zaterdag 16 mei 2009

Pauselijke fictie


Door Patrick Madrid

Soms is het moeilijk om fictie te onderscheiden van realiteit. Weet u nog van die vrouw die haar huisdier wilde drogen in de magnetron (met desastreuze resultaten)? Of het wijdverbreide sprookje, dat door velen geloofd wordt, dat Procter & Gamble (o.a. van het merk Pampers en Gilette) in haar bedrijfslogo op slimme wijze het satanische getal ‘666’ verborgen is, herinnert u zich dit voorbeeld? We hebben allemaal allerlei legenden zien komen en gaan, soms met een verbazende en blijvende kracht. Wat ze hier met elkaar gemeen hebben is dat ze allemaal nep zijn. Onze cultuur is vol met mythes – soms onschuldig en soms kwaadaardig, maar iedereen aanvaardt de evangeliewaarheid gebracht door Jan modaal. Dit is ook het geval bij veel anti-katholieke mythes betreffende de Pausen. Veel mensen geloven dat er ooit een Paus Johanna was en dat de Paus het beest uit Openbaringen 13 is. In dit artikel worden vijf van de meest voorkomende “Pauselijke ficties” weersproken, ter lezing en vermaak.

Enige tijd geleden maakte ik het volgende mee. Ik reed samen met een vriendin Rita en we stopten even langs de kant van de weg om op de kaart te kijken, Rita zag dat de auto die al enige tijd achter ons reedt ook gestopt was en ze parkeerde onze auto ernaast.


Ze dacht dat de auto, waarin een vrouw van middelbare leeftijd zat, gestopt was om assistentie aan te bieden, Rita deed haar raampje naar beneden en glimlachend vroeg ze: “Kunt U me misschien de weg wijzen?”, ze zei dit terwijl het raam van de andere auto nog dicht was. De vrouw kon haar daardoor niet goed verstaan, maar ze had de vraag wel begrepen. Naar Rita starend schudde ze haar hoofd en fronste haar voorhoofd.

Perplex vroeg Rita: “Kunt u uw raampje niet naar beneden doen?”, terwijl ze als een pantomime speler de beweging maakte die nodig is om het raam naar beneden te doen. De vrouw schudde wederom haar hoofd en fronste nog dieper.

Toen leunde ze over de bestuurdersstoel van haar auto, naar ons toe, haar gezicht enkele centimeters van het raam verwijdert, en sprak luidt en duidelijk: “Ik haat de Paus!” Daarna maakte ze een obsceen gebaar met haar vinger, draaide de auto de weg op en reedt weg.

Rita was verbijsterd en vroeg zich af wat deze bizarre reactie kon hebben uitgelokt, deze duidelijke uiting van vijandigheid. Toen daagde het haar, ze had een bumpersticker op haar auto geplakt, waarop stond: Volg mij, ik sta achter de Paus!. Op de sticker stond ook een foto van een lachende Paus Johannes Paulus II. Dit was wat die vrouw zo beledigde dat ze dit gedrag vertoonde.

Was ze een anti-katholieke evangelische Protestant? Een Jehovagetuige die net uit een ontmoeting in de koninkrijkszaal kwam? Een secularist die niet van geloof wil weten? Of misschien een “pro-choice” katholiek die de Paus haat vanwege zijn pogingen om het ongeboren leven als heilig te beschermen, iets wat botst met haar sterven om abortus legaal te maken of te houden. Of misschien is ze boos omdat de Katholieke Kerk geen compromis wil maken door het ambt van bijvoorbeeld priesters ook openstellen voor vrouwen? Wie zal het zeggen.

Een ding is er wat we in ieder geval weten. Veel mensen hebben een hekel aan de Paus, ja ze haten hem, en niet vanwege zijn persoonlijkheid of zijn etniciteit, maar enkel en alleen omdat ze de Katholieke Kerk haten. De Paus is de vlees geworden herinnering aan de Kerk en haar leer – de verpersoonlijking van het Katholicisme – en die leer is soms uitermate aanstootgevend. Sommige mensen maken hun ongenoegen ten opzichte van de Paus kenbaar in artikelen, brochures en video’s, en dat niet alleen maar om de Katholieke leer te weerspreken, maar ook om het vertrouwen wat de Katholieken hebben in de Kerk en de in Paus te ondermijnen.

Miljoenen geloven allerlei mythes en legendes en historische onnauwkeurigheden over de Paus, waarvan de meeste eeuwen geleden ontstaan zijn door critici van de Kerk. Velen werken onder de last van onwetendheid en onwil om kennis te verkrijgen, hele generaties van anti-katholieken dragen hun gedachten over binnen families, vrienden en sociale netwerken, in bijna 300 jaar bestaande subtiele Amerikaanse Protestantse propaganda.

Maar er is hoop. John Henry Newman, een Protestantse geleerde die zich tot het Katholicisme bekeerde in 1845 was later een leidende apologeet en kardinaal. Hij zei in zijn boek Apologia Pro Vita Sua: “Toen ik jong was….dacht ik dat de Paus de antichrist was. Met Kerst 1824 heb ik hierover gepreekt en iets dergelijks uitgedragen”. Wanneer Newman tot de waarheid gebracht kan worden, dan kan dat ook gelden voor een vrouwelijke autobestuurder die de Paus haat.

Als apostelen van Christus hebben we werk te doen. De mythes en misverstanden, die de meerderheid van de Pauselijke fictie vormen, zijn wijdverspreid en schadelijk – maar net als ander ziektes, kunnen ze genezen worden met een gezonde dosis feiten. Laten we vijf van de meest voorkomende ficties onderzoeken.

Fictie 1
Petrus was niet de eerste “Paus”. Hij had geen speciale voorrang op of jurisdictie over de andere apostelen en de eerste Christenen. In feite ontkent Petrus dit ook zelf wanneer hij zegt: “De ouderlingen, die onder u zijn, vermaan ik, die een medeouderling, en getuige des lijdens van Christus ben” (1 Pet.5: 1) – hij is dus een ouderling, nog lager dan een bisschop. Paulus had toch in ieder geval grotere autoriteit.

Hoewel St. Petrus zichzelf in de Bijbel nooit ‘Paus’ noemt, heeft hij toch een speciale apostolische positie en jurisdictie. Het Schriftuurlijke bewijs hiervoor is substantieel en expliciet.

St. Petrus wordt, vergeleken met de andere twaalf apostelen, het meest genoemd in de Schrift. Hij wordt maar liefst 195 maal genoemd. De daarna meest genoemde apostel is St. Johannes, die 29 keer genoemd wordt, St. Jacobus wordt 19 keer genoemd, St. Filippus 15 keer en de andere nog veel minder vaak. Bewijst dit op zichzelf zijn primaat? Nee, maar het laat wel zien hoe belangrijk hij was. En wat leren we hieruit?

Naast andere zaken, zien we dat wanneer de twaalf apostelen opgesomd worden (Matt. 10: 2-5; Mar. 3: 16-19; Luk. 6: 14-17; Hand. 1: 13), dat Petrus altijd als eerste genoemd wordt – en Judas Iskariot als allerlaatste. Vrij gebruikelijk is in het Nieuwe Testament ook dat eenvoudigweg verwezen wordt naar “Petrus met de elven” (Hand. 2: 14, 37; 5: 29; ), alsof in die stormachtige visserman de eenheid van het hele apostolisch college besloten ligt.

Er zijn vele andere Bijbelse signalen dat Petrus een superieure positie innam onder de apostelen. Hij is de enige bij wie de naam door Christus veranderd wordt. Hij was geboren met de naam “Simon”, maar Christus noemt hem “Rots” (Matt. 16: 18). Wanneer we in de Schrift lezen van een door God geïnitieerde naamverandering is dit altijd van grote betekenis en impliceert een belangrijke en speciale opdracht die aan die persoon gegeven wordt door God (Vgl. Abram naar Abraham en Jacob naar Israël). Petrus wordt ook door Christus apart genomen en ontvangt de sleutels van Koninkrijk der hemelen en aan hem wordt beloofd: “en zo wat gij zult binden op de aarde, zal in de hemelen gebonden zijn; en zo wat gij ontbinden zult op de aarde, zal in de hemelen ontbonden zijn” (Matt. 16: 19).

St, Petrus is de enige apostel die Christus uit de boot roept om naar hem over het water te lopen (Matt. 14: 28-29). Bij het graf van Jezus wacht de apostel St. Johannes om St. Petrus eerst naar binnen te laten gaan (Joh. 20: 6). Naast de andere apostelen verschijnt Christus het eerst aan hem na Zijn opstanding (Luc. 24: 34). Christus preekt het Evangelie aan de scharen vanuit zijn vissersboor (Luk. 5: 3). Tegen St. Petrus wordt door Christus gezegd: “En de Heere zeide: Simon, Simon, ziet, de satan heeft ulieden (meervoud!) zeer begeerd om te ziften als de tarwe; Maar Ik heb voor u gebeden, dat uw (enkelvoud!) geloof niet ophoude; en gij (enkelvoud!), als gij (enkelvoud!) eens zult bekeerd zijn, zo versterk uw broeders“ (Luk. 22: 31-32).

Christus stelt St. Petrus aan als herder van Zijn kerk (Joh. 21: 15-17). In Handelingen 1: 13-26 is het Petrus die de andere apostelen leidt in het kiezen van Matthias als opvolger van Judas, en hij gaat de apostelen voor in het gebed op de pinksterdag (Hand. 2: 14). Hij verricht het eerste pinksterwonder (Hand. 3). Hij spreekt in de naam van alle apostelen en voor de hele Kerk wanneer de twaalf voor het Sanhedrin gebracht worden (Hand. 4). Alleen aan Petrus openbaart God dat de heidenen ook tot de Kerk behoren (Hand. 10) en hij is de eerste apostel die ze in de Kerk toelaat (Hand. 11). De dogmatische verklaring van Petrus wordt geaccepteerd en betekent het einde van alle debat op het concilie van Jeruzalem (Hand. 15). Na de bekering en genezing van zijn blindheid, bezoek Paulus als eerste de apostel Petrus en blijft 15 dagen bij hem (Gal. 1: 18).
Dit gezegd hebbende, wat bedoelt Petrus te zeggen in 1 Pet. 5: 1 waar hij zichzelf “medeouderling” noemt? Duidt dit er niet op dat hij zich niet bewust was van zijn bijzondere positie binnen de apostelenkring? Het antwoord kan in dezelfde passage gevonden worden. “…Zijt allen elkander onderdanig; zijt met de ootmoedigheid bekleed” zegt hij “want God wederstaat de hovaardigen, maar de nederigen geeft Hij genade. Vernedert u dan onder de krachtige hand Gods, opdat Hij u verhoge te Zijner tijd.” (1 Pet. 5: 5b, 6). Aangezien hij in dit gedeelte zijn Christelijke toehoorders waarschuwt nederig te zijn, is het ook heel logisch dat hij dit advies ook zelf opvolgt, en hun een voorbeeld stelt, wanneer hij op nederige wijze over zichzelf spreekt. En door dat te doen volgt hij Christus gebod op: “maar zo wie onder u zal willen groot worden, die zij uw dienaar En zo wie onder u zal willen de eerste zijn, die zij uw dienstknecht” (Matt. 20: 26b-27). Maar deze nederigheid moet ons er niet blind voor maken dat er substantieel Bijbels bewijs is dat hij een bijzonder apostolisch primaat en autoriteit kreeg van Christus zelf – bewijs dat door critici van het Pausdom genegeerd wordt of snel weggeredeneerd.

St. Paulus was, net als St. Petrus, vaak nederig wanneer hij naar zichzelf verwees. Terwijl hij toch de meest productieve en prominente schrijver van het Nieuwe Testament is, hij is verantwoordelijk voor meer dan de helft ervan, maar hij zei: “Want ik ben de minste van de apostelen, die niet waardig ben een apostel genaamd te worden, daarom dat ik de Gemeente Gods vervolgd heb” (1 Kor. 15: 9). En: “Mij, den allerminste van al de heiligen, is deze genade gegeven” (Ef. 3: 8). Op meerdere plaatsen noemt hij zichzelf slechts dienaar, de minste van de ambtsdragers in de Kerk (Vgl. 1 Kor. 3:5, 4:1; 2 Kor. 3:6, 6:4, 11:23; Ef. 3:7; Kol. 1:23, 25). Maar het is toch tegelijk duidelijk dat de apostel Paulus een autoriteit had die veel groter was dan die van een dienaar.

Net als bij St. Petrus worden deze voorbeelden bij St. Paulus in balans gebracht door verklaringen waarin zijn autoriteit benadrukt wordt: “Daarom, hoewel ik grote vrijmoedigheid heb in Christus, om u te bevelen, hetgeen betamelijk is; Zo bid ik nochtans liever door de liefde” (Fil. 8-9). En “hoewel wij u tot last konden zijn als Christus' apostelen; Maar wij zijn vriendelijk geweest in het midden van u, gelijk als een voedster haar kinderen koestert”(1 Tess. 2: 6b-7).

Dat St. Petrus zichzelf medeouderling noemt bewijst evenmin zijn ontbrekende primaat als het feit dat St. Paulus zichzelf “dienaar” noemt bewijst dat hij niet meer autoriteit had dan een dienaar.

Fictie 2
De bisschop van Rome kan niet de “opvolger van Petrus” zijn, aangezien Petrus nooit in Rome geweest is. In de Bijbel lezen we nergens dat hij daarheen gegaan is, en Paulus die er wel heengegaan is, heeft het er nooit over dat hij Petrus daar ontmoet heeft. Als Petrus de Paus zou zijn geweest zou hij daar toch zeker melding van gemaakt hebben.

Proberen om te bewijzen dat Petrus niet naar Rome gegaan is en daar gestorven is, is zoiets als proberen te bewijzen dat het Evangelie van Matheus niet door Matheus geschreven is. Het is waar dat de Bijbel niet expliciet vermeld dat hij naar Rome gegaan is, maar het overige historische bewijs is meer dan genoeg om te bewijzen dat hij inderdaad naar Rome gegaan is.

Maar eerst moeten we toch de volgende vraag stellen: ‘Wanneer Petrus niet naar Rome gegaan is, waar is hij dan naar toe gegaan?’ en ‘Waar is hij gestorven?’ Je zou toch verwachten dat er veel bewijs zou zijn in de geschriften van de eerste gemeenten over waar deze prominente apostel zijn laatste jaren als ambtsdrager doorgebracht heeft, als het niet Rome geweest is. Maar het historische bewijs wijst nergens op een andere plek dan Rome. Naast Rome is er geen enkele andere plaats geweest die ooit geclaimd heeft, de plek te zijn waar Petrus als martelaar gestorven en begraven is (en dat terwijl de eerste Christenen heel ijverig waren in het maken van dergelijke claims). Geen andere plaats, zelfs Antiochië niet, waar Petrus verbleven heeft, heeft ooit geclaimd de plaats te zijn waar hij zijn dagen geëindigd heeft. Geen Kerkvader of concilie of andere eerste gemeente heeft een indicatie gegeven dat hij ergens anders geweest is bij zijn dood.

Het gebrek aan bewijs is de ene kant van de medaille. Terwijl de andere kant de berg aan bewijs is dat hij wel in Rome geweest is. Iedereen in de eerste gemeente was het erover eens dat St. Petrus naar Rome was geweest, daar minimaal twee decennia heeft gediend, als martelaar is gestorven in 65 na Christus waarbij hij omgekeerd gekruisigd werd, onder het juk van heerser Nero. Gezien de vijandige houding van de Romeinse overheid t.o.v. de eerste Christelijke gemeenten, is het heel logisch dat St. Paulus in zijn brieven geen melding maakt van de verblijfplaats van St. Petrus. Hij wilde geen onaangename aandacht trekken. Het is ook zeer wel mogelijk dat St. Petrus in Rome aankwam op een moment dat St. Paulus geen brief aan het schrijven was. Hij lijkt er ook op dat St. Petrus een cryptische omschrijving geeft betreffende zijn verblijf in Rome: “U groet de medeuitverkorene Gemeente, die in Babylon is, en Markus, mijn zoon” (1 Pet. 5: 13). “Babylon” was voor Christenen in die tijd een gebruikelijk ‘codewoord’ voor Rome, vanwege de heidense decadentie en oppositie tegen Christus, een oppositie die doet denken aan de verdorvenheid en wreedheid geassocieerd met het antieke Babylon.

Maar nadat St. Petrus dood gemarteld was, was er een stortvloed aan getuigenissen van vroeg christelijke schrijvers die getuigden van zijn reis naar Rome. De meest getailleerde van deze getuigenissen kwam van St. Irenaeus van Lyon (200 na Chr.) in zijn apologetische werk tegen de dwalingen. Hij gaf een gedetailleerd getuigenis van de opeenvolging van Bisschoppen te Rome, vanaf St. Petrus tot aan zijn tijd. Hij refereerde aan Rome als de stad “waar Petrus en Paulus het Evangelie geproclameerd hadden en de Kerk gesticht.” Andere noemenswaardige voorbeelden zijn St. Ignatius van Antiochie (107 na Chr.), die verwees naar de Kerk van Rome als: “de Kerk van Petrus en Paulus” (Brieven aan de Romeinen); St Cuprian (251 na Chr.), hij beschreef Rome als “de plaats van Petrus” (Epistel 52); en St. Hieronymus (420 na Chr.) hij noemde Rome: “het zaad van Petrus” (Epistel 15, aan Paus Damasus). Rond het jaar A.D. 166 schreef Bisschop Dionysius van Korinthe aan Paus Soter, “U hebt ook door uw eigen waarschuwing bijeengebracht wat geplant is door Petrus en Paulus in Rome…” (geciteerd in Eusebius, Ecclesialogische Geschiedschrijving, 2: 25).

Naast de overweldigende hoeveelheid historisch materiaal wat aantoont dat Petrus naar Rome ging, heeft modern archeologisch onderzoek de zaak nog overtuigender gemaakt, onherroepelijk wetenschappelijk onderzoek toont namelijk aan dat zijn botten begraven liggen direct onder het hoogaltaar in de St. Petrus Basiliek in Rome, enkele niveaus lager, waar de Vaticaanse heuvel uit de eerste eeuw afliep richting de rivier de Tiber. Dit onderzoek laat zien dat de persoon die hier begraven ligt een oudere stevig gebouwde man moet zijn geweest die gestorven is door kruisiging. De plek waar hij begraven is ligt net buiten de muur die eens deel uitmaakte van het stadion van Nero – precies op de plek waar alle Christelijke en niet-christelijke schrijvers zeggen dat St. Petrus gekruisigd is en begraven.

Fictie 3
Het pontificaat (pausschap) is een middeleeuwse uitvinding. De vroegchristelijke Kerk kende niet zo’n ‘superpontificaat’. Andere bisschoppen beschouwden de bisschop van Rome niet als een speciale autoriteit op de manier waarop wij daar nu tegen aankijken.

De aartsbisschop Fulton Sheen zei eens: “Het is gemakkelijk om de waarheid te vinden, het is moeilijk om haar onder ogen te zien, en nog moeilijker om haar te volgen”. Dit is zeker het geval wanneer we kijken naar het historische bewijs voor het pausschap in de eerste eeuwen. De hard-core leveranciers van de pauselijke fictie weigeren te geloven dat het pausschap door Christus ingesteld is. Maar wanneer we aannemen dat het moderne pausschap een Roomse uitvinding is uit de negende of tiende eeuw, hoe verklaren we dan het feit dat in de voorgaande 700 jaar de bisschoppen van Rome beschouwd werden (en zichzelf beschouwden) als hebbende een speciale en unieke autoriteit ten opzichte van de gehele Kerk? Hierbij enkele van de honderden voorbeelden die gegeven zouden kunnen worden.

Het vroegste getuigenis dat we hebben van een bisschop van Rome die gezag uitoefent over andere bisdommen komt van St. Clemens' epistel aan de Korintiërs. Het is geschreven door Clemens, de bisschop van Rome, rond het jaar 80 na Christus. In dit stuk reageert hij op het verzoek van de Korintiërs die vragen om zijn interventie. De hele brief is op een vaderlijke en vriendelijke wijze geschreven, maar het is ook duidelijk dat St. Clemens zich ervan bewust is dat hij een speciale autoriteit heeft. Twee essentiële gedeeltes getuigen hiervan: “Maar wanneer iemand de woorden door Hem (Christus) via ons uitgesproken ongehoorzaam is, laat diegenen weten dat ze betrokken zijn bij een niet geringe zonde en in groot gevaar verkeren”; en “Want u geeft ons vreugde en blijdschap wanneer u, gehoorzaam aan wat wij hebben geschreven door de Heilige Geest, uitroeit alle wetteloosheid en toorn van uw jaloezie” (59, 63). Het is overduidelijk dat deze bisschop van Rome als iemand schrijft, die verwacht dat zijn woorden gehoorzaamd worden.

Paus Victor I (regeerde van 189-199) werkte aan het oplossen van een conflict tussen de bisschoppen van Oost en West betreffende de Paasvieringen – bekent als de Quartodeciman controverse. De andere bisschoppen erkenden zijn autoriteit en volgden zijn aanwijzingen op door lokale en regionale synodes bijeen te roepen om over dit onderwerp te spreken. De meeste bisschoppen besloten om zijn voorstel aan te nemen om met de gehele Kerk Pasen te vieren op de eerste zondag het Pascha. Voor degenen die dit niet deden dreigde excommunicatie. Het feit dat geen enkele bisschop ter wereld zijn autoriteit als bisschop van Rome in twijfel trok, autoriteit om een dergelijk excommunicatie te voltrekken, is een krachtig bewijs dat de eerste Kerk de autoriteit van de Bisschop van Rome ook erkende.

Kort voor zijn dood in AD 200 na Chr. schreef St. Irenaeus van Lyon aan Paus Victor een brief waarin hij vroeg om de Oosterse bisschop toe te staan om de liturgie te vieren volgens de Hebreeuwse maan kalender, een bewijs dat hij de autoriteit van de Paus die dreigde met excommunicatie erkende. Paus Victor krabbelde later ook niet terug en het is belangrijk om op te merken dat St. Irenaeus, net als de meeste bisschoppen, zich aan de regering van de paus onderwierp. Het was immers St. Irenaeus die schreef aan de kerk te Rome: “Want met deze kerk moeten alle kerken instemmen en dus ook alle gelovigen in de hele wereld, vanwege haar superieure oorsprong; want in haar is apostolische traditie altijd bewaard gebleven tot voordeel van de gelovigen over de gehele wereld” (Tegen dwalingen 3: 30.

Rond het jaar 220 schreef Paus Callistus: “Callistus, aartsbisschop van de Katholieke Kerk in de stad Rome, aan Benedictus, onze broeder en bisschop, groeten in de Heere. Vanwege de broederliefde zijn we verbonden, en door onze apostolische regering zijn we gebonden om antwoord te geven op de vragen van broeders, in overeenstemming met wat de Heere ons geleerd heeft, hen bekledend met de autoriteit en het zegel der apostelen” (Eerste Epistel 1). Hij was zich dus duidelijk bewust van zijn bijzondere rol en gezag om problemen in de Kerk op te lossen, zelfs in andere Bisdommen.

Later schreef dezelfde Paus een brief aan de Bisschop van Gallië, waarin hij zegt: “Callistus aan onze geliefde broeders, alle bisschoppen van Gallië … We smeken u in uw gebied niets toe te laten wat in tegenspraak is met de apostolische statuten, maar ondersteund door onze autoriteit moet u tegengaan wat verkeerd is, en verbieden wat onwettig is…Onderhoud deze wet, die gegrond is door de voorvaderen en apostelen, en hun opvolgers, en die door ons geratificeerd is…We hebben kort gereageerd op uw onderzoekingen, want uw brief bedrukte ons zeer, en bezorgen ons dit oordeel” (Tweede Epistel, Aan alle bisschoppen van Gallië 2, 6).

In het jaar 382 schreef Paus Damasus over zijn autoriteit als bisschop van Rome, verwijzen naar het feit dat hij de opvolger van Petrus is. Hij zegt dat de kerk van Rome: “aan het front geplaatst is, niet door de beslissing van een concilie van kerken, maar dat ze haar primaat ontvangen heeft van de evangeliestem van onze Heere en redder die zegt, “En Ik zeg u ook, dat gij zijt Petrus, en op deze petra zal Ik Mijn gemeente bouwen, en de poorten der hel zullen dezelve niet overweldigen. En Ik zal u geven de sleutelen van het Koninkrijk der hemelen; en zo wat gij zult binden op de aarde, zal in de hemelen gebonden zijn; en zo wat gij ontbinden zult op de aarde, zal in de hemelen ontbonden zijn”… De eerste zetel is dus die van de apostel Petrus en die van de kerk van Rome, die geen vlek of rimpel heeft” (Decreet van Paus Damasus 2-3).

In het jaar 404 schreef St. Johannes Chrysostomus aan Paus Innocentius: “Ik smeek u om barmhartigheid en opwekking van compassie bij uzelf, en om alles te doen wat mogelijk is om onheil op dit punt te voorkomen” (Eerste Epistel aan Paus Innocentius I). Nota bene, Chrysostomus, de aartsbisschop van het machtige bisdom Constantinopel, erkent de noodzaak van beroep op de Paus in Rome om de controverse in deze zaak op te lossen.

Vele andere voorbeelden van het primaat van de bisschop van Rome in de vroege kerk zouden toegevoegd kunnen worden aan deze lijst. Zelfs in het allereerste begin had de bisschop van Rome een speciale autoriteit, en iedereen erkende dat. Zij die zeggen dat het Pausschap een middeleeuwse uitvinding is, zijn onwetend wat de geschiedenis betreft, of zijn oneerlijk.

Fictie 4
In de middeleeuwen was er een “Paus Johanna”, een vrouw die haar geslacht verborgen hielt en daarom op kon klimmen op de kerkelijke ladder, ze werd kardinaal en daarna Paus. Niemand wist dat ze vrouw was, totdat ze tijdens een processie door de straten van Rome plotseling bevallen moest en een kind baarde. Zijzelf en haar baby werden ter plekke gedood door de menigte
die woedend op haar was vanwege haar gedrag.
Er is heel veel gezegd over de zogenaamde vrouwelijke Paus Johanna. Afhankelijk van de verteller was ze een moedige feministe, een slimme opportunist, of een briljante geleerde die het als vrouw gemaakt heeft in de mannenwereld. Er wordt gezegd dat ze een wijze bestuurster was en een scherpzinnig theologe, hoewel vreemd genoeg geen enkel decreet of theologische leerstelling van haar bewaard gebleven is tot vandaag aan toe.

Hoe dan ook, feit is dat er nooit een Paus Johanna bestaan heeft. Ze bestaat alleen als pure legende, maar wel een die een sexy verhaal oplevert. En wanneer we het hebben over sexy verhalen dan weten we dat Hollywood er als de kippen bij is om een kaskraker te maken van dit stukje pauselijke fictie. De New Line Cinema (inderdaad dezelfde lui die ook de Last Temptation of Christ produceerden) heeft de filmrechten op ‘Paus Johanna’ gekocht, naar de bestseller roman van Donna Woolfolk Cross uit 1996. Haar boek wordt een historische roman genoemd, gebaseerd op de nogal schaarse details die zijn blijven hangen aan de legende van een briljant en eenvoudig meisje die steeg tot in de hoogste kerkelijke regionen, culminerend in haar Pausschap en de onwetendheid van het college van kardinalen. De manier waarop dit boek geschreven is en gepromoot wordt, voedt mijn bezorgdheid dat het door de meeste historisch onwetende lezers, niet als een boek, als een fictieve roman, maar als een echte biografie van een vrouw die het gemaakt heeft, tot aan de ‘top’ gelezen wordt. Wanneer de film uitkomt zal dit probleem zeker verder uitgroeien.

Het is allereerst belangrijk op te merken dat, al zou het zo zijn, dat er een vrouwelijke Paus geweest is, dat dit dan slechts betekenen zou dat er een ongeldige verkiezing heeft plaatsgevonden, niet meer dan dat. Andere onrechtmatige claims op het pausschap zijn in de loop van de eeuwen gekomen en gegaan, het feit dat hierin een vrouw zou voorkomen, zou slechts een vrouw aan de lange lijst toevoegen. Ze zou geen Paus geweest zijn, zoals iedereen die onrechtmatig gekozen is. En niets van de kerkelijke leer betreffende het pausschap zou hierdoor geschaad of ontkracht worden.

Maar in werkelijkheid is het hele verhaal rond Johanna veel geschreeuw en weinig wol. De basale lijn van het verhaal (waarvan meerdere tegensprekende versies geweest zijn) is dat er in de negende of tiende eeuw, een eenvoudige jonge en briljante vrouw geweest is die het lukte om door te dringen in de universiteit, verkleed als vrouw. Haar intelligentie overtrof die van haar mannelijke medestudenten en ze werd een van de topstudenten. Geruchten van haar kunde in rechtsgeleerdheid, wetenschap, retoriek, filosofie en talen was wijdverspreid.

In een andere legende, die gepopulariseerd is door diverse dertiende-eeuwse werken zoals de ‘Kronieken’ van Martinus Polonus, de ‘Universiteitskronieken’ van Metz en de ‘Wonderen van de stad Rome’, reisde ze eerst naar Griekenland met haar vriendje (waarom hij een vrouw zou willen die verkleed is als man dat is onbekend), om daarna naam te maken op de universiteit aldaar, waarna ze naar Rome reisde.

Hier komen al die legenden samen bij de legende die we vandaag ook kennen. Eenmaal in Rome lukte het Johanna om door te dringen in het religieuze leven (hoewel geen van de legende kan vertellen tot welke orde ze behoorde), werd gewijd als priester en grote reputatie verwierf als secretaris van het Pauselijke gerechtshof. Ze werd uiteindelijk door de Paus opgemerkt en benoemd tot kardinaal. U kunt wel raden wat daarna gebeurde. Ze werd uiteindelijk tot Paus gekozen, nam de naam Johannes aan, en begon met het kundig besturen van de Kerk. Op dit punt ontvouwt zich de meest dramatische gebeurtenis van dit hele verhaal.

Over hoe Johanna’s vrouw-zijn ontdekt werd variëren de legenden nogal. In de ene wordt gesteld dat ze een visioen van God kreeg waarin haar twee opties werden voorgehouden, ontmaskerd worden en te schande gemaakt door de hele wereld of voor eeuwig in de hel branden vanwege haar misdaad. Ze koos de eerste optie. Een andere versie zegt dat ze zwanger werd van een van haar adviseurs, iets wat ze wist te verbergen tot aan de bevalling aan toe. Toen werd haar geheim ontdekt en werd ze als Paus afgezet en weggestuurd om voor de rest van haar leven boete te doen. Volgens deze legende werd het kind dat ze kreeg later bisschop van Ostia, zo ongeveer 45 kilometer ten zuidwesten van Rome, en toen ze stierf was hij het die haar lichaam begroef. Er is vanzelfsprekend geen bewijs om dit te ondersteunen.

Het belangrijkste wat deze legenden allemaal bevatten is dat ze ontdekt werd door haar gerommel met de een kardinaal of secretaris met daaruit voortvloeiend een zwangerschap, en de geboorte van het kind onthulde haar bedrog. De belangrijkste legende is op dit punt het meest glorieus. In die legende begint de bevalling op het moment dat ze op haar Sede Gestiatoria (een verplaatsbare troon waarop Pausen zitten) rondgereden wordt, toen de processie net het Colosseum passeerde op weg van de St. Petrus Basiliek naar de
St. Jan van Lateranenbasiliek. De processie stopte, de baby werd geboren, en de verwarde en woedende toeschouwers doodden Paus Johanna, en haar kind, ter plekke. De meeste getuigenissen zeggen dat ze door steniging gedood werd, anderen zeggen dat ze stierf terwijl ze aan het bevallen was en de menigte die toekeek haar uitschold en beledigde. Nog een andere legende zegt dat ze stierf doordat ze achter een paard aan gesleept werd en zo gestraft werd. Hoe dan ook, de legenden zijn het erover eens dat de Romeinen deze onaangename ontdekking niet konden appreciëren.

Verschillende vreemde historische details geven deze legende meer gewicht, waaronder het feit dat onder de gebeeldhouwde beelden van Pausen in de kathedraal van Sienna er ook een is van een onbekende vrouw. Niemand weet hoe het daar gekomen is en wie het gemaakt heeft, maar toen Paus Clemens VIII (regerend van 1592-1605) het ontdekte, gaf hij opdracht om het te veranderen zodanig dat het lijkt op Paus Zacharias, wiens beeld nog niet in de collectie opgenomen was. Dit is niet verrassend, vanwege het wijdverspreide geloof in Europa in deze Paus Johanna legende gedurende de 13e tot en met de 18e eeuw. Vele goedgelovigen, inclusief Katholieken, waren immers overtuigd dat er inderdaad een vrouwelijke Paus geweest was.

Maar de historische feiten wijzen ergens anders op. De primaire bewijzen dat dit slechts op fabelen berust zijn: Ten eerste, de het vroegste punt waarnaar we deze legende kunnen traceren ligt in de 13e eeuw, maar de legende raakte pas wijdverspreid vanaf de 14e eeuw. Er is geen enkel bewijs vanuit de 9e eeuw (toen Paus Johanna geregeerd zou hebben), geen bewijs ook in de 10e tot en met de 12e eeuw. Geen van de analen of handelingen van de Pausen die er geschreven zijn vanaf de 9e tot en met de 13e eeuw, net als degenen daarna trouwens, vermelden haar.

Kerkhistoricus J.P. Kirsch schreef dat: “Geen van de huidige historische bronnen die we kennen onder Pauselijke historici zeggen iets over haar; en er wordt tot de 13e eeuw niets over haar gezegd. Het is ongeloofwaardig dat de verschijning van deze ‘Pausin’, wanneer het al een historisch feit geweest is , nergens in de lijn van Pausen in te passen is. Tussen Leo IV en Benedict III, waar Martinus Polonus haar plaatst, kan ze niet ingevoegd worden….” (Artikel over Paus Johanna, Katholieke Encyclopedie, 19130.

Waar komt de legende dus vandaan? Er zijn twee mogelijke verklaringen. De eerste is dat de Romeinse bevolking walgde van de corrupte invloed die uitgestort werd over Paus Sergius (regerend van 904-911) door de machtige en rijke Theodora Theophylact, en vooral ook door haar dochter Morozia, een kundige en uitzonderlijk mooie vrouw. Het leek erop dat Morozia de minnares was van Sergius, en hem minstens een zoon gaf (de latere Paus Johannes XI). De immens rijke en prestigieuze familie Theophylact kreeg ongekende macht in het Rome van de 10e eeuw, en triest genoeg zelfs over verschillende Pausen. Deze verdrietige episode in de kerkgeschiedenis, die aantoont dat zelf Pausen soms ten prooi vallen aan decadentie en immoraliteit, een herinnering voor ons dat alle mensen, zelfs de meest heilige, niet onaantastbaar zijn voor verleiding door persoonlijke zwakte. Ondanks haar zonden, is Christus belofte dat de Kerk voor dwaling bewaard wordt, niet gebroken, en wordt ook nooit gebroken.

Vanuit de gegevens die bekend zijn over het pontificaat van Sergius III is het duidelijk dat hij een verwaand, gewelddadig en sensueel mens was. Een andere mogelijkheid is dat gelovigen die weerzin tegen hem kenden hem bespotten, omdat hij onder invloed stond van de vrouw Theophylact. Sommige historici traceren de legende van een vrouwelijke Paus naar Morozia, ze stellen dat zij Paus Johanna genoemd werd “om de zwakke Paus die zij controleerde, zoals sommige vrouwelijke ‘first ladies’ in Amerika ‘president’ genoemde werden, om hun zwakke echtgenoten te pesten.

Een andere mogelijke verklaring voor paus Johanna is te vinden in de legendes rond de veel belasterde Paus Johannes VIII (regerend van 872-882). Hij lijkt een erg zwakke persoonlijkheid te hebben, lijkt soms zelfs wat verwijfd. Kardinaal Baronius suggereert in zijn kerkelijke analen dat Johannes VIII’s verwijfde gedrag aanleiding gegeven heeft voor deze legende. Het lijkt er inderdaad op dat in de loop van de tijd, het gewone volk meer en meer versieringen is gaan toevoegen aan deze geschiedenis, totdat de vulgaire grappen deze slappe, (maar zeker mannelijke) Paus portretteerden en omvormden tot de vrouwelijke ‘Pausin’.

Fictie 5
De Paus is het beest waarover in Openbaringen 13 gesproken wordt. Vers 1 zegt dat hij een kroon draagt waar ‘blasfemische namen’ op zijn geschreven zijn. Vers 18 zegt dat de numerieke waarde van zijn naam gelijk is aan het getal 666. De officiële titel van de Paus is in het Latijns ‘Vicarius Filii Dei’ (plaatsvervanger van de Zoon van God). Wanneer je de getalswaarden van deze naam, uitgaande van de Romeinse waarden, optelt krijg je 666. De pontificale kroon is versierd met deze titel, gevormd door diamanten en andere juwelen.

Ik was op school niet zo goed in wiskunde, maar zelfs ik kan dit argument volgen en de nummers optellen om zo te laten zien dat het vals is. (Afgezien daarvan is dit ook de leukste vraag om op te antwoorden voor een apologeet). De beschuldiging dat de Paus gelijk is aan het beest in Openbaringen 13 is vooral populair onder
Zevendedagsadventisten, maar is ook wijdverspreid in Protestante kringen.

Vicarius Filii Dei heeft dezelfde wiskundige waarde als 666 in het Latijn. Hoe werkt het? Zoals bij veel antieke talen, zoals Grieks en Hebreeuws, worden sommige letters ook gebruikt als getal: I = 1, V = 5, X = 10, L = 50, C = 100, D = 500 en M = 1.000. De letter ‘u’ wordt hierbij als ‘V’ beschouwd en de letter ‘w’, die in het Latijnse niet voorkomt, wordt beschouwd als ‘VV’. De titel luidt dus: VICARIVS FILII DEI.

Wanneer bij de berekening van een naam letters voorkomen die geen numerieke betekenis hebben dan worden deze overgeslagen. Bijvoorbeeld mijn naam, wanneer je de letter zonder getalswaarde weglaat, zou uitkomen op 2102, kijk maar: 1 (i) + 100 (c) + 1000 (m) + 500 (d) + 1 (i) + 500 (d) = 2102. Dat is trouwens ook de reden dat ik nog niet beschuldigd ben van deelname aan het kamp van de antichrist. De getallen kloppen gewoonweg niet.

Maar in het geval van VICARIVS FILII DEI kloppen de getallen wel. Isoleer de nummers en dit is wat je krijgt: 5 (v) + 1 (i) + 100 (c) + 1 (i) + 5 (V) + 1 (i) + 50 (L) + 1 (i) + 1 (i) + 500 (d) + 1 (i) = 666.

Maar er zijn problemen. Ten eerste is Vicarius Filii Dei, of plaatsvervanger van de Zoon van God, niet de titel van de bisschop van Rome, en het is dit ook vroeger nooit geweest. Het tweede probleem is dat bijna niemand, zelf nietsvermoedende Katholieken, weten dat deze Pauselijke titel een verzinsel is. Voor een ongetraind oor lijkt de titel wel op andere echte Pauselijke titels, zoals Vicarius Christi (Plaatsvervanger van Christus), die de echtheidstest wel doorstaat. Helaas voor degenen die dit spoor van Pauselijke fictie volgen, is de getalswaarde van de titel Vicarius Christi niet meer dan 214, niet het duivelse 666. Trouwens geen van de Pauselijke titels, zoals Servus Servorum Dei (dienaar van de dienaren van God), Pontifex Maximus (Hoogste Priester), of Successor Petri (Opvolger van Petrus), komt uit op een getal van 666. Daarom wordt geen hiervan door anti-katholieken gebruikt.

Wanneer de persoon die deze claims maakt deze feiten ontkent, vraag hem dan een voorbeeld van een Pauselijk decreet, kerkelijke brief, of conciliaire stelling of enig ander Katholiek document waarin de Paus naar zichzelf verwijst als Vicarius Filii Dei, of dat iemand anders aan hem op die wijze refereert. Hij zal het niet kunnen vinden, omdat het er niet is. Het was nooit de titel van een Paus.

Poeh! Dat deel was gemakkelijk, maar sommige mensen, vooral
Zevendedagsadventisten, zullen dit bewijs negeren en eraan vasthouden dat plaatsvervanger van de Zoon van God een officiële Pauselijke titel is en dat daarom de Paus geïdentificeerd moet worden met het beest uit Openbaringen. Wat kan er dan nog meer gezegd worden?

Wijs er dan op dat de naam van de vrouw die de
Zevendedagsadventistenstartte, Ellen Gould White, getalsmatig dezelfde waarde heeft, die is in totaal ook 666 (L + L + V +D + V + V + I = 666). Vraag dan of dit bewijst dat zij het beest uit Openbaringen is. Ik kan u verzekeren dat het antwoord niet ‘Ja’ zal zijn. Wanneer het antwoord ‘nee’ is, vraag dan hoe in vredesnaam dit getalsspelletje kan bewijzen dat de Paus of wie dan ook maar, het beest uit Openbaringen is. Als het antwoord heel stilletjes gegeven wordt weet u dat u enige vooruitgang bij deze persoon heeft geboekt.

Het belangrijkste feit waarvan u de ander moet overtuigen is dat deze Pauselijke titel verzonnen moest worden, om op het magische getal te komen, zodat de argumentatie aan kracht zou winnen.

Maar we zijn nog niet klaar. De beschuldiging dat de Paus een kroon met blasfemische namen draagt, zoals Openbaringen 13: 1 zegt, moet ook nog beantwoord worden. Dit kunnen we sneller en gemakkelijker doen.

Sinds het jaar 708 hebben veel Pausen bij niet-liturgische ceremoniële gebeurtenissen een speciale Pauselijke kroon gedragen, die pontificale Tiara heet, maar de als een bijenkorf gestileerde Pauselijke kroon van drie diademen die we als Tiara hebben leren kennen, is pas verschenen sinds de 14e eeuw. Hoewel het gebruikelijk was om tiara’s te bedekken met juwelen en kostbare ornamenten, is er geen bewijs – geen beeld, afbeelding, schilderij, tekening of wat dan ook maar, met een Pauselijke tiara waar de titel van een Paus op geschreven staat.

Dit is van significant belang, omdat er veel middeleeuwse en renaissance Pausen geweest zijn wiens extravagante en ijdele houding hen aanzette om
overdadig versierde en juwelen tiara’s te laten maken voor zichzelf. En we bezitten schilderijen en beelden en andere representaties die dergelijke tiara's laten zien. We hebben zelf nog een aantal van deze oude tiara’s in ons bezit. Wanneer enige Paus in het verleden verleid zou zijn geweest om toe te geven aan de slechte smaak om Vicarius Filii Dei in diamanten op zijn tiara te zetten, dan zouden het toch wel deze mannen geweest zijn. Maar dat hebben ze dus niet gedaan. Op een anti-kathlieke blaadje zag ik een tekening van een metalen tiara met daarop Vicarius Filii Dei geschreven in diamanten, maar dat was maar een tekening. Geen foto in een museum of zelfs maar een foto van een schilderij van een tiara.

Het moest zo getekend worden, omdat de Pauselijke kroon – net als andere Pauselijke fictie – alleen bestaat in de hoofden van de mensen die deze fantasie vasthouden en verbreiden.

1 opmerking:

Anoniem zei

Mist er niet een L in het rekenspelletje met ELLen GouLd White?