donderdag 15 mei 2014

Roomse mis of Bijbels avondmaal

Kritische bespreking van “Roomse Mis of Bijbels avondmaal”[1] door T. Vanhuysse

Vanhuysse  begint ermee te zeggen dat de Rooms Katholieke leer betreffende de eucharistie ongewijzigd is sinds Trente (pag 5). Hij stelt dat ook de oecumene er niet toe geleid heeft dat Rome haar leer heeft aangepast. Dit lijkt me eerder iets wat pleit voor de Katholieke Kerk, en niet ertegen, zoals Vanhuysse wel suggereert. Maar belangrijker is nog om vast te stellen wat de Kerk geleerd heeft vanaf de allereerste eeuwen van de Christelijke Kerk tot aan Trente, maar daar kom ik later op terug in de paragraaf over de kerkgeschiedenis.

Volgens de Roomse visie heeft de (Katholieke) Kerk het geestelijke gezag heeft om de Schrift uit te leggen (pag. 6-9). De Protestanten verwerpen deze visie, Bavinck verwoordt het als volgt: “Juist wijl het woord het kenteeken der kerk is en er geene onfeilbare uitlegging van dat woord bestaat, is aan ieder mensch door Christus zelven de vrijheid gegeven, om dat woord voor zichzelf te verstaan, gelijk hij het inziet.[2]” De Protestantse visie is dus dat je zelf het hoogste gezag bent om de Schrift uit te leggen, beslissend is uiteindelijk wat de lezers zelf denkt (gelooft) dat er staat. Al die verschillende protestantse kerken zijn ook ontstaan omdat iedereen de Bijbel op zijn eigen manier leest, het Woord is wel onfeilbaar, maar de uitlegger niet. Volgens de Katholieke visie is de mens niet vrij in het interpreteren van de Schrift, het is de Kerk die het woord verkondigd en de Schrift bindend uitlegt en toepast, daarom wordt de Kerk in de Schrift ook pijler en fundament van de waarheid genoemd[3]. En daarom wordt aan de apostelen zo’n hoog gezag toegekend, zodat Jezus over hen zegt: “Wie u hoort, die hoort Mij; en wie u verwerpt, die verwerpt Mij; en wie Mij verwerpt, die verwerpt Dengene, Die Mij gezonden heeft.” (Luc. 10:  16). Al met al lijkt me de leer dat de Kerk (ambtsdragers) de Schrift bindend uitleggen heel wat houdbaarder dan de visie dat de gelovige voor zichzelf moet uitmaken wat de leer van de Schrift is. Wanneer je beweert dat de gelovige in zijn Schriftuitleg gebonden is aan de (Gereformeerde) belijdenissen ben je weer terug bij af (bij Rome), in die zin dat de Kerk weer uiteindelijke gezag heeft in de uitleg en toepassing van de Schrift.

Kerkgeschiedenis

Vahuysse beroept zich op kerkvaders die uitspraken gedaan zouden hebben tegen de Katholieke opvatting betreffende de Eucharistie. Dit als argument gebruiken is ietwat inconsequent, omdat het er voor een Protestant niet toe doet wat de kerkvaders geleerd hebben, als wij nu geloven dat de Bijbel iets leert, dan hebben al die kerkvaders die iets anders geleerd hebben er gewoon naast gezeten, dat is ongeveer de redenering. Het is immers Sola Scriptura, de Traditie is niet van waarde.
Tegelijkertijd wordt gezegd dat de Reformatie een beweging zou zijn waarbij de Kerk hervormd is tot haar eerste beginselen, tot hoe ze in haar begindagen was. Daarbij moeten we dus wel eerst vaststellen hoe die Beginkerk er dan uit gezien heeft. Historisch onderzoek is dus wel degelijk relevant, vandaar dat het mij wel zeer interesseerde wat de vroege kerkvaders leerden.

Kerkvaders die ook volgens Vanhuysse voor de Eucharistie pleiten

·      Ambrosius (339-394): “Wij verkondigen de dood des Heeren, zo dikwijls als wij de sacramenten die door het mysterie van het heilige gebed in het vlees en bloed van Christus worden veranderd!”
·      Johannes Chrysostomos (354-407): “Wanneer ge dit voor u ziet liggen, zeg dan: dit is het lichaam waarover de dood zijn macht niet behield, toen het aan het kruis genageld en gegeseld werd.  Dit is het lichaam dat bebloed was en door de lans getroffen werd. Dit lichaam gaf Hij ons vast te houden en te eten. Wat in de beker is, is dat wat uit de zijde van Christus vloeide en daaraan hebben wij deel”
·      Johannes Damascenus (749): “Het is het vergoddelijkte lichaam van de Heere zelf, echter niet omdat het lichaam dat in de hemel opgenomen is, neerdaalt, maar omdat brood en wijn zelf veranderd worden in het lichaam en bloed van God….Het is geen ander lichaam dan het lichaam dat uit de maagd Maria geboren is, het is het lichaam van de gekruisigde Christus dat nu verheerlijkt is.”

Andere kerkvaders die voor de eucharistie gepleit hebben

En dan zijn er nog oudvaders die duidelijk spraken over het brood en de wijn als vlees en bloed van Christus. Zoals:
·      Ignatius uit Antioch (110) “Zij onthouden zich van Eucharistie en gebed, omdat zij niet belijden, dat de Eucharistie het Vlees is van onze Verlosser Jezus Christus, dat om onze zonden heeft geleden en dat de Vader in Zijn goedheid heeft opgewekt. Die nu spreken tegen de gave Gods, sterven in hun twistzucht. Het ware hun beter geweest te beminnen, opdat zij zouden verrijzen."[4] (brief aan de christenen van Smyrna, 7, 1).
·      Irenaeus (140-220) “Wanneer derhalve de kelk gemengd en het brood bereid is en het woord Gods ontvangt en de eucharistie wordt van het lichaam en bloed van Christus, waardoor de zelfstandigheid van ons vlees gesterkt wordt en waaruit het bestaat, hoe ontkent men dan, dat het vlees de gave Gods kan ontvangen, die het eeuwige leven is, dat met het bloed en lichaam van Christus gevoed wordt, en een lidmaat van Hem is.” (Adversus Haereses, 5, 23).
·      Clement uit Alexandria (191) “Eet mijn vlees, zegt (Jezus), en drink mijn bloed. De Heere verzorgt ons met deze intieme voeding, Hij geeft zijn vlees en vergiet zijn bloed, en er ontbreekt niets voor de voeding van zijn kinderen.” (De onderwijzer der kinderen 1:6:43:3).
·      Andere kerkvaders die zich positief hebben uitgelaten over de ‘Katholieke’ visie op de eucharistie waren, alle citaten weergeven zou het artikel te lang maken:
·      Hippolytus (217)
·      Origen (185-254)
·      Cyprian uit Carthage (251)
·      Concilie van Nicea I (325)
·      Cyril uit Jeruzalem (350)
·      Ambrose uit Milaan (390)
·      Theodore van Mopsuestia (405)
·      Concilie van Ephesus (431)

Kerkvaders die volgens Vanhuysse tegen de Eucharistie pleiten, maar die in feite voor de eucharistie  gepleit hebben

Een aantal kerkvaders waarvan Vanhuysse beweerd dat ze tegen de Katholieke visie op de eucharistie waren, deze kerkvaders waren echter niet tegen de eucharistie, eerder spraken over het brood en wijn als teken, terwijl hierin tegelijk echt en waarlijk Christus aanwezig is.
·      Justinus de martelaar (106-163): “Christus gaf ons het brood om het tot een herinnering te maken van Zijn vleeswording voor allen, die in Hem geloven” (Apologia I). Terwijl Justinus ook gezegd heeft: “Wij nuttigen dat immers niet als gewoon brood en gewone drank; maar wij zijn onderricht, dat zoals Jezus Christus, onze Zaligmaker, vlees geworden door het woord Gods, vlees en bloed bezat terwille van onze zaligheid, zo ook die spijs, waarover door het gebed, dat zijn eigen woorden bevat, dank gezegd is, waarmede ons vlees en bloed op haar beurt gevoed worden, vlees en bloed is van die vleesgeworden Jezus” (Apologia I, 66).
·      Tertullianus (160-220): “Jezus heeft het brood zijn lichaam genoemd, opdat gij daardoor zoudt begrijpen dat hij het brood gemaakt heeft tot de beeltenis van zijn lichaam” (3e boek tegen Marcion, hoofdstuk 19). Terwijl hij ook gezegd heeft: “Het vlees wordt met het lichaam en bloed van Christus gevoed, opdat ook de ziel met God gevoed wordt. (De carnis resurrectione’, 8).
·      Eusebius (265-339): “Wij werden onderwezen, door de tekenen van zijn lichaam en bloed, de gedachtenis van dit offer volgens de voorschriften van het Nieuwe Testament aan de tafel te vieren. (eerste boek van “De uiteenzetting”, hoofdstuk 10). “Jezus Christus aan zijn discipelen de tekenen of symbolen gegeven heeft van zijn Bedeling…Bevelend de voorstelling of afbeelding van zijn lichaam te vieren (achtste boek van “De uiteenzetting”, hoofdstuk 10). Deze kerkvader noemde het brood en de wijn ‘tekenen’ of ‘beelden van’, maar ze daarmee pleit hij nog niet tegen de eucharistie, omdat katholieken de in het brood en de wijn ook tekenen zien, hoewel ze tegelijk belijden dat het niet alleen maar tekenen zijn.
·      Augustinus (354-371): “Versta geestelijk wat ik tot u heb gezegd. Want ge zult niet hetzelfde lichaam eten dat ge nu ziet, en ge zult niet hetzelfde bloed drinken dat zij die Mij zullen kruisigen laten vloeien. Het is een sacrament dat Ik u opdraag, dat u het leven zal geven, als ge het geestelijk verstaat. Want hoewel het zichtbaar gevierd moet worden, moet het toch onzichtbaar begrepen worden.” (Commentaar op Psalm 98). En: “Indien de sacramenten niet enige overeenkomst hadden met de dingen waarvan ze sacrament zijn, zouden ze in het geheel geen sacramenten zijn. Maar juist vanwege deze overeenkomst worden zij voor het grootste deel genoemd met de naam van de dingen die ze afbeelden. En daarom wordt, geheel in overeenstemming het feit dat het sacrament van het lichaam van Christus het lichaam van Christus zelf genoemd wordt en het sacrament van het bloed van Christus zelf, het sacrament van het geloof (nl. doop) het geloof zelf genoemd.” Dit zijn uitspraken die allemaal lijken te pleiten voor een Gereformeerde visie op het avondmaal. Dit heeft ermee te maken dat de opvatting van Augustinus in de tijd kort na zijn bekering sterk beïnvloed was door Plato, die neerkeek op de stoffelijke wereld (geest is goed en lichaam slecht). Gezien zijn vroegere vleselijke en wereldse leven is die affiniteit met Plato goed te begrijpen. Maar Augustinus heeft nooit de aanwezigheid van Christus in brood en wijn ter discussie gesteld. Later in zijn leven heeft Augustinus deze invloed van Plato achter zich gelaten, en ook over de eucharistie veel helderder gesproken. “En hij hield zich in zijn eigen handen? Wie begrijpt echter, broeders, hoe dit bij een mens kon gebeuren? Wie houdt zich immers in zijn eigen handen? Men kan door de handen van een ander gedragen worden, maar niemand houdt zich in zijn eigen handen. Hoe dit letterlijk van David verstaan kan worden, is niet te achterhalen; maar van Christus kunnen wij het wel achterhalen. Want Christus hield Zich in Zijn eigen handen, toen Hij, terwijl Hij Zijn eigen lichaam aanbood, zeide: ‘Dit is mijn lichaam.’ Hij hield immers dat lichaam in Zijn eigen handen.” (Commentaar op Ps. 33, 1, 10). En: “Wat u ziet is het brood en de beker; dat is wat uw ogen u vertellen. Maar wat het geloof u gebied te accepteren is dat het brood het lichaam van Christus is en de beker is het bloed van Christus. Dit is misschien kort en bondig gezegd, wat genoeg kan zijn voor het geloof; echter geloof eist geen onderricht” (Homilie 227).
·      Theodoretus van Cyrus (393-460) “De Heer heeft de zichtbare tekenen vereerd met de benaming van zijn lichaam en bloed, alhoewel hun natuur helemaal niet verandert werd. (in 1e dialoog genaamd “De Onveranderlijke”). En “Na de consecratie veranderen de mystieke tekenen helemaal niet hun eigen natuur, want zij blijven in hun eerste substantie, teken en vorm (in 2e dialoog genaamd “De Duidelijke”). Maar hij schreef ook in een dialoog, tussen leerling (Eran.) en leraar (Orth.): Eran.: En hoe noemt u deze dingen na de consecratie? Orth.: Christus’ vlees en Christus’ bloed. Eran.: En gelooft u dat u deelneemt aan het vlees en bloed van Christus? Ortho. Ja dat doe ik.
·      Paus Gelasius (495) “De substantie of natuur van brood en wijn blijven onveranderd en in het voltrekken der geheimen worden zeker de beeltenis en gelijkenis van het lichaam en bloed van Christus gevierd.” Dit is wel een voorbeeld van selectief citeren, het volledige citaat luidt: “De Schrift getuigt dat dit mysterie (de Incarnatie) begon bij het begin van de gezegende conceptie,  zeggende: ‘De opperste Wijsheid heeft Haar huis gebouwd’ (Spr. 9: 1), gegrond in de vastheid van de zevenvoudige Geest.  Deze Wijsheid geeft ons het voedsel van de geïncarneerde Christus waardoor we deel krijgen aan de goddelijke realiteit, waardoor en waarom we ook deel hebben aan de goddelijke natuur (1 Pet. 1: 4). Desondanks blijft de substantie of natuur van brood en wijn bestaan. En het is zeker dat we het beeld en de gelijkenis van het Vlees en Bloed van Christus vieren in de uitgevoerde mysteries.
·      Ephrem de Syriër (526-546) “Het lichaam van Christus dat de gelovigen ontvangen verliest helemaal niet zijn tastbare substantie.” Dit is geen duidelijk bewijs dat spreekt tegen de werkelijke aanwezigheid van Christus in Brood en Wijn. De tastbare substantie verandert volgens de Katholieke leer immers niet, het Brood blijft eruit zien als brood, smaakt als brood en voelt aan als brood. Op dat moment wordt gesproken over substantie als verschijningsvorm, zoals je kunt zeggen: “ze zon komt op”, terwijl je weet dat de aarde draait en niet de zon opkomt, maar dat doet er niets aan af dat het brood echt Christus Vlees is. Ephrem heeft verder uitspraken gedaan die duidelijk overeenstemmen met de Katholieke leer, hij trekt bijvoorbeeld een parallel tussen de baarmoeder van Maria waar de Geest in was en het Brood en de Wijn waarin de Geest is.
·      Facundus van Hermiane (550) “Wij noemen het sacrament van het lichaam en van zijn bloed in het brood en in de gewijde beker, zijn lichaam en bloed: niet dat het brood in de eigenlijke zin zijn lichaam zou zijn en de beker zijn bloed; maar omdat het in zichzelf het geheim van Zijn Lichaam en Zijn Bloed bevat.” Deze passage komt niet uit een gedeelte dat handelt over de Eucharistie, maar hij gebruikt dit slechts als een voorbeeld om iets duidelijk te maken. Wanneer dit gedeelte in zijn context gelezen wordt dan blijkt dat hij hier uitlegt dat de verbinding tussen een uitwendig teken en de inwendige realiteit zo groot is, dat je voor het ene, de titel en naam van de ander kunt en mag gebruiken. In dat kader refereert hij aan de Eucharistie, waarbij Hij niet meer zegt dan dat de eenheid tussen teken en het afgebeelde zo groot is dat ze met elkaars naam genoemd worden. Waarbij Facundus er nog steeds vanuit gaat dat de brood Christus Vlees bevat, hij zegt immers: “omdat het in zichzelf het geheim van Zijn Lichaam en Zijn Bloed bevat.”

Overige kerkvaders

·      Berengarius van Tours (1088) “Christus eist dat gij door het lichamelijk eten en drinken – dat gebeurt door uiterlijke dingen, door brood en wijn – u bewust wordt van het geestelijk eten en drinken van het vlees en bloed van Christus – dat gebeurd in de geest – terwijl ge in uw innerlijk verkwikt met de menswording en het lijden van het Woord, opdat gij het leven van uw innerlijk inricht volgens de nederigheid waardoor het Woord vlees is geworden en het geduld waardoor Hij zijn bloed vergoten heeft.” Zoals Vanhuysse ook zegt werden deze ideeën van Berengarius veroordeeld en hij heeft zijn visie moeten herroepen. In de loop der eeuwen zijn er wel vaker kerkvaders geweest die door de Kerk teruggeroepen moesten worden, Berengarius is overigens in volle harmonie met de Kerk gestorven en de Paus heeft gezegd dat hij geen ketter genoemd mocht worden.
·      Rupertus (1112) “Zoals Christus de menselijke natuur noch verandert noch vernietigd heeft, maar zich aan haar verbonden heeft; zo ook vernietigt en verandert hij in het sacrament de substantie van brood en wijn niet, maar verbindt zich aan haar in de eenheid van zijn lichaam en bloed. (Commentaar op Exodus, hoofdstuk 12).” Wat Rupertus bedoeld heeft is waarschijnlijk dat het Vlees van Christus co-existeert met het brood en Christus’ bloed met de wijn. Dit is een visie die door Thomas van Aquino veroordeeld is maar die niet omschreven is als ketters.

Katholieke Kerk was wreed

Op pagina 18 beschrijft Vanhuysse de misstanden onder Paus Innocentius III, de Paus die leiding gaf aan het concilie dat de Transsubstantiatieleer tot officiële kerkleer verhief. De Paus zou zeer wreed geweest zijn en onder zijn bewind zou de inquisitie ontstaan zijn. Dat moge zo zijn, ik kan het niet helemaal controleren. Allereerst is het goed te bedenken dat de doden die de Kerk op haar geweten heeft vanwege de inquisitie in het niet vallen bij de doden die de atheïstische regimes op hun geweten hebben. De schattingen van het aantal doden door de inquisitie bedragen enkele duizenden, de doden door Pol Pot, Stalin en Hitler bedragen samen vele tientallen miljoenen. Daarnaast is een heel aantal van de mensen terecht door de inquisitie veroordeeld, wegens moord, verkrachting etc. Tevens is het goed te bedenken dat ook de Protestanten heel wat onschuldig bloed aan de handen hebben. Zo hebben de Protestantse legers van Willem van Oranje huis gehouden in Roermond en 13 monniken op gruwelijke wijze vermoord, al moet van Willem van Oranje gezegd worden dat hij de Katholieken vaak in bescherming genomen heeft en deze moordpartijen veroordeeld heeft. En de Geuzen hebben 19 Katholieke religieuzen vermoord en hun lichamen verminkt en onteert.

Pascha-woorden zijn zinnebeeldig

Verder wordt als argument gebruikt dat Jezus de woorden van het Pascha gebruikte en toepaste op de Nieuwtestamentische bedeling (pag. 21). Dit lijkt me inderdaad het geval. Verder wordt gezegd dat die Oudtestamentische woorden eveneens zinnebeeldig waren, “Dit is het brood der ellende dat onze vaderen aten in Egypte….” Dat is deels niet letterlijk bedoeld, zou ik denken, in die zin dat het niet exact hetzelfde brood was. Maar het was wel hetzelfde brood in die zin dat het op dezelfde wijze bereid was, het was hetzelfde brood: ongezuurde koeken. En zelfs als zouden de Oudtestamentische woorden zinnebeeldig zijn bedoeld, dan nog is het daarmee niet gezegd dat dit eveneens geldt voor de Nieuwtestamentische.

Joden mochten geen bloed drinken

De Joden was dringend verboden bloed te drinken (zie o.a. Gen. 9: 4, Lev. 7: 27, 17: 10-12, Deut. 12: 23, enz.). De woorden van Jezus in Joh. 6 gaven de Joden dus aanstoot, vandaar dat velen Zijn rede hard vonden (Joh. 6: 60) en vele van Zijn discipelen wandelden van toen af aan niet meer met Hem (Joh. 6: 66). Nergens in de Schrift staat dat zo veel discipelen Hem verlieten. Toch neemt Jezus Zijn woorden niet terug. Hij legt zijn woorden achteraf ook niet uit als zijnde symbolisch bedoeld, zelfs niet aan Zijn trouwste kring van twaalf apostelen. Sterker nog eerst zegt Hij het een beetje omwonden, op een manier die ook nog symbolisch op te vatten is (vers 51 “Ik ben dat levende Brood, dat uit den hemel nedergedaald is; zo iemand van dit Brood eet, die zal in der eeuwigheid leven. En het Brood, dat Ik geven zal, is Mijn vlees, hetwelk Ik geven zal voor het leven der wereld.”). Daarop strijden de Joden onder elkaar: “Hoe kan ons deze Zijn vlees te eten geven?”. En dan zegt Hij het nog scherper in vers 53: “Tenzij dat gij het vlees des Zoons des mensen eet, en Zijn bloed drinkt, zo hebt gij geen leven in uzelven.” Wanneer hij hiermee zo veel discipelen verliest dan zou je toch enige toelichting verwachten. Jezus is immers niet gekomen om de wet te ontbinden, geen tittel of jota van de wet zal vergaan, voordat hemel en aarde vergaan zijn. Dus ook die wet uit Lev. 17.

Betekent het alleen “geloven”? (pag. 24)

Dat het woord geloven maar liefst 90 keer voorkomt in dit hoofdstuk zegt niet zo veel, tenminste niet wanneer het gaat om het bewijzen van het Protestantse ‘gelijk’. Wat is nu moeilijker te geloven: dat het brood echt Christus lichaam is, of dat het gewoon brood blijft. Waarom zou Christus dat woord geloven dan zo benadrukken? Het lijkt me eerder voor de katholieke versie te pleiten.


Symbolisch of letterlijk? (pag. 35)

Figuurlijk opvatten van de woorden: ‘mijn vlees eten en mijn bloed drinken’ is problematisch. De uitdrukking werd namelijk wel eens figuurlijk bedoeld en had ook een bepaalde betekenis voor de Joden – het was een gezegde net als bijvoorbeeld volgend gezegde: “want dat hoog is onder de mensen, is een gruwel voor God” (Luc. 16: 15). Zoiets als ons gezegde: ‘het regent pijpenstelen’, wanneer je zoiets zegt dan is dat figuurlijk bedoeld, maar het is ook duidelijk wat ermee bedoeld wordt. In het geval van dit voorbeeld betekent het dat het erg hard regent.
Dus wat betekende het wanneer de Joden zeiden: “eet het vlees en drink het bloed”? Als bewijs geef ik twee Bijbelteksten, één uit het Oude en één uit het Nieuwe Testament:
Micha 3: 3: “Ja, zij zijn het, die het vlees mijns volks eten en hun huid afstropen, en hun beenderen verbreken; en vaneen leggen, gelijk als in een pot, en als vlees in het midden eens ketels.”
Gal. 5: 15: “Maar indien gij elkander bijt en vereet, ziet toe, dat gij van elkander niet verteerd wordt.”
Ik verzeker u dat Micha en Paulus  beide niet verwezen naar kannibalisme. Ze bezigden de in die cultuur gebruikelijke uitdrukking waar ik al over sprak, en die betekent: “lasteren, vervolgen”.
Wanneer Jezus dus figuurlijk (symbolisch) gesproken zou hebben in Johannes 6, dan zou Hij gezegd hebben: “vervolg Mij.” Dat is erg, erg onwaarschijnlijk…....

Alleen voor ware gelovigen (pag. 40)

Volgens Vanhuysse is het avondmaal alleen voor de ‘ware’ gelovigen, voor de wedergeborenen. Dit is een grote misvatting binnen de Protestantse richting, en vooral de streng Reformatorische zuil. Hierdoor gaan ook vele mensen twijfelen en ze vragen zich af of ze wel mogen aangaan. Terwijl Christus ons opdraagt om dit te doen tot Zijn gedachtenis. Het is een plicht. De sacramenten hangen niet af van onze mate van geloof. Abraham moest heel zijn huis laten besnijden, ook zijn knechten. En in het Nieuwe Testament werd Cornelius en vele anderen gedoopt “met hun hele huis”! Door de visie van Vanhuysse wordt het verbond beperkt en ingeperkt tot een select groepje van ware gelovigen, dit denken is vreemd Gods Woord en geheel ermee in strijd. Wel is het natuurlijk zo dat zij die zich overgeven aan ergerlijke zonden, zonder dat ze zich hiervan willen bekeren moeten worden afgehouden van het avondmaal, dat is de visie van het Protestantse avondmaalsformulier maar eveneens van de Katholieke Kerk.

Het laatste tegenargument

Ook Paulus vat Christus woorden in Joh. 6 en elders letterlijk op, zie Paulus woorden in 1 Cor. 11:27: "Zo dan wie onwaardiglijk dit brood eet of de drinkbeker des Heren drinkt, die zal schuldig zijn aan het lichaam en bloed des Heren." Wanneer iemand een kruisbeeld moedwillig vernielt, kan men zeggen, dat hij daardoor Christus beledigt, die er door wordt voorgesteld, maar niet, dat hij zich aan Christus' lichaam vergrijpt. Zo kan men ook, wanneer brood en wijn alleen maar een teken van Christus' lichaam en bloed zouden zijn, wel zeggen, dat men Christus beledigt door dit onwaardig te nuttigen, maar niet, dat men zich aan zijn lichaam en bloed bezondigt, als in deze tekst. In vers 29 zegt hij: "Want die onwaardiglijk eet en drinkt, die eet en drinkt zichzelven een oordeel, niet onderscheidende het lichaam des Heren." Dit kan alleen betekenen: geen onderscheid makende tussen gewone spijs en het lichaam des Heren. Dat kon Paulus echter alleen zeggen, als hij overtuigd was, dat hier geen gewone spijs is, maar het lichaam des Heren. “Schuldig zijn aan het lichaam en bloed” van iemand betekent dat je schuldig bent aan een misdaad als doodslag of iets dat net zo ernstig is.






[1] T. Vanhuysse, Roomse Mis of Bijbels avondmaal, Marnix en In de Rechte Straat
[2] Bavinck, Gereformeerde Dogmatiek, pag. 302 over het wezen der kerk
[3] “Maar zo ik vertoef, opdat gij moogt weten, hoe men in het huis Gods moet verkeren, hetwelk is de Gemeente des levenden Gods, een pilaar en vastigheid der waarheid.” - 1 Tim. 3: 15
[4] "Eucharistie" betekent letterlijk: goede gave.

Geen opmerkingen: