Veel preken in de kerken die behoren tot de Reformatorische zuil zijn individualistisch, piëtistisch en gericht op het gevoelsleven en innerlijk van de onbekeerde mens. Goede werken en een heilig leven zijn secundair geworden, het gaat immers niet om het uiterlijk, maar om je hart. Daardoor is kerkvolk binnen de Refo-zuil meer en meer weerloos en halfzacht geworden. Ze geven nog wel des keizer wat des keizers is, dat is een heilig moeten, maar niet meer Gode dat Gode is. Laat ik een voorbeeld geven om duidelijk te maken wat ik bedoel.
De Nederlandse wet heeft scholen verplicht om een medezeggenschapsraad in te voeren. Zoals het woord al zegt heeft een medezeggenschapsraad mede zeggenschap over de school en daarmee over de opvoeding en scholing van onze kinderen. Een Reformatorische basisschool voerde op bevel van de overheid gehoorzaam een medezeggenschapsraad in. Bezwaren tegen het feit dat vrouwen verkozen waren in deze medezeggenschapsraad werden door het bestuur van deze school prompt afgewezen. Nu kun je een hele discussie voeren of vrouwen Bijbels gezien al dan niet in een medezeggenschapsraad mogen zitten, maar daar gaat het mij nu niet om. Het gaat me om de reactie van het schoolbestuur op het bezwaar. Kort maar krachtig werd het bezwaar afgewezen, omdat aan de Nederlandse wet voldaan moet worden. Daar staat immers in Artikel 17, lid 2 van de WMR: “De medezeggenschapsraad waakt voorts in de school in het algemeen tegen discriminatie op welke grond dan ook en bevordert gelijke behandeling in gelijke gevallen en in het bijzonder de gelijke behandeling van mannen en vrouwen en de inschakeling van gehandicapte en allochtone werknemers.”
Burgerlijke ongehoorzaamheid is blijkbaar de ergste zonde die een Gereformeerd iemand kan doen. Het verbod op burgerlijke ongehoorzaamheid staat boven alle andere geboden van God, ja boven Gods Woord zelf. En dit is slechts een voorbeeld, er zouden er veel meer te noemen zijn. Het komt naar mijn mening grotendeels door het democratische denken, de meerderheid heeft gelijk. Als er een meerderheid voor is geeft dit een legitimering aan de beslissing, en een rechtvaardiging ervan. Een voorbeeld hiervan. De Albert Heijn had een actie met voetbalplaatsjes en enkele ouders hadden bezwaren tegen het feit dat op de Reformatorische school veel met deze plaatjes werd geruild. De voetballers worden immers verheerlijkt als godenzonen en de afgod Mammon wordt door de voetballers alom geëerd. De oudercommissie van deze school oordeelde echter dat de bezwaren afgewezen moesten worden, er waren immers slechts enkele ouders die zich gemeld hadden, de meerderheid had er geen moeite mee. De democratie regeert, het geweten van de enkeling telt niet. Niet naar de regel van Romeinen 14 rekening houden met het zwakkere geweten van je broeder of zuster. Men was ook bang voor betutteling, het zou toch wel heel erg zijn wanneer je daarvan beschuldigd zou worden…. En wanneer je het gaat verbieden dan verplaatst het zich naar buiten het schoolplein of buiten de schooltijden. Onder dat motto is al heel veel goedgepraat, wanneer je het verbiedt gaan ze het juist nog meer doen zegt men dan en wanneer je het (bijvoorbeeld soft drugs) legaliseert dan nemen de problemen vanzelf af. Eind van het liedje is: die paar ouders moeten niet zeuren, de meerderheid regeert.
De preken zijn vandaag aan de dag gericht tot het kerkvolk, tot degenen die zich voor geloofszaken interesseren. De rest van het Nederlandse volk kan buiten beschouwing gelaten worden, we leven immers in een democratie en die andere Nederlanders en medelanders interesseren zich nu eenmaal niet voor het geloof. We geloven in de godsdienstvrijheid en je kunt iemand toch niet dwingen. Maar dit staat wel in schril contrast met de preken van Gods profeten die altijd tot het volk spraken. Petrus sprak op de Pinksterdag tot de Joden en allen die te Jeruzalem woonachtig zijn. Zo wordt ook gesproken in Handeling 18: 28 en 20: 21. Johannes de Doper sprak ongevraagd tot Herodes en veroordeelde hem vanwege zijn hertrouwen met de vrouw van zijn broer Filippus, het koste hem letterlijk de ‘kop’. Maar hij sprak in ieder geval niet alleen tot de gelovige Joden die tot hem kwamen, maar eveneens tot een goddeloze heerser.
In het Oude Verbond was het niet anders. De zonde die in een bepaald land voorkomt is afdoende om het hele volk onder het oordeel te laten vallen. Aangezien de Israëlieten de armen in het land verdrukken, wordt het hele volk geoordeeld en in ballingschap gevoerd (Amos 5). De Israëlitische vrouwen waren te ijdel en op een verkeerde manier bezig met hun uiterlijk, als straf zullen hun mannen door het zwaard vallen (Jes. 30). Zo wordt in Jesaja ook geprofeteerd tegen heel Moab, Asyrië en de Filistijnen. Het voorkomen van zonden binnen het volk maakt heel het volk schuldig en oordeelswaardig. Dat moeten de Nederlanders zich ook realiseren. Zijn wij niet medeverantwoordelijk voor de abortussen, echtscheidingen, afgoderij (moskeeën), pornografie en godslastering in ons land?
Maar nu is de vraag of we burgerlijk ongehoorzaam mogen zijn en hoe we moeten handelen bij het zien van zoveel zonden. Gideon was de machthebbers van zijn tijd ongehoorzaam, hij hielt stiekem van de oogst achter die hij aan de overheden (de Midjanieten) had moeten betalen als belasting (Richt. 6: 11). Daniël was ongehoorzaam aan koning Nebukadnezar toen deze van hem eist om te knielen voor het beeld dat hij gemaakt had. Amram en Jochebed waren ongehoorzaam aan de koning en verstopten hun kindje Mozes. Maar ook Mozes vreesde de koning niet, want hij hielt zich vast als ziende de Onzienlijke (Hebr. 11: 27). Wij echter zijn volkomen gehoorzaam aan onze overheden, we lijken meer op de Joden die Christus wilden laten kruisigen, en roepen: “Wij hebben geen koning dan den keizer” (Joh. 19: 15). We zouden echter beter kunnen instemmen en belijden wat de schare riep toen Jezus intocht deed in Jeruzalem: “Hij, Die is de Koning Israëls!”.
Waarom zijn we nu zo slap geworden en onderdanig aan goddeloze heersers? Misschien komt het omdat we niet meer zien op de vergelding des loons (Hebr. 11: 26), omdat we liever een korte tijd de genieting der zonde hebben (Hebr. 11: 25), omdat we niet meer zien op de het betere dat is het hemelse vaderland (Hebr. 11: 16). Wanneer de overheid dreigt met intrekken van de subsidie van onze school buigen wij direct voor het dreigen van de overheid, laat staan dat we bereid zouden zijn om vanwege ons geloof gegeseld te worden, gestenigd, bespot, in stukken gezaagd, en ga zo maar door (Hebr. 11: 36, 37).
We hebben nog niet tot den bloede tegengestaan, strijdende tegen de zonde. We hebben nog niet als Nehemia wachten gezet bij de deuren van de V&D, opdat ze niet meer handelen op de zondag (Neh. 13: 19) en we hebben niet gedreigd om de hand aan hen te slaan als ze doorgaan (Neh. 13: 21). En we hebben vader die hun dochters laten trouwen met ongelovigen niet de haren uit het hoofd uitgetrokken (Neh. 13: 25). Geen afgodsbeelden afgebroken (Richt. 6: 27). Ja, Gideon was bang om die afgodsbeelden te vernielen vanwege de reacties van het volk, daarom heeft hij het maar ’s nachts gedaan. Maar wij zijn nog te bang om het ’s nachts te doen. De Heere Jezus zelf zag de tafels van de wisselaars en keerde ze om (Joh. 2: 15). Maar wij zien de ontheiliging van Godshuizen passief aan en doen niets, wij kijken werkeloos toe terwijl onze Godshuizen omgebouwd worden tot discotheken en handelshuizen. Amram en Jochebed beschermden hun kind tegen de hand van de Farao, maar wij laten duizenden Nederlandse kinderen vermoorden door de hand van aborteurs. De wapendrager van Saul vreesde zeer toen Saul vroeg hem te doden, nadat ze de strijd verloren hadden, maar wij kennen geen vrees meer en doden onze ouderen wanneer ze hierom vragen door euthanasie.
Daarom “Richt weder op de trage handen en de slappe knieën, en maakt rechte paden voor uw voeten, opdat hetgeen kreupel is niet verdraaid worde, maar dat het veelmeer genezen worde.”(Hebr. 12: 12, 13). “Want onze God is een verterend vuur.” (Hebr. 12: 29).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten