Vraag 85 van de Heidelbergse Catechismus drukt dit als volgt uit: "Hoe wordt het hemelrijk toegesloten en ontsloten door de Christelijke ban? Antwoord: Alzo, als volgens het bevel van Christus degenen die onder de christelijke naam onchristelijke leer of leven voeren, nadat zij, ettelijke malen broederlijk vermaand zijnde, van hun dwalingen of schandelijk leven niet willen aflaten, der gemeente, of degenen en die van de gemeente daartoe verordineerd zijn, aangebracht worden, en, zo zij aan de vermaningen zich niet storen, van henlieden door het verbieden der Sacramenten uit de Christelijke gemeente, en van God zelve uit het Rijk van Christus gesloten worden, en wederom als lidmaten van Christus en van zijn gemeente aangenomen, zo wanneer zij waarachtige betering beloven en bewijzen."
In Matth. 18:15-18 sprak Christus als volgt: "Maar indien uw broeder tegen u gezondigd heeft, ga henen en bestraf hem tussen u en hem alleen: indien hij u hoort, zo hebt gij uwen broeder gewonnen; maar indien hij u niet hoort, zo neem nog één of twee met u, opdat in de mond van twee of drie getuigen alle woord besta. En indien hij hun geen gehoor geeft, zo zeg het der gemeente, en indien hij ook der gemeente geen gehoor geeft, zo zij hij u als een heiden en de tollenaar. Voorwaar ik zeg u, al wat gij op de aarde binden zult, zal in de hemel gebonden wezen; en al wat gij op de aarde ontbinden zult, zal in de hemel ontbonden wezen.
Christus spreekt hier inderdaad over een sluiten buiten de christelijke gemeenschap, de ban, welke de Katholieke Kerk ook kent. Daarna spreekt hij echter over de bestuursmacht in de meest brede betekenis, en wel in dezelfde bewoordingen als tot Petrus. Daar staan die woorden in verband met de sleutelmacht, wat bestuursmacht is; en betekenen alzo vormen van bestuursmacht. Ook volgens het joods spraakgebruik betekenen zij dat. Dit alles wettigt de opvatting, dat het ook ten overstaan van alle apostelen bestuursmacht betekent. Maar ook op zichzelf betekent het dit. Volgens de Protestanten bindt en ontbindt God alleen, en leggen de mensen hiervan slechts verklaring af. De H. Schrift spreekt echter juist omgekeerd: Het binden en ontbinden der mensen wordt door God erkend. Men heeft dus van God de macht gekregen te besturen en recht te spreken. Na de ban ingesteld te hebben, geeft Christus aldus te kennen, dat aan de apostelen niet alleen hierin, maar in alles de volledige bestuursmacht verleend wordt. Men kan daarom in bovenstaande tekst ook beter "Kerk" vertalen dan "gemeente", aangezien onder "Kerk" vaak het bestuur der Kerk verstaan wordt. Dit berust uit de aard der zaak immers niet bij alle leden, de gemeente, maar bij enkelen.
Christus heeft, behalve bestuursmacht, aan de apostelen ook leergezag verleend. Toen Christus beide aan Petrus afzonderlijk verleende, heeft Hij daarbij Petrus op een heel speciale wijze op het oog had. Ook alleen aan Petrus gaf Hij de opdracht de anderen in het geloof te bevestigen en stelde hem alleen tot herder over de gehele Kerk aan. Christus verleende hem dus een hoger leergezag en een hogere bestuursmacht dan de andere apostelen, Hij gaf hem hierin het oppergezag.
Hier volgens enkele teksten die aantonen, dat men reeds onmiddellijk na de tijd van de apostelen de bisschoppen als hun opvolgers in het bestuur der Kerk erkende:
• H. Ignatius, + 107, in zijn brief aan de Ephesiërs, 3, 2-4, 1: "Want ook Jezus Christus, in wie wij onafscheidelijk leven, is de Wil des Vaders, zoals ook de bisschoppen, die tot aan de grenzen der aarde zijn aangesteld, in de Wil van Jezus Christus zijn. Daarom past het u, u naar de wil van de bisschop te richten, zoals ge dat ook doet. Immers uw lofwaardig, Gode waardig priestercollege is zó met de bisschop verbonden als de snaren met de citer."
• In zijn brief aan de Philadelphiërs: "Onthoudt u van de schadelijke gewassen, die Jezus Christus niet verzorgt, omdat ze geen aanplanting van de Vader zijn; niet dat ik bij u verdeeldheid vond, veeleer reiniging. Immers, al wie aan God en aan Jezus Christus toebehoren, die zijn met de bisschop."
• In zijn brief aan de Smyrneërs 8, 1-2: "Niemand doe iets, wat de kerk aangaat, buiten de bisschop. Die Eucharistieviering moet men voor geldig houden, die onder leiding van de bisschop plaats heeft of onder hem, aan wie deze het heeft opgedragen. Want waar de bisschop zich vertoont, daar moet ook het volk zijn, evenals daar waar Christus Jezus is, ook de Katholieke Kerk is."
• H. Irenaeus, ca. 140-202, in "Adversus Haereses", 4, 26, 2: "Men moet aan de priesters der Kerk gehoorzamen, die opvolgers zijn van de apostelen, zoals wij hebben aangetoond, die met de opvolging in het bisschopsambt de overeenkomstig het welbehagen des Vaders zekere gave der waarheid ontvangen hebben, de overigen echter, die buiten de oorspronkelijke opvolging staan en ergens anders bijeenkomen, moet men voor verdacht houden."
Bron: http://www.stpiusx.be/protestantse-opwerpingen-tegen-de-katholieke-kerk (met toestemming overgenomen)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten