zondag 10 maart 2013

Volgens de Schrift

Door Tim Staples, Catholic.com

“Wanneer een leer niet expliciet in de Bijbel staat, aanvaarden we die niet als doctrine!” Deze overtuiging, die bekend staat onder de naam Sola Scriptura, was een centraal element van alles wat ik als Protestant geloofde. Dit fundament voor de Protestantse leer stelt dat de H. Schrift alleen bepalend is voor het geloof en de moraal van Christenen. Toen ik twintig jaar geleden dieper in deze materie dook, om deze te verdedigen tegenover het Katholicisme, kwam ik erachter dat er geen uniforme definitie van deze leer bestaat bij Protestantse dominees en ik vond geen boek dat het mij duidelijk kon uitleggen.


Welke rol speelt de traditie? Hoe expliciet moet iets in de Bijbel staan voordat we het een doctrine mogen noemen? Zegt de Bijbel wat voor een Christen absoluut noodzakelijk is om te geloven? Hoe kunnen we de canon[1] definiëren door gebruik te maken van het Sola Scriptura? Al deze vragen verwijzen naar de meer centrale vraag: waar leert de Bijbel ons dit Sola Scriptura?


De meeste Protestanten vinden het in 2 Tim. 3: 16-17.
“Al de Schrift is van God ingegeven, en is nuttig tot lering, tot wederlegging, tot verbetering, tot onderwijzing, die in de rechtvaardigheid is; Opdat de mens Gods volmaakt zij, tot alle goed werk volmaaktelijk toegerust.”

Feit is dat deze passage (en elke andere) op geen enkele wijze verwijst naar de Bijbel als de enige regel van het geloof. Er staat dat de Bijbel geïnspireerd is en noodzakelijk – een geloofsregel – maar er staat zeker niet dat de Bijbel ALLEEN nodig is om de waarheid omtrent ons geloof en de moraal van de Kerk te leren kennen.  Mijn poging om dit fundament van het Protestantisme te verdedigen leidde mij tot de conclusie dat het Sola Scriptura onredelijk, on-Bijbels en onwerkbaar is.

Onredelijk

Het Protestantse beroep op de Bijbel als de enige bron van gezag om zo het Sola Scriptura te verdedigen is een klassiek voorbeeld van een cirkelredenering, waardoor een essentieel probleem in deze doctrine verborgen wordt:  het is strijdig met de rede zelf. Je kunt de inspiratie van de Bijbel, of welke andere tekst dan ook maar, niet bewijzen vanuit de tekst zelf. Het boek van de Mormonen, de Veda’s van de Hindoe’s, de Koran en vele andere boeken claimen allemaal dat ze geïnspireerd zijn, maar daarmee zijn ze het nog niet.

Hiermee staat de vraag naar de samenstelling van de canon in nauw verband.  Immers, wanneer de Bijbel de enige bron voor ons geloof is, dan moeten we toch eerst weten welke boeken tot de Bijbel behoren. Van vele boeken werd geloofd dat ze geïnspireerd waren, waarmee ze in de vroege Kerk dus canoniek waren. Maar hoe kunnen we het koren van het kaf scheiden? De Protestant moet het Sola Scriptura principe gebruiken om deze vraag te beantwoorden. Maar daarmee is het onmogelijk om een antwoord te vinden.

Ik kan me herinneren dat ik hierover een gesprek had met een Protestantse vriend. Hij zei: “de Heilige Geest heeft de eerste Christenen geleid en geholpen om de canon samen te stellen en om van deze lijst van boeken te verklaren dat ze het geïnspireerde woord van God zijn, zoals Jezus heeft gezegd in Joh. 16: 13.”  Ik vond dat meer een Katholiek dan een Protestants antwoord. Joh. 16: 13 vertelt ons dat de Heilige Geest de apostelen, en daarmee ook de Kerk, zal leiden in de waarheid. Maar er staat niets over het Sola Scriptura en er staat ook niets over het aantal boeken in de Bijbel of de lijst met boeken die tot de Bijbel behoren.

De Bijbel kan geen vragen over de eigen inspiratie of de canon beantwoorden. Historisch gezien gebruikte de Kerk de heilige Traditie, die zich buiten de Schrift bevindt, als criterium voor de canon. De eerste Christenen, waaronder veel onenigheid bestond, had de Kerk nodig die in een concilie bijeenkwam om een gezaghebbende uitspraak te doen in deze zaak. Dat zijn de historische feiten.

Wanneer we de argumentatie van die vriend van mij in perspectief zetten, stel u eens voor dat een Katholiek een vergelijkbare argumentatie gebruikt om te bewijzen dat Maria de Moeder van God is. “We geloven dat de Heilige Geest ons op dit punt in de waarheid  leidde, omdat de eerste Christenen deze waarheid beleden hebben.” Zou de Protestant dan antwoorden met een hartelijk ‘Amen’? Nee. Hij zou waarschijnlijk als volgt reageren: “laat me zien waar in de Bijbel staat dat Maria de Moeder van God is!” Dezelfde vraag gaat natuurlijk ook op voor de Protestant die de canon verdedigt: “Laat me zien waar de canon in de Bijbel staat!”

Is de cirkel ongebroken?

De kwestie van de inspiratie en canon van de Bijbel is de achilleshiel van de intellectuele verdediging van het Sola Scriptura. De Bijbelse pogingen om toch een antwoord te vinden zijn zo zwak dat de vraag door de Protestant meestal gewoon omgedraaid wordt. “Hoe weten jullie Katholieken dat de Bijbel geïnspireerd is?”Jullie redenatie is net evenzeer een cirkelredenering. Jullie zeggen dat de Kerk onfeilbaar is, omdat de Bijbel dit zo zegt, daarna zeggen jullie dat de Bijbel geïnspireerd is omdat de Kerk dit zo zegt.

Dit is niet alleen geen antwoord, maar het is ook een onjuiste weergave van het Katholieke standpunt. Katholieken claimen niet dat de Kerk onfeilbaar is omdat de Bijbel dit zegt. De Kerk is onfeilbaar omdat Jezus dit gezegd heeft. De Kerk is geïnstitueerd en functioneerde als onfeilbare spreekbuis van de Heer, lang voordat het Nieuwe Testament geschreven was.

Het klopt dat we weten dat de Bijbel geïnspireerd en canoniek is omdat de Kerk ons dit gezegd heeft. Dat is een historisch feit. De Katholieken verdedigen de inspiratie van de Bijbel door eerst de historische betrouwbaarheid en waarheid van Christus en zijn Kerk aan te tonen. Daarna kunnen we redelijkerwijze vertrouwen op het getuigenis van de Kerk die ons zegt dat de tekst geïnspireerd is. Dat is geen cirkelredenering. Het Nieuwe Testament is het meest accurate en verifieerbare historische document dat we kennen, maar hieruit kun je nog niet afleiden dat de tekst geïnspireerd is.

Het getuigenis van het Nieuwe Testament is bekrachtigt door honderden geschriften van vroege Christenen en niet-Christelijke schrijvers. We hebben de getuigenissen uit de eerste eeuw van Mattheus, Marcus, Lucas, Johannes en de Kerkvaders – waarvan sommigen tijdgenoot waren van de apostelen –, maar ook van betrouwbare niet-Christelijke schrijvers zoals Suetonius, Tacitus, Plinius de Jongere, Josephus en anderen, die allemaal op verschillende wijze getuigen van de waarachtigheid van  Christus. Het is op basis van historisch bewijs dat we kunnen zeggen dat het een historisch feit is dat Christus geleefd heeft, gestorven is en dat er 500 getuigen  waren van zijn opstanding (1 Cor. 15: 6). Veel van deze mannen en vrouwen hebben hun getuigenis van de opstanding van Christus moeten bekopen met de marteldood  ((Luc. 1: 1-4; Joh. 21: 18-19; 24-25; Hand. 1: 1-11).

De historische verslagen vertellen ons ook dat Jezus de Kerk heeft geïnstitueerd –geen boek – als fundament van het Christelijke geloof (Matt. 16: 15-18; 18: 15-18; Ef. 2: 20; 3: 10, 20-21; 4: 11-15; 1 Tim. 3: 15; Heb. 13: 7, 17). Christus heeft van zijn Kerk gezegd: “Wie u hoort, die hoort Mij; en wie u verwerpt, die verwerpt Mij; en wie Mij verwerpt, die verwerpt Dengene, Die Mij gezonden heeft." (Luc. 10: 16).

Vele boeken die in de Bijbel staan vertellen ons niet dat ze geïnspireerd zijn en veel andere vragen omtrent hun voorkomen in de canon beantwoord ze ook niet. Wie kan of wie kan niet de auteur zijn van de tekst? Wat de Bijbel ons wel op niet mis te verstane wijze zegt is dat Jezus een koninkrijk op aarde opgericht heeft, de Kerk, met de autoriteit en het gezag om namens Hem te spreken (Luc. 20: 29-32; Matt. 10: 40; 28: 18-20). Wanneer we de Bijbel niet zouden hebben, dan hebben we nog steeds de Kerk. Maar zonder de Kerk was er geen Nieuwe Testament geweest. Het waren leden van dit Koninkrijk, de Kerk, die het Nieuwe Testament geschreven hebben, die de teksten bewaard hebben en uiteindelijk de tekst gecanoniseerd hebben. De Bijbel kan zichzelf immers niet voortbrengen.

De essentie is dat de waarheid van de Katholieke Kerk in de geschiedenis geworteld is. Jezus Christus is een historische persoon die Zijn gezag aan de Kerk gaf om de mensen te leren, te leiden en in zijn plaats te heiligen. Zijn Kerk gaf ons het Nieuwe Testament met het gezag van Christus. Het verstand weerlegt het Sola Scriptura principe als een self fulfilling prophecy.

Onbijbels

De verdediging van het Sola Scriptura door gebruik te maken van 2 Tim. 3: 16 kent vier problemen. Allereerst wordt in dat Bijbelgedeelte helemaal niet gesproken over het Nieuwe Testament. In de verzen voorafgaand aan vers 16 staat: ““Maar blijft gij in hetgeen gij geleerd hebt, en waarvan u verzekering gedaan is, wetende, van wien gij het geleerd hebt; En dat gij van kinds af de heilige Schriften geweten hebt, die u wijs kunnen maken tot zaligheid, door het geloof, hetwelk in Christus Jezus is.” Deze passage refereert helemaal niet aan het Nieuwe Testament. Sterker nog, toen Timoteüs geboren werd was nog geen van de boeken van het Nieuwe Testament geschreven. Deze tekst gebruiken als bewijstekst voor een Boek dat nog niet geschreven was gaat geheel voorbij aan wat er eigenlijk in de tekst staat.

Ten tweede, 2 Tim. 3: 16 zegt helemaal niet dat de Bijbel de enige bron voor ons geloof is. Als Protestant maakte ik me eraan schuldig dat ik meerdere sola’s in de Bijbel meende te vinden die er helemaal niet staan. De Bijbel leert dat we uit geloof gerechtvaardigd worden, zoals we ook als Katholieken geloven, maar we geloven niet in rechtvaardiging door geloof alleen, zoals de Protestanten wel doen. Dit geloven we als Katholieken niet, o.a. omdat de Bijbel zegt dat we niet uit geloof alleen gerechtvaardigd worden (Jak. 2: 24). En in 2 Tim. 3: 16 staat ook al geen sola. En in deze passage wordt zeker niet geclaimd dat de Bijbel de enige geloofsbron is.

Jacobus 1 vers 4 is illustratief bij dit probleem:
“Doch de lijdzaamheid hebbe een volmaakt werk, opdat gij moogt volmaakt zijn en geheel oprecht, in geen ding gebrekkelijk.” Wanneer we het Protestantse exegetische uitgangspunt gebruiken dat gebruikt werd om 2 Timoteüs 3:16 uit te leggen, dan kunnen we uit deze tekst concluderen dat lijdzaamheid het enige is dat nodig is om volmaakt te zijn. Het zou betekenen dat we geen geloof, hoop, liefde, Kerk, Doop of wat verder ook maar nodig hebben.

Elke Christen zal natuurlijk toegeven dat dit absurd is. Maar Jacobus legt hier nog meer nadruk op de lijdzaamheid dan dat Paulus het belang van de H. Schrift benadrukt in 2 Timoteüs. De sleutel is om te erkennen dat er in beide teksten geen sprake is van een sola. Sola Lijdzaamheid is net zo verkeerd als Sola Scriptura.

Ten derde, de Bijbel leert dat de gesproken Traditie net zo belangrijk is als de H. Schrift. De Bijbel spreekt niet over het Sola Scriptura, maar is tegelijk verrassend duidelijk in haar leer dat de gesproken Traditie net zo goed Gods Woord is als de Bijbel dat is. In het Bijbelboek dat volgens de meeste Bijbelgeleerden als eerste geschreven is, schrijft Paulus:
“Daarom danken wij ook God zonder ophouden, dat, als gij het Woord der prediking van God van ons ontvangen hebt, gij dat aangenomen hebt, niet als der mensen woord, maar (gelijk het waarlijk is) als Gods Woord, dat ook werkt in u, die gelooft.” (1 Tess. 2: 13).
Volgens Paulus zijn de gesproken woorden van de apostelen het Woord van God. Paulus vermaand in zijn tweede brief aan de Tessalonicenzen dat ze de gesproken en geschreven Traditie als even gezaghebbend moeten beschouwen. Dat is ook te verwachten aangezien beide Gods Woord zijn: “Zo dan, broeders, staat vast en houdt de inzettingen, die u geleerd zijn, hetzij door ons woord, hetzij door onzen zendbrief.” (2 Tess. 2: 15).
Tenslotte is 2 Tim. 3: 16 specifiek gericht tot de leden van de Hiërarchie. Het is een pastorale brief die geschreven is aan een van de jonge bisschoppen die Paulus gewijd had. R.J. Foster wijst erop dat de uitdrukking “mens Gods” (vers 17) naar ambtsdragers verwijst, niet naar de gewone leek (A Catholic Commentary on Holy Scripture, Thomas Nelson and Sons, pag. 1149). Deze titel werd in het Oude Testament gebruikt voor hen die aan Gods dienst toegewijd waren (Deut. 33: 3; 1 Sam. 2: 27; 1 Kon. 12: 22). Deze tekst leert dus niet het Sola Scriptura, maar Paulus leert daarentegen dat Timoteüs het Woord van God moet bestuderen om zo Gods Woord te kunnen verkondigen als een dienaar van Christus. Deze tekst gebruiken om het Sola Scriptura voor de leek te bewijzen is – om met Paulus woorden te spreken – “te gaan boven hetgeen geschreven staat” (1 Kor. 4: 6).

Onwerkbaar

De stilte van de Heilige Schrift op het punt van het Sola Scriptura is oorverdovend. Maar wanneer het gaat om het gezag van Schrift en Traditie en het Leergezag van de Kerk is de Bijbel overduidelijk: “Maar indien uw broeder tegen u gezondigd heeft, ga heen en bestraf hem tussen u en hem alleen; indien hij u hoort, zo hebt gij uw broeder gewonnen. Maar indien hij u niet hoort, zo neem nog een of twee met u; opdat in den mond van twee of drie getuigen alle woord besta. En indien hij denzelven geen gehoor geeft; zo zeg het der gemeente; en indien hij ook der gemeente geen gehoor geeft, zo zij hij u als de heiden en de tollenaar.” (Matt. 18: 15-17).
Volgens de Bijbel is de Kerk de laatste en hoogste rechtbank voor Gods volk inzake moraal, geloof en tucht. Het is illustratief dat er sinds de Reformatie 500 jaar geleden – een Reformatie die het Sola Scriptura als principe heeft – nu al 33.000 verschillende kerkgenootschappen zijn. In Joh. 10: 16 profeteert Jezus dat er “één kudde, en één Herder” zal zijn. Het Sola Scriptura principe is niet effectief gebleken in het handhaven van de Kerkleer en het Kerkgezag.



[1] Onder canon verstaat men de verzameling van erkende Bijbelboeken die tezamen de Bijbel vormen.