eeuw. De middelste figuur breekt het brood, vanwaar de benaming "fractio panis" (breking des broods). Dit was de oude benaming voor het eucharistisch offer, blijkens bijv. de Didache: "Op de dag des Heren, breekt op uw bijeenkomst het brood, en dankt, na belijdenis van uw zonden, opdat uw offer rein zij."

Bron: http://www.stpiusx.be/protestantse-opwerpingen-tegen-de-katholieke-kerk (met toestemming overgenomen)

Geen opmerkingen: