Vanhuysse begint ermee te zeggen
dat de Rooms Katholieke leer betreffende de eucharistie ongewijzigd is sinds
Trente (pag 5). Hij stelt dat ook de oecumene er niet toe geleid heeft dat Rome
haar leer heeft aangepast. Dit lijkt me eerder iets wat pleit voor de Katholieke Kerk, en niet ertegen, zoals Vanhuysse wel suggereert.
Maar belangrijker is nog om vast te stellen wat de Kerk geleerd heeft vanaf de allereerste
eeuwen van de Christelijke Kerk tot aan Trente, maar daar kom ik later op terug
in de paragraaf over de kerkgeschiedenis.
Volgens de Roomse visie heeft de (Katholieke) Kerk het geestelijke
gezag heeft om de Schrift uit te leggen (pag. 6-9). De Protestanten verwerpen
deze visie, Bavinck verwoordt het als volgt: “Juist wijl het woord het kenteeken der kerk is en er
geene onfeilbare uitlegging van dat woord bestaat, is aan ieder mensch door
Christus zelven de vrijheid gegeven, om dat woord voor zichzelf te verstaan,
gelijk hij het inziet.[2]” De Protestantse visie is dus dat je zelf het hoogste gezag bent om
de Schrift uit te leggen, beslissend is uiteindelijk wat de lezers zelf denkt
(gelooft) dat er staat. Al die verschillende protestantse kerken zijn ook
ontstaan omdat iedereen de Bijbel op zijn eigen manier leest, het Woord is wel
onfeilbaar, maar de uitlegger niet. Volgens de Katholieke visie is de mens niet
vrij in het interpreteren van de Schrift, het is de Kerk die het woord
verkondigd en de Schrift bindend uitlegt en toepast, daarom wordt de Kerk in de
Schrift ook pijler en fundament van de waarheid genoemd[3]. En daarom wordt aan de
apostelen zo’n hoog gezag toegekend, zodat Jezus over hen zegt: “Wie u hoort,
die hoort Mij; en wie u verwerpt, die verwerpt Mij; en wie Mij verwerpt, die
verwerpt Dengene, Die Mij gezonden heeft.” (Luc. 10: 16). Al met al lijkt me de leer dat de Kerk
(ambtsdragers) de Schrift bindend uitleggen heel wat houdbaarder dan de visie
dat de gelovige voor zichzelf moet uitmaken wat de leer van de Schrift is.
Wanneer je beweert dat de gelovige in zijn Schriftuitleg gebonden is aan de
(Gereformeerde) belijdenissen ben je weer terug bij af (bij Rome), in die zin
dat de Kerk weer uiteindelijke gezag heeft in de uitleg en toepassing van de
Schrift.
Kerkgeschiedenis
Vahuysse beroept zich op kerkvaders die uitspraken gedaan zouden hebben
tegen de Katholieke opvatting betreffende de Eucharistie. Dit als argument
gebruiken is ietwat inconsequent, omdat het er voor een Protestant niet toe
doet wat de kerkvaders geleerd hebben, als wij nu geloven dat de Bijbel iets leert, dan hebben al die kerkvaders
die iets anders geleerd hebben er gewoon naast gezeten, dat is ongeveer de
redenering. Het is immers Sola Scriptura, de Traditie is niet van waarde.
Tegelijkertijd wordt gezegd dat de Reformatie een beweging zou zijn waarbij
de Kerk hervormd is tot haar eerste beginselen, tot hoe ze in haar begindagen
was. Daarbij moeten we dus wel eerst vaststellen hoe die Beginkerk er dan uit gezien
heeft. Historisch onderzoek is dus wel degelijk relevant, vandaar dat het mij
wel zeer interesseerde wat de vroege kerkvaders leerden.
Kerkvaders die ook volgens
Vanhuysse voor de Eucharistie pleiten
·
Ambrosius (339-394): “Wij verkondigen de dood
des Heeren, zo dikwijls als wij de sacramenten die door het mysterie van het
heilige gebed in het vlees en bloed van Christus worden veranderd!”
·
Johannes Chrysostomos (354-407): “Wanneer ge dit
voor u ziet liggen, zeg dan: dit is het lichaam waarover de dood zijn macht
niet behield, toen het aan het kruis genageld en gegeseld werd. Dit is het lichaam dat bebloed was en door de
lans getroffen werd. Dit lichaam gaf Hij ons vast te houden en te eten. Wat in
de beker is, is dat wat uit de zijde van Christus vloeide en daaraan hebben wij
deel”
·
Johannes Damascenus (749): “Het is het
vergoddelijkte lichaam van de Heere zelf, echter niet omdat het lichaam dat in
de hemel opgenomen is, neerdaalt, maar omdat brood en wijn zelf veranderd
worden in het lichaam en bloed van God….Het is geen ander lichaam dan het
lichaam dat uit de maagd Maria geboren is, het is het lichaam van de
gekruisigde Christus dat nu verheerlijkt is.”
Andere kerkvaders die voor de eucharistie gepleit hebben
En dan zijn er nog oudvaders die duidelijk spraken over het brood en de
wijn als vlees en bloed van Christus. Zoals:
·
Ignatius uit Antioch (110) “Zij onthouden zich
van Eucharistie en gebed, omdat zij niet belijden, dat de Eucharistie het Vlees
is van onze Verlosser Jezus Christus, dat om onze zonden heeft geleden en dat
de Vader in Zijn goedheid heeft opgewekt. Die nu spreken tegen de gave Gods,
sterven in hun twistzucht. Het ware hun beter geweest te beminnen, opdat zij
zouden verrijzen."[4] (brief aan de christenen
van Smyrna, 7, 1).
·
Irenaeus (140-220) “Wanneer derhalve de kelk
gemengd en het brood bereid is en het woord Gods ontvangt en de eucharistie
wordt van het lichaam en bloed van Christus, waardoor de zelfstandigheid van
ons vlees gesterkt wordt en waaruit het bestaat, hoe ontkent men dan, dat het
vlees de gave Gods kan ontvangen, die het eeuwige leven is, dat met het bloed
en lichaam van Christus gevoed wordt, en een lidmaat van Hem is.” (Adversus
Haereses, 5, 23).
·
Clement uit Alexandria (191) “Eet mijn vlees,
zegt (Jezus), en drink mijn bloed. De Heere verzorgt ons met deze intieme
voeding, Hij geeft zijn vlees en vergiet zijn bloed, en er ontbreekt niets voor
de voeding van zijn kinderen.” (De onderwijzer der kinderen 1:6:43:3).
·
Andere kerkvaders die zich positief hebben
uitgelaten over de ‘Katholieke’ visie op de eucharistie waren, alle citaten
weergeven zou het artikel te lang maken:
·
Hippolytus (217)
·
Origen (185-254)
·
Cyprian uit Carthage (251)
·
Concilie van Nicea I (325)
·
Cyril uit Jeruzalem (350)
·
Ambrose uit Milaan (390)
·
Theodore van Mopsuestia (405)
·
Concilie van Ephesus (431)
Kerkvaders die volgens Vanhuysse
tegen de Eucharistie pleiten, maar
die in feite voor de eucharistie gepleit hebben
Een aantal kerkvaders waarvan Vanhuysse beweerd dat ze tegen de Katholieke
visie op de eucharistie waren, deze kerkvaders waren echter niet tegen de
eucharistie, eerder spraken over het brood en wijn als teken, terwijl hierin
tegelijk echt en waarlijk Christus aanwezig is.
·
Justinus de martelaar (106-163): “Christus gaf
ons het brood om het tot een herinnering te maken van Zijn vleeswording voor
allen, die in Hem geloven” (Apologia I). Terwijl Justinus ook gezegd heeft: “Wij
nuttigen dat immers niet als gewoon brood en gewone drank; maar wij zijn
onderricht, dat zoals Jezus Christus, onze Zaligmaker, vlees geworden door het
woord Gods, vlees en bloed bezat terwille van onze zaligheid, zo ook die spijs,
waarover door het gebed, dat zijn eigen woorden bevat, dank gezegd is, waarmede
ons vlees en bloed op haar beurt gevoed worden, vlees en bloed is van die
vleesgeworden Jezus” (Apologia I, 66).
·
Tertullianus (160-220): “Jezus heeft het brood
zijn lichaam genoemd, opdat gij daardoor zoudt begrijpen dat hij het brood
gemaakt heeft tot de beeltenis van zijn lichaam” (3e boek tegen Marcion,
hoofdstuk 19). Terwijl hij ook gezegd heeft: “Het vlees wordt met het lichaam
en bloed van Christus gevoed, opdat ook de ziel met God gevoed wordt. (De
carnis resurrectione’, 8).
·
Eusebius (265-339): “Wij werden onderwezen, door
de tekenen van zijn lichaam en bloed, de gedachtenis van dit offer volgens de
voorschriften van het Nieuwe Testament aan de tafel te vieren. (eerste boek van
“De uiteenzetting”, hoofdstuk 10). “Jezus Christus aan zijn discipelen de
tekenen of symbolen gegeven heeft van zijn Bedeling…Bevelend de voorstelling of
afbeelding van zijn lichaam te vieren (achtste boek van “De uiteenzetting”,
hoofdstuk 10). Deze kerkvader noemde het brood en de wijn ‘tekenen’ of ‘beelden
van’, maar ze daarmee pleit hij nog niet tegen de eucharistie, omdat
katholieken de in het brood en de wijn ook
tekenen zien, hoewel ze tegelijk belijden dat het niet alleen maar tekenen zijn.
·
Augustinus (354-371): “Versta geestelijk wat ik
tot u heb gezegd. Want ge zult niet hetzelfde lichaam eten dat ge nu ziet, en
ge zult niet hetzelfde bloed drinken dat zij die Mij zullen kruisigen laten
vloeien. Het is een sacrament dat Ik u opdraag, dat u het leven zal geven, als
ge het geestelijk verstaat. Want hoewel het zichtbaar gevierd moet worden, moet
het toch onzichtbaar begrepen worden.” (Commentaar op Psalm 98). En: “Indien de
sacramenten niet enige overeenkomst hadden met de dingen waarvan ze sacrament
zijn, zouden ze in het geheel geen sacramenten zijn. Maar juist vanwege deze
overeenkomst worden zij voor het grootste deel genoemd met de naam van de
dingen die ze afbeelden. En daarom wordt, geheel in overeenstemming het feit
dat het sacrament van het lichaam van Christus het lichaam van Christus zelf
genoemd wordt en het sacrament van het bloed van Christus zelf, het sacrament
van het geloof (nl. doop) het geloof zelf genoemd.” Dit zijn uitspraken die
allemaal lijken te pleiten voor een Gereformeerde visie op het avondmaal. Dit
heeft ermee te maken dat de opvatting van Augustinus in de tijd kort na zijn
bekering sterk beïnvloed was door Plato, die neerkeek op de stoffelijke wereld
(geest is goed en lichaam slecht). Gezien zijn vroegere vleselijke en wereldse
leven is die affiniteit met Plato goed te begrijpen. Maar Augustinus heeft
nooit de aanwezigheid van Christus in brood en wijn ter discussie gesteld.
Later in zijn leven heeft Augustinus deze invloed van Plato achter zich
gelaten, en ook over de eucharistie veel helderder gesproken. “En hij hield
zich in zijn eigen handen? Wie begrijpt echter, broeders, hoe dit bij een mens
kon gebeuren? Wie houdt zich immers in zijn eigen handen? Men kan door de
handen van een ander gedragen worden, maar niemand houdt zich in zijn eigen
handen. Hoe dit letterlijk van David verstaan kan worden, is niet te
achterhalen; maar van Christus kunnen wij het wel achterhalen. Want Christus
hield Zich in Zijn eigen handen, toen Hij, terwijl Hij Zijn eigen lichaam
aanbood, zeide: ‘Dit is mijn lichaam.’ Hij hield immers dat lichaam in Zijn
eigen handen.” (Commentaar op Ps. 33, 1, 10). En: “Wat u ziet is het brood en
de beker; dat is wat uw ogen u vertellen. Maar wat het geloof u gebied te
accepteren is dat het brood het lichaam van Christus is en de beker is het
bloed van Christus. Dit is misschien kort en bondig gezegd, wat genoeg kan zijn
voor het geloof; echter geloof eist geen onderricht” (Homilie 227).
·
Theodoretus van Cyrus (393-460) “De Heer heeft
de zichtbare tekenen vereerd met de benaming van zijn lichaam en bloed,
alhoewel hun natuur helemaal niet verandert werd. (in 1e dialoog
genaamd “De Onveranderlijke”). En “Na de consecratie veranderen de mystieke
tekenen helemaal niet hun eigen natuur, want zij blijven in hun eerste
substantie, teken en vorm (in 2e dialoog genaamd “De Duidelijke”). Maar hij
schreef ook in een dialoog, tussen leerling (Eran.) en leraar (Orth.): Eran.:
En hoe noemt u deze dingen na de consecratie? Orth.: Christus’ vlees en
Christus’ bloed. Eran.: En gelooft u dat u deelneemt aan het vlees en bloed van
Christus? Ortho. Ja dat doe ik.
·
Paus Gelasius (495) “De substantie of natuur van
brood en wijn blijven onveranderd en in het voltrekken der geheimen worden
zeker de beeltenis en gelijkenis van het lichaam en bloed van Christus gevierd.”
Dit is wel een voorbeeld van selectief citeren, het volledige citaat luidt: “De
Schrift getuigt dat dit mysterie (de Incarnatie) begon bij het begin van de
gezegende conceptie, zeggende: ‘De
opperste Wijsheid heeft Haar huis gebouwd’ (Spr. 9: 1), gegrond in de vastheid
van de zevenvoudige Geest. Deze Wijsheid
geeft ons het voedsel van de geïncarneerde Christus waardoor we deel krijgen
aan de goddelijke realiteit, waardoor en waarom we ook deel hebben aan de
goddelijke natuur (1 Pet. 1: 4). Desondanks blijft de substantie of natuur van
brood en wijn bestaan. En het is zeker dat we het beeld en de gelijkenis van
het Vlees en Bloed van Christus vieren in de uitgevoerde mysteries.
·
Ephrem de Syriër (526-546) “Het lichaam van
Christus dat de gelovigen ontvangen verliest helemaal niet zijn tastbare
substantie.” Dit is geen duidelijk bewijs dat spreekt tegen de werkelijke aanwezigheid
van Christus in Brood en Wijn. De tastbare substantie verandert volgens de
Katholieke leer immers niet, het Brood blijft eruit zien als brood, smaakt als
brood en voelt aan als brood. Op dat moment wordt gesproken over substantie als
verschijningsvorm, zoals je kunt zeggen: “ze zon komt op”, terwijl je weet dat
de aarde draait en niet de zon opkomt, maar dat doet er niets aan af dat het
brood echt Christus Vlees is. Ephrem heeft verder uitspraken gedaan die
duidelijk overeenstemmen met de Katholieke leer, hij trekt bijvoorbeeld een
parallel tussen de baarmoeder van Maria waar de Geest in was en het Brood en de
Wijn waarin de Geest is.
·
Facundus van Hermiane (550) “Wij noemen het
sacrament van het lichaam en van zijn bloed in het brood en in de gewijde
beker, zijn lichaam en bloed: niet dat het brood in de eigenlijke zin zijn
lichaam zou zijn en de beker zijn bloed; maar omdat het in zichzelf het geheim
van Zijn Lichaam en Zijn Bloed bevat.” Deze passage komt niet uit een gedeelte
dat handelt over de Eucharistie, maar hij gebruikt dit slechts als een
voorbeeld om iets duidelijk te maken. Wanneer dit gedeelte in zijn context
gelezen wordt dan blijkt dat hij hier uitlegt dat de verbinding tussen een
uitwendig teken en de inwendige realiteit zo groot is, dat je voor het ene, de
titel en naam van de ander kunt en mag gebruiken. In dat kader refereert hij
aan de Eucharistie, waarbij Hij niet meer zegt dan dat de eenheid tussen teken
en het afgebeelde zo groot is dat ze met elkaars naam genoemd worden. Waarbij
Facundus er nog steeds vanuit gaat dat de brood Christus Vlees bevat, hij zegt
immers: “omdat het in zichzelf het geheim van Zijn Lichaam en Zijn Bloed
bevat.”
Overige kerkvaders
·
Berengarius van Tours (1088) “Christus eist dat
gij door het lichamelijk eten en drinken – dat gebeurt door uiterlijke dingen,
door brood en wijn – u bewust wordt van het geestelijk eten en drinken van het
vlees en bloed van Christus – dat gebeurd in de geest – terwijl ge in uw
innerlijk verkwikt met de menswording en het lijden van het Woord, opdat gij
het leven van uw innerlijk inricht volgens de nederigheid waardoor het Woord
vlees is geworden en het geduld waardoor Hij zijn bloed vergoten heeft.” Zoals Vanhuysse
ook zegt werden deze ideeën van Berengarius veroordeeld en hij heeft zijn visie
moeten herroepen. In de loop der eeuwen zijn er wel vaker kerkvaders geweest
die door de Kerk teruggeroepen moesten worden, Berengarius is overigens in
volle harmonie met de Kerk gestorven en de Paus heeft gezegd dat hij geen
ketter genoemd mocht worden.
·
Rupertus (1112) “Zoals Christus de menselijke
natuur noch verandert noch vernietigd heeft, maar zich aan haar verbonden
heeft; zo ook vernietigt en verandert hij in het sacrament de substantie van
brood en wijn niet, maar verbindt zich aan haar in de eenheid van zijn lichaam
en bloed. (Commentaar op Exodus, hoofdstuk 12).” Wat Rupertus bedoeld heeft is
waarschijnlijk dat het Vlees van Christus co-existeert met het brood en
Christus’ bloed met de wijn. Dit is een visie die door Thomas van Aquino
veroordeeld is maar die niet omschreven is als ketters.
Katholieke Kerk was wreed
Op pagina 18 beschrijft Vanhuysse de misstanden onder Paus Innocentius
III, de Paus die leiding gaf aan het concilie dat de Transsubstantiatieleer tot
officiële kerkleer verhief. De Paus zou zeer wreed geweest zijn en onder zijn
bewind zou de inquisitie ontstaan zijn. Dat moge zo zijn, ik kan het niet
helemaal controleren. Allereerst is het goed te bedenken dat de doden die de
Kerk op haar geweten heeft vanwege de inquisitie in het niet vallen bij de
doden die de atheïstische regimes op hun geweten hebben. De schattingen van het
aantal doden door de inquisitie bedragen enkele duizenden, de doden door Pol
Pot, Stalin en Hitler bedragen samen vele tientallen miljoenen. Daarnaast is een
heel aantal van de mensen terecht door de inquisitie veroordeeld, wegens moord,
verkrachting etc. Tevens is het goed te bedenken dat ook de Protestanten heel
wat onschuldig bloed aan de handen hebben. Zo hebben de Protestantse legers van
Willem van Oranje huis gehouden in Roermond en 13 monniken op gruwelijke wijze
vermoord, al moet van Willem van Oranje gezegd worden dat hij de Katholieken
vaak in bescherming genomen heeft en deze moordpartijen veroordeeld heeft. En
de Geuzen hebben 19 Katholieke religieuzen vermoord en hun lichamen verminkt en
onteert.
Pascha-woorden zijn zinnebeeldig
Verder wordt als argument gebruikt dat Jezus de woorden van het Pascha gebruikte
en toepaste op de Nieuwtestamentische bedeling (pag. 21). Dit lijkt me inderdaad
het geval. Verder wordt gezegd dat die Oudtestamentische woorden eveneens
zinnebeeldig waren, “Dit is het brood der ellende dat onze vaderen aten in
Egypte….” Dat is deels niet letterlijk bedoeld, zou ik denken, in die zin dat
het niet exact hetzelfde brood was. Maar het was wel hetzelfde brood in die zin
dat het op dezelfde wijze bereid was, het was hetzelfde brood: ongezuurde
koeken. En zelfs als zouden de Oudtestamentische woorden zinnebeeldig zijn
bedoeld, dan nog is het daarmee niet gezegd dat dit eveneens geldt voor de
Nieuwtestamentische.
Joden mochten geen bloed drinken
De Joden was dringend verboden bloed te drinken (zie o.a. Gen. 9: 4,
Lev. 7: 27, 17: 10-12, Deut. 12: 23, enz.). De woorden van Jezus in Joh. 6
gaven de Joden dus aanstoot, vandaar dat velen Zijn rede hard vonden (Joh. 6:
60) en vele van Zijn discipelen wandelden van toen af aan niet meer met Hem
(Joh. 6: 66). Nergens in de Schrift staat dat zo veel discipelen Hem verlieten.
Toch neemt Jezus Zijn woorden niet terug. Hij legt zijn woorden achteraf ook
niet uit als zijnde symbolisch bedoeld, zelfs niet aan Zijn trouwste kring van
twaalf apostelen. Sterker nog eerst zegt Hij het een beetje omwonden, op een
manier die ook nog symbolisch op te vatten is (vers 51 “Ik ben dat levende Brood,
dat uit den hemel nedergedaald is; zo iemand van dit Brood eet, die zal in der
eeuwigheid leven. En het Brood, dat Ik geven zal, is Mijn vlees, hetwelk Ik
geven zal voor het leven der wereld.”). Daarop strijden de Joden onder elkaar:
“Hoe kan ons deze Zijn vlees te eten geven?”. En dan zegt Hij het nog scherper
in vers 53: “Tenzij dat gij het vlees des Zoons des mensen eet, en Zijn bloed
drinkt, zo hebt gij geen leven in uzelven.” Wanneer hij hiermee zo veel
discipelen verliest dan zou je toch enige toelichting verwachten. Jezus is
immers niet gekomen om de wet te ontbinden, geen tittel of jota van de wet zal
vergaan, voordat hemel en aarde vergaan zijn. Dus ook die wet uit Lev. 17.
Betekent het alleen “geloven”?
(pag. 24)
Dat het woord geloven maar liefst 90 keer voorkomt in dit hoofdstuk
zegt niet zo veel, tenminste niet wanneer het gaat om het bewijzen van het
Protestantse ‘gelijk’. Wat is nu moeilijker te geloven: dat het brood echt
Christus lichaam is, of dat het gewoon brood blijft. Waarom zou Christus dat
woord geloven dan zo benadrukken? Het lijkt me eerder voor de katholieke versie
te pleiten.
Symbolisch of letterlijk? (pag.
35)
Figuurlijk opvatten van de woorden: ‘mijn vlees eten en mijn bloed
drinken’ is problematisch. De uitdrukking werd namelijk wel eens figuurlijk
bedoeld en had ook een bepaalde betekenis voor de Joden – het was een gezegde
net als bijvoorbeeld volgend gezegde: “want dat hoog is onder de mensen, is een
gruwel voor God” (Luc. 16: 15). Zoiets als ons gezegde: ‘het regent pijpenstelen’,
wanneer je zoiets zegt dan is dat figuurlijk bedoeld, maar het is ook duidelijk
wat ermee bedoeld wordt. In het geval van dit voorbeeld betekent het dat het
erg hard regent.
Dus wat betekende het wanneer de Joden zeiden: “eet het vlees en drink
het bloed”? Als bewijs geef ik twee Bijbelteksten, één uit het Oude en één uit
het Nieuwe Testament:
Micha 3: 3: “Ja, zij zijn het, die het vlees mijns volks eten en hun
huid afstropen, en hun beenderen verbreken; en vaneen leggen, gelijk als in een
pot, en als vlees in het midden eens ketels.”
Gal. 5: 15: “Maar indien gij elkander bijt en vereet, ziet toe, dat gij
van elkander niet verteerd wordt.”
Ik verzeker u dat Micha en Paulus
beide niet verwezen naar kannibalisme. Ze bezigden de in die cultuur gebruikelijke
uitdrukking waar ik al over sprak, en die betekent: “lasteren, vervolgen”.
Wanneer Jezus dus figuurlijk (symbolisch) gesproken zou hebben in
Johannes 6, dan zou Hij gezegd hebben: “vervolg Mij.” Dat is erg, erg
onwaarschijnlijk…....
Alleen voor ware gelovigen (pag.
40)
Volgens Vanhuysse is het avondmaal alleen voor de ‘ware’ gelovigen,
voor de wedergeborenen. Dit is een grote misvatting binnen de Protestantse richting,
en vooral de streng Reformatorische zuil. Hierdoor gaan ook vele mensen twijfelen
en ze vragen zich af of ze wel mogen aangaan. Terwijl Christus ons opdraagt om
dit te doen tot Zijn gedachtenis. Het is een plicht. De sacramenten hangen niet
af van onze mate van geloof. Abraham moest heel zijn huis laten besnijden, ook
zijn knechten. En in het Nieuwe Testament werd Cornelius en vele anderen
gedoopt “met hun hele huis”! Door de visie van Vanhuysse wordt het verbond
beperkt en ingeperkt tot een select groepje van ware gelovigen, dit denken is
vreemd Gods Woord en geheel ermee in strijd. Wel is het natuurlijk zo dat zij
die zich overgeven aan ergerlijke zonden, zonder dat ze zich hiervan willen
bekeren moeten worden afgehouden van het avondmaal, dat is de visie van het
Protestantse avondmaalsformulier maar eveneens van de Katholieke Kerk.
Het laatste tegenargument
Ook Paulus vat Christus woorden in Joh. 6 en elders letterlijk op, zie
Paulus woorden in 1 Cor. 11:27: "Zo dan wie onwaardiglijk dit brood eet of
de drinkbeker des Heren drinkt, die zal schuldig zijn aan het lichaam en bloed
des Heren." Wanneer iemand een kruisbeeld moedwillig vernielt, kan men
zeggen, dat hij daardoor Christus beledigt, die er door wordt voorgesteld, maar
niet, dat hij zich aan Christus' lichaam vergrijpt. Zo kan men ook, wanneer
brood en wijn alleen maar een teken van Christus' lichaam en bloed zouden zijn,
wel zeggen, dat men Christus beledigt door dit onwaardig te nuttigen, maar
niet, dat men zich aan zijn lichaam en bloed bezondigt, als in deze tekst. In vers
29 zegt hij: "Want die onwaardiglijk eet en drinkt, die eet en drinkt
zichzelven een oordeel, niet onderscheidende het lichaam des Heren." Dit
kan alleen betekenen: geen onderscheid makende tussen gewone spijs en het
lichaam des Heren. Dat kon Paulus echter alleen zeggen, als hij overtuigd was,
dat hier geen gewone spijs is, maar het lichaam des Heren. “Schuldig zijn aan
het lichaam en bloed” van iemand betekent dat je schuldig bent aan een misdaad
als doodslag of iets dat net zo ernstig is.
[1]
T. Vanhuysse, Roomse Mis of Bijbels avondmaal, Marnix en In de Rechte Straat
[2]
Bavinck, Gereformeerde Dogmatiek, pag. 302 over het wezen der kerk
[3]
“Maar zo ik vertoef, opdat gij moogt weten, hoe men in het huis Gods moet
verkeren, hetwelk is de Gemeente des levenden Gods, een pilaar en vastigheid
der waarheid.” - 1 Tim. 3: 15
[4]
"Eucharistie" betekent letterlijk: goede gave.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten