donderdag 5 september 2019

MISALE ROMANUM

 

 MISALE ROMANUM

uitgave 1962


U komt een lofzang toe

In Sion, o God!

U moet een dankoffer worden gebracht,

In Jeruzalem, Heer!

 

Gij verhoort het gebed,

Alle vlees komt tot U;

En al drukt onze schuld ons nog zo zwaar,

Gij vergeeft onze zonden.

 

Gelukkig, dien Gij uitverkiest en aanneemt,

Om in uw voorhof te wonen:

Die zich mag laven aan het goede van uw huis,

Van uw heilige tempel.

Psalm 65 vers 2 tot 5

 

 

Delft 2002

GEBEDEN VOOR DE MIS

DE ZEGENING MET WIJWATER

op Zondag voor de Hoogmis

Voor het altaar heft de priester, gekleed in koorkap, de volgende antifoon aan. Terwijl koor en volk de antifoon voortzetten, schrijdt de priester door de kerk en besprenkelt de gelovigen met het gewijde water, dat ons herinnert aan het heilige water dat bij het doopsel over ons werd uitgestort. Ondertussen bidt de priester in stilte de psalm: Miserere mei, Deus 

Antifoon (Ps. 50, 9)

      Besproei mij, Heer, met hysop, en zuiver zal ik zijn: was mij, en witter dan sneeuw zal ik worden. Ps. 50, 3 Ontferm U mijner, God, naar uw grote barmhartigheid.

V.  Ere zij de Vader en de Zoon en de Heilige geest.

R.  Zoals het was in het begin, nu en altijd en in de eeuwen der eeuwen. Amen.

V.  Besproei mij, Heer, met hysop, en zuiver zal ik zijn: was mij, en witter dan sneeuw zal ik worden.

Weer voor het altaar gekomen, zingt de priester:

V.  Toon ons, Heer, uw barmhartigheid.

R.  En schenk ons uw heil.

V.  Heer, verhoor mijn gebed.

R.  En mijn geroep kome tot U.

V.  De Heer zij met u.

R.  En met uw geest.

      Laten wij bidden. Verhoor ons, heilige Heer, almachtige Vader, eeuwige God, en gelief uw heilige Engel uit de hemel te zenden, opdat hij al de bewoners van deze plaats beware, verzorge, bescherme, bezoeke en verdedige. Door Chris­tus, onze Heer.

R.  Amen.

Antifoon gedurende de Paastijd

      Ik heb water zien vloeien, ter rechterzijde de tempel uit, alleluja; en allen tot wie dit water gekomen is, zijn behouden en zullen zeggen, alleluja, alleluja. Ps. 117,1 Looft de Heer, want Hij is goed, want in eeuwigheid duurt zijn barmhartig­heid.

V.  Eer aan de Vader en de Zoon en de Heilige Geest.

R.  Zoals het was in het begin en nu, en altijd en in de eeuwen der eeuwen. Amen.

V.  Ik heb water zien vloeien, ter rechterzijde de tempel uit, alleluja; en allen tot wie dit water gekomen is, zijn behouden en zullen zeggen, alleluja, alleluja.

V.  Toon ons, Heer, uw barmhartigheid, alleluja.

R.  En schenk ons uw heil, alleluja.

Het gebed als hierboven aangegeven.

VASTE GEBEDEN VAN DE MIS

GEBEDEN VAN VOORBEREIDING AAN DE VOET VAN HET ALTAAR.

Terwijl de priester met zijn dienaren naar het altaar schrijdt heffen de voorzangers de zang der intrede (Introitus) aan, die door het koor wordt voortgezet. Hierna zingen koor en volk het Kyrie Eleison. Ondertussen bidden priester en dienaren aan de voet van het altaar afwisselend.

V.  In de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest. Amen.

      Antifoon. Ik zal ingaan tot het altaar Gods.

R.  Tot God die mijn jeugd verblijdt.

De voende psalm blijft achterwege in de missen voor overledenen en gedurende de Passietijd. In deze missen gaat de priester onmiddelijk voort met de woorden Adjutorium nostrum, enz.

Psalm 42, 1-5

V.  God, schaf mij recht, kom tegen een goddeloos volk voor mij op, verlos mij van de boze en bedrieglijke mens.

R.  Want Gij, o God, zijt mijn sterkte; waarom hebt Gij mij verstoten, en waarom wandel ik in droefheid, terwijl de vijand mij verdrukt?

V.  Zend uw licht uit en uw waarheid; zij zullen mij geleiden en voeren op uw heilige berg en in uw tenten.

R.  En ik zal ingaan tot het altaar Gods; tot God die mijn jeugd verblijdt.

V.  Ik zal U loven op de citer, God, mijn God; waarom zijt gij bedroefd, mijn ziel, en waarom ontstelt gij mij?


R.  Vertrouw toch op God: dan zal ik Hem eens mogen danken als mijn Helper en God!

V.  Eer aan de Vader en de Zoon en de Heilige Geest.

R.  Zoals het was in het begin en nu, en altijd en in de eeuwen der eeuwen. Amen.

En men herhaalt de antifoon:

V.  Ik zal ingaan tot het altaar Gods.

R.  Tot God die mijn jeugd verblijdt.

V.  Onze hulp is in de naam van de Heer.

R.  Die hemel en aarde ge­maakt heeft.

Diepgebogen belijdt de priester zijn schuld:

V.  Ik belijd voor de almachtige God, voor de H. Maria altijd Maagd, de H. Aartsengel Mi­chaël, de H. Joannes de Doper, de Heilige Apostelen Petrus en Paulus, alle heiligen en u, broeders, dat ik zeer gezondigd heb door gedachten, woorden en werken: (klopt drie keer op zijn borst) door mijn schuld, door mijn schuld, door mijn allergrootste schuld. Daarom bid ik de H. Maria, altijd Maagd, de H. Aartsengel Mi­chaël, de H. Joannes de Doper, de Heilige Apos-telen Petrus en Paulus, alle heiligen en u, broeders, voor mij te bidden tot de Heer, onze God.

De misdienaars antwoorden:

R.  De almachtige God ontferme Zich over u, vergeve uw zonden, en geleide u ten eeuwigen leven.

V.  Amen

Ook de misdienaars belijden hun schuld:

R.  Ik belijd voor de al­machtige God, voor de H. Maria altijd Maagd, de H. Aartsengel Mi­chaël, de H. Joannes de Doper, de Heilige Apostelen Petrus en Paulus, alle heiligen en u, vader, dat ik zeer gezondigd heb door gedachten, woorden en werken: (hier klopt men driemaal op de borst) door mijn schuld, door mijn schuld, door mijn aller­grootste schuld. Daar­om bid ik de H. Maria, altijd Maagd, de H. Aartsengel Michaël, de H. Joannes de Doper, de Heilige Apostelen Petrus en Paulus, alle heiligen en u, vader, voor mij te bidden tot de Heer, onze God.

V.  De almachtige God ontferme Zich over u, vergeve uw zonden en geleide u ten eeuwigen leven.

R.  Amen

V.  Kwijtschelding, vrij­spraak en vergiffenis van onze zonden verlene ons de al­machtige en barm­hartige Heer.

R.  Amen.

V.  Keer U tot ons, Heer, en Gij zult ons doen leven.

R.  Opdat uw volk zich in U kan verheugen.

V.  Toon ons uw goedheid, o Heer.

R.  En schenk ons uw heil.

V.  Heer verhoor mijn gebed.

R.  En mijn geroep kome tot U.

V.  De Heer zij met u.

R.  En met uw geest

De priester bestijgt het altaar, terwijl hij in stilte bidt:

      Laat ons bidden. Neem smeken wij, o Heer onze ongerechtig­heden van ons weg, opdat wij tot het Heilige der Heiligen met een rein gemoed mogen ingaan. Door Christus, onze Heer. Amen.

De priester groet het altaar met een kus en vereert de relieken van de heiligen, die in het altaar zijn besloten:

      Wij bidden U, o Heer, door de verdiensten van uw heiligen, wier relieken hier rusten, en van alle heiligen, dat Gij U gewaardigt al mijn zonden te vergeven. Amen.


In de missen met assistentie van diaken en subdiaken (behalve in de missen voor overledenen) wordt nu het altaar bewierookt. Eerst zegent de priester de wierook, zeggend:

      Moogt ge gezegend worden door Hem, tot wiens eer ge zult branden. Amen.

Dezelfde zegening spreekt de priester als hij de wierook zegent voor de bewieroking van het evangelieboek voor het Evangelie.

DE VOORMIS OF MIS VAN DE GELOOFSLEERLINGEN

INTROITUS OF ZANG DER INTREDE

De priester leest de Introitus aan de epistelzijde van het altaar. Bij het begin maakt hij het kruisteken; in de missen voor de overledenen echter maakt hij het kruisteken over het boek, een herinnering aan de zegening van het stoffelijk overschot, dat vroeger tijdens de begrafenismissen terzijde van het altaar werd geplaatst.

KYRIE ELEISON

Terwijl koor en volk de aanroepingen van het Kyrie zingen, bidt de priester afwisselend met zijn dienaren:

V.  Heer, ontferm U over ons.

R.  Heer, ontferm U over ons.

V.  Heer, ontferm U over ons.

R.  Christus, ontferm U over ons.

V.  Christus, ontferm U over ons.

R.  Christus, ontferm U over ons.

V.  Heer, ontferm U over ons.

R.  Heer, ontferm U over ons.

V.  Heer, ontferm U over ons.

DE LOFZANG “GLORIA IN EXCELSIS DEO”

De priester heft de volgende lofzang aan, welke hij in stilte verder bidt, terwijl koor en volk de zang vervolgen.

      Eer aan God in de hoge en op aarde vrede aan de mensen van goede wil. Wij loven U. Wij prijzen U. Wij aanbidden U. Wij verheerlijken U. Wij danken U om uw grote heerlijkheid. Heer God, Koning des hemels. God almachtige Vader. Heer, eniggeboren Zoon, Jezus Chris­tus. Heer God, Lam Gods, Zoon van de Vader. Die de zonden van de wereld wegneemt, ontferm U over ons. Die de zonden van de wereld wegneemt, aan­vaard onze smeekbede. Die zetelt aan de rechterhand van de Vader, ontferm U over ons. Want Gij alleen zijt heilig. Gij alleen zijt Heer, Gij alleen de Allerhoogste, Jezus Chris­tus, met de Heilige Geest, in de heerlijkheid van God de Vader. Amen

GEBED

De priester wendt zich tot het volk met de zegengroet:

V.  De Heer zij met u.

R.  En met uw geest.

Aan de epistelzijde van het altaar zingt de priester het Gebed, beginend met de uitroep:

R.  Laat ons bidden.

Volgens de rubrieken kan het eerste Gebed door een of meer Gebeden worden gevolgd. Indien dit het geval is, worden ook aan het Offergebed en het slotgebed een of meer gebeden toegevoegd. Het eerste en het laatste Gebed, Offergebed en Slotgebed besluit de priester met een lofprijzing van de heilige Drievuldigheid.

Na het Gebed (na het eerste en het laatste, indien meer dan één Gebed wordt gezegd) antwoordt het volk:

R.  Amen.

EPISTEL

De priester zingt of leest met luide stem het Epistel. In de missen met assistentie van diaken en subdiaken wordt het door de subdiaken gezongen.

Na het einde van de lezing antwoordt een van de misdienaren:

R.  Gode zij dank.

GRADUALE EN ALLELUJA OF TRACTUS

Na de eerste lezing zingt het koor de tussenzang: de beurtzang Graduale, en het Alleluja met volgend psalmvers of de Tractus. Gedurende de Paastijd vervalt het Graduale en wordt het vervangen door een eerste Alleluja met psalmvers. Op enkele feesten wordt voor de herhaling van het Alleluja aan het einde (of na de Tractus) een Sequentia ingevoerd.

De teksten van de tussenzang leest de priester in stilte aan de epistelzijde van het altaar. Tegen het einde van deze zang heeft de voorbereiding voor het Evangelie plaats.

EVANGELIE

Diep gebogen voor het midden van het altaar bidt de priester ter voorbereiding op de lezing van het Evangelie:

      Reinig mijn hart en mijn lippen, almachtige God, Gij, die de lippen van de profeet Isaias gereinigd hebt met een gloeiende kool; en gewaardig U in uw liefdevolle barmhartigheid mij zo te reinigen, dat ik in staat ben uw Evangelie waardig te verkondigen. Door Christus, onze Heer. Amen.

      Heer, wil mij zegenen.

      De Heer zij in mijn hart en op mijn lippen: opdat ik waardig en betamelijk zijn Evangelie verkondige. Amen.


In de missen met assistentie van diaken en subdiaken zegent de priester de wierrook zoals bij de intrede. Knielend voor het altaar bidt de diaken het gebed Munda cor en vraagt vervolgens aan de priester:

      Geef mij, heer uw zegen.

En de priester zegent hem met de volgende woorden:

      De Heer zij in uw hart en op uw lippen, opdat gij op waardige en passende wijze zijn Evan­gelie moogt verkondigen. In de Naam van de Vader, en van de Zoon, en van de Heilige Geest. Amen.


De priester zingt of leest met luide stem het Evangelie aan de linkerzijde van het altaar. - In de missen met assistentie van diaken en subdiaken wordt het door de diaken gezongen. Voorafgegaan door de wierookdrager en twee misdienaren met brandende kaarsen en begeleid door de subdiaken, draagt hij het evangelieboek naar het leesverhoog of naar de daartoe aan de linkerzijde van het koor bestemde plaats, waar hij het neerlegt op de lezenaar ofwel overreikt aan de subdiaken die het hem tijdens de lezing geopend voorhoudt. Alvorens met de eigenlijke lezing te beginnen bewierookt de diaken het evangelieboek. - Allen gaan staan uit eerbied voor het woord des Heeren. Bij de aankondiging van de lezing maken allen met de duim een kruisteken op het voorhoofd, mond en borst, om daardoor uit te drukken, dat zij het Evangelie van Christus met het verstand aanvaarden, met de mond willen belijden en met het hart liefhebben.

V.  De Heer zij met u.

R.  En met uw geest

V.  Vervolg (of begin) van het heilig Evangelie volgens N.

R.  Eer zij U, o Heer

Na het Evangelie zeggen de misdienaren:

R.  Lof zij U, o Christus.

Behalve in de missen voor de overledenen kust de priester het evangelieboek en zegt in stilte:

V.  Door de woorden van het Evan­gelie mogen onze zonden worden uitgewist.

In de missen met assistentie van diaken en subdiaken wordt de priester vervolgens door de diaken bewierookt.

GELOOFSBELIJDENIS

Na het Evangelie of na de preek indien deze plaats heeft, heft de priester de Geloofsbelijdenis aan, en zegt deze verder in stilte, terwijl koor en volk de zang vervolgen.

      Ik geloof in één God, de al­machtige Vader, Schepper van hemel en aarde, van alle zichtbare en onzichtbare dingen. En in één Heer Jezus Christus, de eniggeboren Zoon van God; van alle eeuwigheid uit de Vader geboren. God van God, licht van licht, waarachtige God van de waarachtige God. Geboren, niet gemaakt: een van wezen met de Vader: door wie alles gemaakt is. Die om ons mensen en om onze zaligheid van de hemel is nedergedaald. (Hier knielt men) EN HET VLEES HEEFT AANGENOMEN DOOR DE HEILIGE GEEST UIT DE MAAGD MARIA EN IS MENS GEWOR­DEN. Hij is ook voor ons gekruisigd Hij heeft geleden onder Pon­tius Pilatus en is begraven. Ook is Hij ten derden dage verrezen volgens de Schrif­ten Hij is opgeklom-men ten hemel: zit aan de rechter­hand van de Vader. En Hij zal met heerlijkheid wederkomen om levenden en doden te oordelen: Zijn rijk zal geen einde hebben. Ook in de Heilige Geest, de Heer en Schep­per van het leven; die uit de Vader en de Zoon voort­komt. Die met de Vader en de Zoon tesamen aanbeden en verheerlijkt wordt: die door de profeten heeft gesproken. Ook in de ene, heilige, katholieke en apostolische Kerk. Ik belijd één doopsel tot vergiffenis van de zonden: en ver­wacht de verrijzenis van de doden: en het toekomstige leven. Amen.

De priester wendt zich tot de gelovigen:

V.  De Heer zij met u.

R.  En met uw geest.

V.  Laat ons bidden.


DE VIERING VAN DE EUCHARISTIE

 

TOEBEREIDING VAN DE OFFERGAVEN EN

OFFERANDE

OFFERTORIUM

Terwijl de priester de gaven van brood en wijn toebereidt, zingt het koor het Offertorium. De priester leest deze tekst alvorens met de plechtigheid van de offerande te beginnen.

OFFERANDE VAN HET BROOD

De priester ontdekt de kelk, neemt de pateen met het hostiebrood en heft deze omhoog, terwijl hij het volgende gebed bidt:

      Aanvaard, heilige Vader, al­machtige, eeuwige God, deze vlekkeloze offerande, die ik, uw onwaardige dienaar, aan U, mijn levenden en waarachtigen God, opdraag voor mijn ontelbare zonden, beledigingen en nalatigheden; voor alle aanwezigen, en ook voor alle gelovige christenen, levenden en doden: opdat ze mij en hun strekke tot heil voor het eeuwige leven. Amen.

OFFERANDE VAN DE WIJN

De priester giet wijn in de kelk en mengt er een beetje water door (in de missen met assistentie gebeurt dit door de diaken en de subdiaken). Bij de vermenging met water bidt de priester het volgende gebed:

      O God, die de waardigheid van de menselijke natuur op wonderbare wijze geschapen hebt, en op nog wonder-voller wijze hersteld: geef, dat wij, door het geheim van dit water en deze wijn, deelachtig worden aan de Godheid van Hem, die Zich gewaardigd heeft onze mensheid te delen: Jezus Chris­tus, uw Zoon, onze Heer: Die als God met U leeft en heerst in de eenheid met de Hei­lige Geest, in alle eeuwen der eeuwen. Amen.

Evenals het brood offert de priester de wijn:

      Wij offeren U, o Heer, de kelk der zaligheid op en smeken uw goedertierenheid: dat hij voor het aanschijn van uw goddelijke majesteit in zoete geur opstijge tot heil van ons en van de gehele wereld. Amen.

Een weinig gebogen bidt de priester het volgende gebed:

      In de geest van ootmoed en met een vermorzeld hart smeken wij door U, o Heer, ontvangen te worden, en laat heden ons offer zo voor uw aanschijn voltrokken worden, dat het U aan­genaam zij, Heer, onze God.

De priester strekt de armen uit en bidt:

      Kom, Heiligmaker, almachtige, eeuwige God, en zegen dit offer, uw heiligen naam bereid.


In de missen met assistentie van diaken en subdiaken legt de priester vervolgens wierook in het wierookvat en spreekt er de volgende zegen over uit:

      Door de voorspraak van de H. Aartsengel Michaël, die staat aan de rechterkant van het reukaltaar, en van al zijn uitverkorenen, gewaardige Zich de Heer deze wierook te zegenen, en als een zoete geur te aanvaarden. Door Chris­tus, onze Heer. Amen.

Hij bewierookt de offergaven en zegt:

      Moge deze wierook, door U gezegend, tot U opstijgen, o Heer: en dale over ons uw barm­hartigheid neder.

Terwijl de priester het altaar bewierookt, bidt hij de volgende verzen van psalm 140:

      Ps. Laat mijn gebed voor U als een reukoffer gelden, mijn opgeheven handen als een avond­offer zijn. Jahweh, zet een wacht voor mijn mond, een post voor de deur van mijn lippen; opdat mijn hart zich naar het kwade niet neige, om slech­te dingen te doen.

Hij geeft het wierookvat terug aan de diaken en zegt:

      De Heer ontsteke in ons het vuur van zijn liefde, en de vlam der eeuwige goedheid. Amen

 

De diaken bewierookt de priester, de subdiaken en de aanwezige geestelijkheid. De diaken en het volk worden vervolgens bewierookt door de wierookdrager. In de missen voor de overledenen heeft slechts de bewieroking van offergaven en altaar plaats.

HANDWASSING

Aan de epistelzijde van het altaar wast de priester de handen en bidt daarbij psalm 25, 6-12:

      Ik was mijn handen in on­schuld, en sta rond uw altaar, O Jahweh, om U een loflied te zingen, en al uw wonderen te melden. Jahweh, ik bemin het huis, waar Gij toeft, de woonplaats van uw heerlijkheid. Werp mij niet weg met de zon­daars, mijn leven niet met de moordenaars, aan wiens handen misdaad kleeft, wiens recht­erhand is omgekocht. Neen, ik wandel in onschuld; red mij dus, Jahweh, en wees mij genadig! Mijn voet staat in de gerechtigheid vast; ik zal U loven, o Jahweh, in de volle gemeente! Eer aan de Vader en de Zoon en de Heilige Geest. Zoals het was in het begin en nu, en altijd en in de eeuwen der eeuwen. Amen.

Gedurende de Passietijd en in de missen voor de overledenen wordt het Gloria Patri weggelaten.

Gebogen voor het midden van het altaar bidt de priester het volgende gebed:

      Aanvaard, Heilige Drievuldigheid, deze offerande, die wij U opdragen ter gedachtenis aan het lijden, de verrijzenis en de hemelvaart van onze Heer Jezus Christus: en ter ere van de H. Maria, altijd Maagd, van de H. Joannes de Doper, van de HH. Apostelen Petrus en Paulus, van deze en van alle Heiligen; opdat zij hun tot eer en ons tot zaligheid strekke: en mogen zij, wiens gedachtenis wij vieren op aarde, zich gewaardigen ons voor ten beste te spreken in de hemel. Door dezelfde Christus, onze Heer. Amen.

De priester wendt zich tot de omstanders en nodigt hen uit met hem het laatste gebed van de offerande te bidden:

V.  Bidt, broeders: opdat mijn en uw offerande aan God, de al­machtige Vader moge behagen.

R.  Moge de Heer het offer uit uw handen aanvaarden tot lof en glorie van zijn naam, tot nut ook van ons en van geheel zijn heilige Kerk. Amen.

V.  Amen.

OFFERGEBED

Zonder nadere uitnodiging, daar deze immers vervat was in de woorden Orate, fratres, bidt de priester het Offergebed, dat evenals het eerste Gebed door een of meer gebeden kan worden gevolgd.

Met luide stem besluit de priester het Offergebed:

V.  Door alle eeuwen der eeuwen.

R.  Amen.


HET EUCHARISTISCHE GEBED

INLEIDING VAN HET EUCHARISTISCHE GEBED OF PREFATIE

Na de gelovigen te hebben begroet, nodigt de priester hen met nadruk uit met geheel hun hart bij de heilige viering tegenwoordig te zijn:

V.  De Heer zij met u 

R.  En met uw geest.

V.  Omhoog de harten.

R.  Wij hebben ze bij de Heer.

V.  Danken wij de Heer. Onze God.

R.  Het is passend en rechtmatig

De volgende prefatie wordt gebeden op alle weekdagen, waarop geen feest wordt gevierd of een octaaf wordt herdacht met een eigen prefatie (zie blz. 16 tot 21).

Gewone præfatie

      Waarlijk, passend en billijk is het, redelijk en heilzaam, dat wij U altijd en overal dankzeggen, heilige Heer, Vader al­machtig, eeuwige God: door Christus onze Heer. Door wie de Engelen uw Majesteit loven, de Heerschappijen ze aanbidden, de Machten ze met eerbiedige vrees vereren, de Hemelen en de Krachten der Hemelen en de gelukzalige Serafijnen ze met eenparig gejubel vieren. Dat Gij daarmee ook onze stem­men gelieft aan te nemen, daarom smeken wij, in nederige belijdenis zeggend.

Koor en volk vervolgen met de zang van het Driemaal-heilig (zie blz 28

PREFATIES

Prefatie van Kerstmis

van Kersmis tot de Verschijning des Heren, en op de feesten van O.L. Vrouw Lichtmis, de Gedaanteverandering des Heren en het allerheiligste Sacrament (eveneens gedurende het octaaf en in de votiefmissen).

Vere dignum et justum est, aequum et salutare, nos tibi semper et ubique gratias agare: Do­mine sancte, Pater omnipotens aeterne Deus: Quia per incarnati Verbi mysterium nova men­tis nostrae oculis lux tuae claritatis infulsit: ut, dum visibiliter Deum cognoscimus, per hunc invisibilium amo­rem rapiamur. Et ideo cum Angelis et Archangelis, cum Thro­nis et Dominationibus cumque omni militia caelestis exercitus humnum gloriae tuae cani­mus, sine fine dicentes:

Waarlijk goed is het en recht, billijk en heilzaam, dat wij U altijd en overal dankzeggen, heilige Heer, al­machtige Vader, eeuwige God. Want door het geheim van de vleeswording des Woords scheen het nieuwe licht van uw helderheid in onze geestesoogen; opdat wij, God zichtbaar kennende, door Hem tot de liefde voor het onzichtbare vervoerd geraken. En daarom zingen wij met de Engelen en Aartsengelen, de Tronen en Heer­schappijen en al de hemelse heerscharen het loflied van uw heerlijkheid, zonder ophouden zeggend:

Prefatie van de Verschijning des Heren

op de feesten en gedurende het octaaf.

Vere dignum et justum est, aequum et salutare, nos tibi semper et ubique gratias agere: Domine sancte, Pater omnipotens, aeterne Deus: Quia, cum Unigenitus tuus in substantia nostrae moralitatis apparuit, nova nos immortalitatis suae luce reparavit. Et ideo cum Angelis et Archangelis, cum Thro­nis et Dominationibus cumque omni militia caelestis exercitus hymnum gloriae tuae canimus, sine fine dicentes:

Waarlijk goed is het en recht, billijk en heilzaam, dat wij U altijd en overal dankzeggen, heilige Heer, almachtige Vader, eeuwige God. Want toen uw Eniggeborene ver­scheen in onze sterfelijke natuur, herstelde Hij ons in het nieuwe licht van zijn onsterfelijkheid. En daarom zingen wij met de Engelen en Aartsengelen, de Tronen en Heer­schappijen en al de hemelse heer­scharen het loflied van uw heerlijkheid, zonder ophouden zeggend:

Prefatie van de Vasten

van aswoensdag tot Passiezondag.

Vere dignum et justum est, aequum et salutare, nos tibi semper et ubique gratias agere: Domine sancte, Pater omnipotens, aeterne Deus: Qui corporali jejunio vitia comprimis, mentem ele­vas, virtutem largiris et praemia: per Chris­tum, Dominum nostrum. Per quem Majestatem tuam laudant Angeli, adorant Dominationes, tremunt Potestates. Caeli caelorumque Virtutes ac beata Seraphim socia exsultatione concelebrat. Cum quibus et nostras voces ut admitti jubeas, deprecamur, supplici confessione dicentes:

Waarlijk goed is het en recht, billijk en heilzaam, dat wij U altijd en overal dankzeggen, heilige Heer, al­machtige Vader, eeuwige God; die voor het vasten van het lichaam de ondeugden onderdrukt, de geest verheft, zowel de kracht geeft als de kamp­prijs: door Christus onzen Heer. Door wien de Engelen uw Majesteit loven, de Heerschappijen haar aanbidden, de Machten haar met huiver omringen, de hemelen en de Krachten der hemelen en de zalige Seraphim haar in gezamelijke opgetogenheid vieren. Met hun stemmen, vragen wij, aanvaard ook de onze, om in nede­rige lofprijzing te zeggen:

Prefatie van het Heilig Kruis

gedurende de Passietijd, en op de feesten ter ere van het Heilige Kruis en van het Kostbaar Bloed onzes Heren.

Vere dignum et justum est, aequum et salutare, nos tibi semper et ubique gratias agare: Domine sancte, Pater omnipotens, aeterne Deus: Qui salutem humani generis in ligno Crucis constituisti: ut, unde mors oriebatur, inde vita resurgeret: et, qui in ligno vincebat, in ligno quoque vinceretur; per Christum, Dominum nostrum. Per quem Majestatem tuam laudant Angeli, adorant Dominationes tremunt potestates. Caeli caelorumque Virtutes ac beata Seraphim socia exsultatione concelebrant. Cum quibus et nostras voces ut admitti jubeas, deprecamur, supplici confessione dicentes.

Waarlijk goed is het en recht, billijk en heilzaam, dat wij U altijd en overal dankzeggen, heilige Heer, al­machtige Vader, eeuwige God; die het heil van het menselijk geslacht in het hout des Kruises hebt gevestigd, opdat waar de dood was ont­sprongen, ook het leven zou op­rijzen, en hij die door het hout had overwonnen, ook door het hout overwonnen zou worden: door Christus onzen Heer. Door wien de Engelen uw Majesteit loven, de Heer­schappijen haar aanbidden, de Machten haar met huiver om­ringen, de hemelen en de Krachten der hemelen en de zalige Seraphim haar in gezamenlijke opgetogenheid vieren. Met hun stem­men, vragen wij aanvaard ook de onze, om in nederige lofprijzing te zeggen:

Prefatie van Pasen

van de Paasvigilie tot de Hemelvaart des Heren (behalve op feesten met een eigen Prefatie).

Vere dignum et justum est, aequum et salutare: Te quidem, Domine, omni tempore, sed in hac potissimum die (in hoc potissimum) gloriosius praedicare, cum Pascha nostrum immolatus est Christus. Ipse enim verus est Agnus, qui abstulit peccata mundi. Qui mortem nostram mo­riendo destruxit et vitam resurgendo reparavit. Et ideo cum An­gelis et Archangelis, cum Thro­nis et Dominationibus cumque omni militia caelestis exercitus hymnum gloriae tuae canimus, sine fine dicentes:

Waarlijk goed is het en recht, billijk en heilzaam, dat wij U, Heer, ten allen tijde, maar bovenal op deze dag (van Beloken Pasen af: bovenal in deze tijd) triomfantelijker prijzen, nu ons Pasen, Christus, is geslacht. Hij toch is het ware Lam, dat de zonden der wereld heeft weggenomen. En door te sterven vernietigde Hij onze dood, en door op te staan herstelde Hij ons leven. En daarom zingen wij met de Engelen en Aartsengelen, de Tronen en Heerschappijen en al de hemelse heerscharen het loflied van uw heerlijkheid, zonder ophouden zeggend:

Prefatie van Onzes Heren Hemelvaart

van het feest van Hemelvaart tot de vigilie van Pinksteren (behalve op feesten met een eigen Prefatie).

Vere dignum et justum est, aequum et salutare, nos tibi semper et ubique gratias agere: Domine sancte Pater omnipotens, aeterne Deus: per Christum, Dominum nostrum. Qui post resurrectionem suam omnibus discipulis suis manifestus apparuit et, ipsis cernentibus, est elevatus in caelum, ut nos divinitatis suae tribueret esse participes. Et ideo cum Angelis et Arch­angelis, cum Thronis et Dominationibus cumque omni militia caelestis exercitus hymnum gloriae tuae canimus, sine fine dicentes:

Waarlijk goed is het en recht, billijk en heilzaam, dat wij U altijd en overal dankzeggen, heilige Heer, al­machtige Vader, eeuwige God: door Christus onzen Heer. Die na zijn verrijzenis aan al zijn leerlingen op zicht­bare wijze is verschenen, en voor hun ogen ten hemel is opgestegen om ons aan zijn God­heid deelachtig te maken. En daarom zingen wij met de Engelen en Aartsengelen, de Tronen en Heerschappijen en al de hemelse heerscharen het loflied van uw heerlijkheid, zonder ophouden zeggend:

Prefatie van Pinksteren

van de viligie van Pinksteren tot en met de Zaterdag na Pinksteren, en in de votiefmissen van de Heilige Geest (in deze laatste missen zonder de woorden hodierna die - op deze dag).

Vere dignum et justum est, aequum et salutare, nos tibi semper et ubique gratias agere: Domine sancte, Pater omnipotens, aeterne Deus: per Christum, Dominum nostrum. Qui, ascendens super omnes caelos sedens­que ad dexteram tuam, promissum Spiritum (hodierna die) in filios adoptionis effudit. Qua­propter profusis gaudiis totus in orbe ter­rarum mundus exsultat. Sed et supernae virtutes atque angelicae Potestates hymnum gloriae tuae concinunt, sine fine dicentes.

Waarlijk goed is het en recht, billijk en heilzaam, dat wij U altijd en overal dankzeggen, heilige Heer, al­machtige Vader, eeuwige God: door Christus onzen Heer. Die, opgeklommen tot het hoogste der hemelen en gezeten aan uw rechterhand, de beloofde Heilige Geest (op deze dag) over uw aangenomen kinderen heeft uitgestort. Daarom juicht in uitbundige vreugde het mensdom over de gehele aarde. Maar ook de Krachten in de hoge en de Mach­ten der engelen zingen tezamen het loflied van uw heerlijkheid, zonder ophouden zeggend:

Prefatie van de Heilige Drievuldigheid

op het feest en in de votiefmissen van de H. Drievuldigheid, en op vele Zondagen van het jaar.

Vere dignum et justum est, aequum et salutare, nos tibi semper et ubique gratias agere: Domine sancte Pater omnipotens, aeterne Deus: Qui cum unigenito Filio tuo et Spiritu Sancto unus es Deus, unus es Dominus: non in unius singularitate persona, sed in unius Trinitate substantiae. Quod enim de tua gloria, revelante te, credimus, hoc de Filio tuo, hoc de Spiritu Sanc­to sine differentia discretionis sentimus. Ut in confessione verae sempiternaeque Deitatis, et in personis proprietas, et in essentia unitas, et in majestate adoretur aequalitas. Quam laudant Angeli atque Arch­angeli, Cherubim quoque ac Seraphim: qui non cessant clamare quotidie, una voce dicentes:

Waarlijk goed is het en recht, billijk en heilzaam, dat wij U altijd en overal dankzeggen, heilige Heer, al­machtige Vader, eeuwige God; die met uw eniggeboren Zoon en de Heilige Geest één God zijt en één Heer, niet in de enkelvoudigheid van één per­soon, maar in de Drievuldigheid van één natuur. Want hetgeen wij, overeenkomstig uw openbaring, van uw heerlijkheid geloven, datzelfde nemen wij zonder verschil of onderscheid aan, zowel van uw Zoon als van de Heilige Geest; zodat in de belijdenis van de ware en eeuwige Godheid in de Personen het eigene, in het Wezen de eenheid en in de Majesteit de gelijkheid wordt aanbeden. Haar loven de Engelen en Aartsengelen, de Cherubim en Seraphim, die niet ophouden dag aan dag te roepen, als uit één mond zeggend:  

Prefatie van het Heilig Hart

op het feest van het heilig Hart van Jezus, gedurende het octaaf, en in de votiefmissen.

Vere dignum et justum est, aequum et salutare, nos tibi semper et ubique gratias agere: Domine sancte, Pater omnipotens, aeterne Deus: Qui Unigenitum tuum, in Cruce pendentem lancea militis transfige voluisti: ut apertum Cor, divinae largitatis sacrarium, torrentes nobis funderet miserationis et gratiae: et, quod amore nostri flagrare numquam destitit, piis esset requies et poenitentibus pateret salutis refugium. Et ideo cum Angelis et Archangelis, cum Thronis et Dominationibus cumque omni militia caelestis exercitus hymnum gloriae tuae canimus, sine fine dicentes.

Waarlijk goed is het en recht, billijk en heilzaam, dat wij U altijd en overal dankzeggen, heilige Heer, almachtige Vader, eeuwige God; die hebt gewild dat uw Eniggeborene, hangend aan het kruis, door de lans van de soldaat werd doorstoken, opdat zijn geopend Hart, schatkamer van goddelijke mildheid, een vloed van ontferming en genade over ons zou uitstorten; en opdat dit Hart, dat nim­mer heeft opgehouden van liefde tot ons te branden, voor de vromen een rustplaats zou zijn, en voor de rouwmoedigen zou openstaan als een toevlucht ter zaligheid. En daarom zingen wij met de Engelen en Aartsengelen, de Tronen en Heerschappijen en al de hemelse heerscharen het loflied van uw heerlijkheid, zonder ophouden zeggend:

Prefatie van Christus Koning

Vere dignum et justum est, aequum et salutare, nos tibi semper et ubique gratias agere: Domine sancte, Pater omnipotens, aeterne Deus: qui unigenitum Filium tuum, Dominum nostrum Jesum Christum, Sacerdotem aeternum et universorum Regem, oleo exsultationis unxisti: ut, seipsum in ara crucis hostiam immucalatam et pacificam offerens, redemptionis humanae sacramenta perageret: et suo subjectis imperio omnibus creaturis, aeternum et universale regnum, immensae tuae traderet Majestati. Regnum veritatis et vitae: regnum sanctitatis et gratiae: regnum justitiae, amoris et pacis. Et ideo cum Ang­elis et Archangelis, cum Thro­nis et Dominationibus cumque omni militia caelestis exercitus hymnum gloriae tuae canimus, sine fine dicentes:

Waarlijk goed is het en recht, billijk en heilzaam, dat wij U altijd en overal dankzeggen, heilige Heer, al­machtige Vader, eeuwige God: die uw eniggeboren Zoon, onze Heer Jezus Chris­tus, de eeuwige Pries­ter en Koning van het heelal, met vreugde-olie hebt gezalfd; opdat Hij, door Zich­zelf op het altaar des Kruises als een vlekkeloze en vredemakende offerande ten offer te brengen, het geheim van de verlossing der mensheid zou voltrekken; en opdat Hij, door alle schepselen aan zijn macht te onderwerpen, aan uw oneindige Majesteit een eeuwig en alge­meen rijk zou overdragen; een rijk van waarheid en leven, een rijk van heiligheid en genade, een rijk van rechtvaardigheid, van liefde en vrede. En daarom zingen wij met de Engelen en Aartsengelen, de Tronen en Heerschappijen en al de hemelse heerscharen het loflied van uw heerlijkheid, zonder ophouden zeggend: 

 

Prefatie van de Heilige Moeder Gods

op alle feesten gedurende de octaven en in de votiefmissen ter ere van de H. Moeder Gods. Bij alle betreffende missen staat aangegeven, welke woorden bij *** moeten worden toegevoegd.

Vere dignum et justum est, aequum et salutare, nos tibi semper et ubique gratias agere: Domine sancte, Pater omnipotens, aeterne Deus: Et te in *** beatae Mariae semper Virginis collaudare, benedicere et praedicare. Quae et Unigenitum tuum Sancti Spiritus obumbratione concepit: et, virginitatis gloria permanente, lumen aeternum mundo effudit, Jesum Chris­tum, Dominum nostrum. Per quem majestatem tuam laudant Angeli, adorant Dominationes, tremunt Potestates. Caeli caelorumque Virtutes ac beata Seraphim socia exsultatione concelebrant. Cum quibus et nostras voces ut admitti jubeas, deprecamur, supplici confessione dicentes:

Waarlijk goed is het en recht, billijk en heilzaam, dat wij U altijd en overal dankzeggen, heilige Heer, al­machtige Vader, eeuwige God. En dat wij U geza­menlijk loven, zegenen en prijzen bij de *** van de heilige Maria altijd Maagd; die door de over­schaduwing van de Heilige Geest uw Eniggeborene heeft ontvangen en, met behoud van de luister van haar maagdelijkheid, het eeuwige licht over de wereld heeft uitgestort: Jezus Christus onze Heer. Door wien de Engelen uw Majesteit loven, de Heer­schappijen haar aanbidden, de Machten haar met huiver om­ringen, de hemelen en de Krach­ten der hemelen en de zalige seraphim haar in gezamenlijke opgetogenheid vieren. met hun stemmen, vragen wij, aanvaard ook de onze, om in nederige lofprijzing te zeggen.

Prefatie van de Heilige Jozef

op de beide feesten, gedurende het octaaf van het beschermfeest, en in de votiefmissen.

Vere dignum et justum est, aequum et salutare, nos tibi semper et ubique gratias agere: Domine sancte, Pater omnipotens, aeterne Deus: Et te in Festivitate (Veneratione) beati Joseph debitis magnificare praeconiis, benedicere et praedicare. Qui et vir justus, a te Deiparae Virgini Sponsus est datus: et fidelis servus ac prudens, super Familiam tuam est constitutus: ut Unigentum tuum, Sancti Spiritus obum­bratione con­ceptum, paterna vice custodiret, Jesum Christum, Dominum nostrum. Per quem majestatem tuam laudant Angeli, adorant Dominationes, tremunt Potestates. Caeli caelorumque Virtutes ac beate Seraphim socia exsultatione concelebrant. Cum quibus et nostras voces ut admitti jubeas, deprecamur, supplici confessione dicentes:

Waarlijk goed is het en recht, billijk en heilzaam, dat wij U altijd en overal dankzeggen, heilige Heer, al­machtige Vader, eeuwige God, en U op het feest (bij de viering) van de heilige Jozef met passende lofzangen verheerlijken, zegenen en roemen. Hij, de rechtvaardige man, is door U aan de maagdelijke Moeder van God tot bruidegom gegeven en, als trouwe en voor­zichtige dienaar, gesteld over uw gezin; opdat hij als een vader zou waken over uw Eniggeborene, die door de overschaduwing van de Heilige Geest werd ontvangen: Jezus Christus onze Heer. Door wien de Engelen uw Majesteit loven, de Heerschappijen haar aanbidden, de Machten haar met huiver omringen, de hemelen en de Krachten der hemelen en de zalige Seraphim haar in gezamenlijke opgetogenheid vieren. Met hun stem­men, vragen wij, aanvaard de onze, om in nederige lofprijzing te zeggen:

Prefatie van de Apostelen

op de feesten van apostelen, evangelisten en heilige pausen.

Vere dignum et justum est, aequum et salutare: Te, Domine, suppliciter exorare, ut gregem tuum, Pastor aeterne, non desares: sed per beatos Apostolos tuos continua protectione custodias. Ut iisdem rectoribus gubernetur, quos operis tui vicarios eidem con­tulisti praeesse pastores. Et ideo cum Angelis et Archangelis, cum Thronis et Dominationibus cum­que omni militia caelestis exer­citus hymnum gloriae tuae canimus, sine fine dicentes:  

Waarlijk goed is het en recht, billijk en heilzaam, dat wij U Heer, oot­moedig smeken, dat Gij uw kudde, eeuwige Herder, niet verlaat, maar door uw heilige Apos­telen bewaart in voortdurende bescherming; opdat zij geleid worde door de bestuurders, die Gij als plaatsvervangers voor uw werk tot herders over haar hebt aangesteld. En daarom zingen wij met de Engelen en Aartsengelen, de Tronen en Heerschappijen en al de hemelse heerscharen het loflied van uw heerlijkheid, zonder ophouden zeggend:  

Prefatie van de Overledenen

Vere dignum et justum est, aequum et salutare, nos tibi semper et ubique gratias agere: Domine sancte, Pater omnipotens, aeterne Deus: per Christum, Dominum nostrum. in quo nobis spes beatae resurrectionis effulsit, tu, quos contristat certa moriendi condicio, eosdem consoletur futurae immortalitatis promissio. Tuis enim fidelibus, Domine, vita mutatur, non tollitur: et, dissoluta terrestris hujus incolatus domo, aeterna in caelis habitatio comparatur. Et ideo cum Angelis et Archangelis, cum Thronis et Dominationibus cumque omni militia caelestis exercitus humnum gloriae tuae canimus, sine fine dicentes:

Waarlijk goed is het en recht, billijk en heil­zaam, dat wij U altijd en overal dankzeggen, heilige Heer, al­machtige Vader, eeuwige God: door Christus onze Heer; in wien de hoop op een zalige verrijzenis ons tegen­straalt, zodat wij, die bedroefd zijn door de onherroepelijke wet van de dood, door de belofte der toekomstige onsterfelijkheid getroost worden. Uw gelovigen toch, Heer, wordt het leven veranderd, niet weggenomen; en is het huis van dit hun aards be­staan ingestort, dan staat in de hemel een eeuwige woning gereed. En daarom zingen wij met de Engelen en Aarts­engelen, de Tronen en Heerschappijen en al de hemelse heerscharen het loflied van uw heerlijkheid, zonder ophouden zeggend: 


Terwijl koor en volk de zang van het Driemaal-heilig zingen bidt de priester de woorden van deze zang in stilte en vervolgt onmiddelijk met de gebeden van de Canon der Mis.

      Heilig, Heilig, Heilig de Heer, de God der Heerscharen.Vol zijn hemel en aarde van uw heerlijkheid. Hosanna in de hoge. Gezegend Hij, die komt in de naam van de Heer. Hosanna in de hoge.

CANON VAN DE MIS

Hoewel de nu volgende gedeelten van het eucharistische gebed (met de daaraan toegevoegde gedachtenissen van levenden, heiligen en overledenen) een geheel vormen met de Prefatie, dragen zij tezamen de naam van Canon. Met uitzondering van het slot van de laatste lofprijzing, worden de gebeden van de Canon door de priester met zachte stem uitgesproken.

      Wij bidden en smeken U dan ootmoedig, goedertierenste Vader, door Jezus Christus, Uw Zoon, onze Heer, dat Gij deze gaven, deze offers, deze heilige, vlekke­loze offeranden, die wij U in de eerste plaats opdragen voor uw heilige katholieke Kerk goedgunstig wilt aannemen en zegenen. Gewaardig U haar vrede te verlenen, haar te be­schermen, in eenheid te behouden en te besturen over heel de wereld; in eenheid met uw dienaar, onze Paus N., en onze Bisschop N., en alle recht­gelovigen en belijders van het katholiek en apostolisch geloof.

      Gedenk, Heer, uw dienaren en dienaressen N.N. en alle hier aanwezigen, wier geloof en godsvrucht U bekend zijn, voor wie wij U deze lofofferande opdragen of die ze u opdragen voor zichzelf en voor al de hunnen: voor de verlossing van hun zielen, in de hoop op hun zaligheid en hun redding: en die hun wensen aanbieden aan U, de eeuwige, levende en ware God.

      In gemeenschap met en ter eerbiedige gedachtenis allereerst van de roemrijke Maria, altijd Maagd en Moeder van onze God en Heer Jezus Christus: maar ook van de H. Josef bruidegom van de H. Maagd en uw HH. Apostelen en Martelaren Petrus en Paulus, Andreas, Jacobus, Joannes, Thomas, Jacobus, Philippus, Bartholomeus, Mattheus, Simon en Thaddeus: Linus, Cle­tus, Clemens, Sixtus, Cornelius, Cyprianus, Lau­rentius, Chrysogonus, Joannes en Pau­lus, Cosmas en Damianus, en van al uw Heiligen: laat Gij ons omwille van hun verdiensten en gebeden in alles de hulp van uw bescherming genieten. Door dezelfde Christus, onze Heer. Amen.

De priester strekt de handen uit over de offergaven en bidt:

      Wij smeken U daarom, Heer, dit offer van ons, uw dienaren en tevens van geheel uw gezin genadig aan te nemen: onze dagen in uw vrede te leiden, ons aan de eeuwige verdoemenis te ontrukken, en in de kudde van uw uitverkorenen te doen opnemen. Door Christus, onze Heer. Amen.

      Wij smeken U, o God, dat Gij U gewaardigt dit offer in alles te zegenen, het volkomen geldig, waardig en welgevallig te maken, opdat het voor ons worde het Lichaam en Bloed van uw allerbeminnelijkste Zoon, onze Heer Jezus Chris­tus.

De priester neemt de hostie in beide handen:

      Die daags voor zijn lijden het brood nam in zijn heilige en eerbiedwaardige handen, zijn ogen hemelwaarts richtte tot U, God, Zijn almachtige Vader, U dank bracht, het zegende, brak, aan Zijn leerlingen gaf, en zei: neemt en eet allen hiervan: WANT DIT IS MIJN LICHAAM.

De priester aanbidt knielend het Lichaam des Heeren, toont de heilige Hostie aan de gelovigen, en knielt nogmaals. Vervolgens neemt hij de kelk in beide handen.

      Op dezelfde wijze nam Hij na het avondmaal ook deze voortreffelijke Kelk in zijn heilige en eerbiedwaardige handen, zei U dank, zegende dien, gaf hem aan zijn leerlingen, en zei: neemt en drinkt allen hieruit: WANT DIT IS DE KELK VAN MIJN BLOED VAN HET NIEUW EN EEUWIG VERBOND - GEHEIM DES GELOOFS - DAT VOOR U EN VOOR VELEN VER­GOTEN ZAL WORDEN TOT VERGEVING VAN DE ZONDEN. Zo dikwijls gij dit doen zult, zult gij het ter mijner gedachtenis doen.

Knielend aanbidt de priester het Bloed des Heren, toont de kelk aan de gelovigen, en knielt nogmaals. Vervolgens bidt hij met uitgestrekte armen het gebed met de gedachtenissen van het heilswerk, aldus gehoorzamend aan het gebod van de Heer.

      Vandaar dat wij, o Heer, uw dienaren, maar ook uw heilig volk, bij de gedachtenis aan het heilig Lijden van dezelfde Chris­tus, uw Zoon, onze Heer, alsook aan zijn Verrijzenis uit de dood en zijn glorievolle Hemelvaart: uit uw giften en gaven een zuivere offerande een heilige offerande, een onbevlekte offerande, het heilig Brood des eeuwigen levens en de kelk van de eeuwige zaligheid, aan uw verheven majesteit aanbieden.

      Gewaardig U op deze offerande met genadige en goedertieren blik neer te zien, en ze welwillend te aanvaarden, zoals Gij U gewaardigd hebt de gaven van uw rechtvaardige dienaar Abel, het offer van onze aartsvader Abra­ham, en het heilig offer, de vlekkeloze offerande, die uw hogepriester Mel­chisedech U heeft opgedragen, te aanvaarden.

Diep gebogen vraagt de priester dat de heilige Engel Gods, dit is Christus, het offer moge nederleggen op het altaar, dat in de heerlijkheid van de hemel voor Gods aanschijn staat opgericht.

      Nederig vragen wij U, al­machtige God, laat deze offerande door de handen van uw heilige engel tot op het verheven altaar brengen, dat staat voor het aanschijn van uw goddelijke Majesteit; opdat wij allen die als deelname aan dit altaar het allerheiligst Lichaam en Bloed van uw Zoon zullen ontvangen, van de volheid der hemelse zegeningen en genade vervuld worden, door dezelfde Christus onze Heer. Amen.

      Gedenk ook, Heer, uw dienaren en dienaressen N.N., die ons zijn voorgegaan met het teken van het geloof en rusten in de slaap des vredes.

Met gevouwen handen bidt de priester enkele ogenblikken voor de overledenen, die hij bijzonder wil gedenken.

      Verleen hun en allen, die in Chris­tus rusten, de plaats van verkwikking, licht en vrede. Door dezelfde Christus, onze Heer. Amen.

De priester klopt zich op de borst en bidt:

      Gewaardig U ook aan ons, uw zondige dienaren, die op de overvloed van Uw barmhartigheid vertrouwen, enig deel en ge­meenschap te schenken met uw heilige Apostelen en Martelaren: met Joannes, Step­hanus, Matthias, Barnabas, Ignatius, Alexander, Marcel­linus, Petrus, Felicitas, Perpetua, Agatha, Lucia, Agnes, Cecilia, Anas­tasia, en al uw heiligen; en laat ons, smeken wij U, in hun gezelschap toe, niet als iemand die onze verdiensten beloont, maar die onze schuld vergeeft. Door Christus, onze Heer.

De priester maakt met de heilige Hostie enkele malen het kruisteken over de kelk, en heft vervolgens kelk en heilige Hostie een weinig omhoog, daarbij de grote lofprijzing sprekend aan het einde van het eucharistische gebed:

      Door wien Gij, Heer, steeds al dit goede schept, heiligt, levend maakt, zegent en aan ons schenkt

      Door Hem, en met Hem en in Hem, zij aan U, God almachtige Vader, in de eenheid met de Heilige Geest, alle eer en glorie.

De priester maakt een kniebuiging en besluit:

V.  Door alle eeuwen der eeuwen.

R.  Amen.

PATER NOSTER

V.  Laat ons bidden. Door heil­zame voorschriften aan­gespoord, en door goddelijke voorlichting onderwezen, durven wij zeggen:

      Onze Vader, die in de hemel zijt; uw naam worde geheiligd; uw rijk kome; uw wil geschiede op aarde zoals in de hemel. Geef ons heden ons dagelijks brood; en vergeef ons onze schuld, zoals ook wij aan anderen hun schuld vergeven; en leid ons niet in bekoring.

R.  Maar verlos ons van het kwade.

De priester antwoordt in stilte:

V.  Amen.

En vervolgt:

      Bevrijd ons, bidden wij, Heer, van alle verleden, tegenwoordig en toekomstig kwaad, en geef ons op de voorspraak van de heilige en roemrijke Maria, altijd Maagd, en Moeder Gods, van uw HH. Apostelen Petrus en Paulus, Andreas, en alle Heiligen, goedgunstig de vrede in onze dagen; opdat wij, door de bijstand van uw barmharigheid geholpen, steed vrij zijn van zonden, en beveiligd tegen alle verwarring.

 

HET BREKEN VAN DE HEILIGE HOSTIE EN VERMENGING VAN DE GEDAANTEN

 

De priester breekt de heilige Hostie in drie delen.

 

      Door dezelfde onze Heer Jezus Christus, uw Zoon, die als God met U leeft en heerst in de eenheid met de Heilige Geest.

En luide besluit hij:

V.  Door alle eeuwen der eeuwen.

R.  Amen.

Alvorens het kleinste van de drie delen in de kelk te laten vallen, maakt de priester er driemaal het kruisteken mee boven de kelk, en zingt daarbij de volgende vredegroet:

V.  De vrede van de Heere zij altijd met u.

R.  En met uw geest.

      Deze vermenging en heiliging van het Lichaam en Bloed van onze Heer Jezus Christus strek­ke ons, die ze nuttigen, ten eeuwigen leven. Amen.

AGNUS DEI EN VREDESKUS

Koor en volk zingen het Agnus Dei. De priester bidt deze aanroepingen met halfluide stem, en klop zich daarbij driemaal op de borst. Vervolgens bidt de priester gebogen en met zachte stem het gebed om vrede.

      Lam Gods, dat de zonden van de wereld wegneemt: ontferm U over ons.

      Lam Gods, dat de zonden van de wereld wegneemt: ontferm U over ons.

      Lam Gods, dat de zonden van de wereld wegneemt: geef ons de vrede.

In de missen voor de overledenen worden de eerste twee aanroepingen besloten met de bede dona eis requiem - geef hun de rust, en de derde aanroeping met dona eis requiem sempiternam - geef hun de eeuwige rust.- Het volgende gebed vervalt in de missen voor de overledenen.

      Heer Jezus Christus, Gij hebt aan uw apostelen gezegd: vrede laat Ik u na, mijn vrede geef Ik u: sla geen acht op mijn zonden, maar op het geloof van uw Kerk; en verleen haar volgens uw wil in vrede en eenheid te bewaren: God, die leeft en heerst, in alle eeuwen der eeuwen. Amen.

In de missen met assistentie van diaken en subdiaken (behalve in de missen voor de overledenen) wordt hier de vredeskus gegeven. Men begroet elkaar daarbij met de volgende woorden:

V.  De vrede zij met u.

R.  En met uw geest.

LAATSTE GEBEDEN VOOR DE NUTTIGING

      Heer Jezus Christus, Zoon van de levende God, Gij hebt volgens de wil van de Vader, met medewerking van de Heilige Geest door uw dood het leven aan de wereld geschonken: bevrijd mij door dit uw allerheiligst Lichaam en Bloed van al mijn ongerechtigheden, en van alle kwaad; maak, dat ik uw geboden steeds onderhoude en laat niet toe, dat ik ooit van U gescheiden worde: God, die met dezelfde God de Vader en Heilige Geest leeft en heerst, in de eeuwen der eeuwen, Amen.

      Laat de nuttiging van uw Lichaam, Heer Jezus Christus, dat ik, onwaardige, op het punt sta te ontvangen, mij niet ten vonnis en veroordeling strekken: maar door uw vaderlijke goedheid tot bescherming van ziel en lichaam en tot een geneesmiddel: God, die leeft en heerst met God de Vader in de eenheid met de Heilige Geest, in alle eeuwen der eeuwen. Amen.

De priester knielt en zegt:

      Het hemels Brood zal ik nemen en de naam van de Heer aanroepen.

 

Driemaal klopt de priester op de borst en zegt telkens:

      Heer, ik ben niet waardig, dat Gij komt onder mijn dak: maar spreek slechts één woord, en mijn ziel zal gezond worden.

DE COMMUNIE

      Het Lichaam van onze Heer Jezus Christus beware mijn ziel ten eeuwigen leven. Amen.

De priester nuttigt de heilige Hostie en blijft na de nuttiging enkele ogenblikken in stille overweging. Daarna ontdekt hij de kelk, verzamelt de deeltjes van de heilige Hostie welke mogelijk op de corporale zijn achtergebleven, en laat deze in de kelk vallen. Onder tussen bidt hij:

      Wat zal ik de Heer teruggeven voor alles, wat Hij mij gegeven heeft? De kelk der zaligheid zal ik nemen, en de naam van de Heer aanroepen. Ik zal vol lof de Heer aanroepen, en veilig zijn tegen mijn vijanden.

      Het Bloed van onze Heer Jezus Christus beware mijn ziel ten eeuwigen leven. Amen.

De priester nuttigt het heilig Bloed. - De priester wendt zich tot de gelovigen en zegt:

V.  De almachtige God ontferme Zich over u, vergeve uw zonden, en geleide u ten eeuwigen leven.

R.  Amen.

De priester toont de heilige Hostie en zegt:

V.  Ziet het Lam Gods; ziet Hem die wegneemt de zonden der wereld.

R.  Heer, ik ben niet waardig dat Gij ingaat onder mijn dak; maar spreek slechts één woord, en mijn ziel zal gezond worden. (driemaal)

Hierna reikt de priester de heilige Communie aan de misdienaren en aan alle gelovigen die nader treden; telkens zegt hij:

      Het Lichaam van onze Heer Jezus Christus beware uw ziel ten eeuwigen leven. Amen.

Ondertussen zingt het koor de antifoon bij de communie (Communio).

Na de communie van de gelovigen reinigt de priester de kelk eerst met wijn, en zegt:

      Wat wij nuttigden met de mond, Heer, laat het ons ontvangen in een zuiver hart; en van een tijdelijke gave worde het ons eeuwig heilmiddel.

Vervolgens reinigt hij de kelk met wijn en water, en bidt:

      Uw Lichaam, Heer, dat ik heb genuttigd, en uw Bloed dat ik heb gedronken, hechte zich vast in mijn binenste; en geef dat geen vlek van zonde achterblijve in mij, die Gij met deze zuivere en heilige Geheimen hebt verkwikt; Gij die leeft en heerst in de eeuwen der eeuwen. Amen.

COMMUNIO

Aan de epistelzijde van het altaar leest de priester de antifoon van de communie (Communio), welke door het koor tijdens de nuttiging door de gelovigen werd gezongen

LAATSTE GEBEDEN

SLOTGEBEDEN

De priester wendt zich tot het volk met de groet:

V.  De Heer zij met u.

R.  En met uw geest.

Aan de epistelzijde van het altaar zingt de priester het Slotgebed, beginnend met de uitroep:

R.  Laat ons bidden.

Na het Slotgebed (na het eerste en het laatste, indien meer dan één Slotgebed wordt gezegd) antwoort het volk:

V.  Amen.

WEGZENDING EN LAATSTE ZEGEN

Nogmaals wendt de priester zich tot de gelovigen 

V.  De Heer zij met u.

R.  En met uw geest.

Hierna volgt de wegzending, die in de missen met assistentie door de diaken wordt gezongen:

V.  Gaat, de Mis is uit.

R.  Gode zij dank.

In de missen zonder Gloria in excelsis zegt men echter

V.  Laat ons zegenen de Heer.

R.  Gode zij dank.

In de missen voor de overledenen:

V.  Dat zij rusten in vrede.

R.  Amen.

Diepgebogen voor het midden van het altaar bidt de priester:

      Moge heilige Drievuldigheid, de hulde van mijn dienstwerk U behagen; en geef dat het offer, hetwelk ik, onwaardige, voor het aanschijn van uw Majesteit heb opgedragen, U welgevallig zij, en mij en allen, voor wie ik het opdroeg, door uw barmhartigheid tot verzoening strekke. Door Christus onze Heer. Amen.

De priester zegent de gelovigen (behalve in de missen voor de overledenen):

V.  Zegene U de almachtige God, de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.

R.  Amen.

LAATSTE EVANGELIE

Aan de evangeliezijde van het altaar leest de priester het Laatste Evangelie, Allen gaan staan, en tekenen zich bij de aankondiging met de duim op voorhoofd, mond en borst met het kruisteken. Indien niet een ander Evangelie als Laatste Evangelie moet worden gelezen, zegt de priester het volgende:

V.  De Heer zij met u.

R.  En met uw geest.

V.  Begin van het heilig Evan­gelie volgens Joannes. (1, 1-14)

R.  Eer zij U, o Heer.

 

R.  Gode zij dank.

Geen opmerkingen: