De gewijde Kerkleiders delen in Jezus ambt en autoriteit
Matt. 10:
40 Die u ontvangt, ontvangt Mij; en die Mij ontvangt, ontvangt Hem, Die Mij gezonden heeft.
Jezus deelt zijn gezag met de Apostelen die hij zend.
Matt. 18:
18 Voorwaar zeg Ik u: Al wat gij op de aarde binden zult, zal in den hemel gebonden wezen; en al wat gij op de aarde ontbinden zult, zal in den hemel ontbonden wezen.
De apostelen krijgen Christus autoriteit, om zo op aarde te laten zien welke besluiten ook in de hemel bindend zijn. Zonder dit centrale gezag in de Kerk zou er chaos uitbreken, wat je binnen het Protestantisme ook ziet gebeuren.
Luc. 9:
1 En Zijn twaalf discipelen samengeroepen hebbende, gaf Hij hun kracht en macht over al de duivelen, en om ziekten te genezen.
Christus geeft zijn Apostelen gezag over natuurlijke en bovennatuurlijke zaken. Ook: Luc. 10: 19.
Luc. 10:
16 Wie u hoort, die hoort Mij; en wie u verwerpt, die verwerpt Mij; en wie Mij verwerpt, die verwerpt Dengene, Die Mij gezonden heeft.
Luc. 22:
29 En Ik verordineer u het Koninkrijk, gelijkerwijs Mijn Vader dat Mij verordineerd heeft;
De Vader geeft het Koninkrijk aan de Zoon, en de Zoon geeft het aan zijn Apostelen.
Num. 16:
28 Toen zeide Mozes: Hieraan zult gij bekennen, dat de HEERE mij gezonden heeft, om al deze daden te doen, dat zij niet uit mijn eigen hart zijn.
Joh. 13:
20 Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Zo Ik iemand zende, wie dien ontvangt, die ontvangt Mij, en wie Mij ontvangt, die ontvangt Hem, Die Mij gezonden heeft.
Joh. 16:
14 Die zal Mij verheerlijken; want Hij zal het uit het Mijne nemen, en zal het u verkondigen. 15 Al wat de Vader heeft, is Mijn; daarom heb Ik gezegd, dat Hij het uit het Mijne zal nemen, en u verkondigen.
Joh. 17:
18 Gelijkerwijs Gij Mij gezonden hebt in de wereld, alzo heb Ik hen ook in de wereld gezonden.
Hand. 20:
28 Zo hebt dan acht op uzelven, en op de gehele kudde, over dewelke u de Heilige Geest tot opzieners gesteld heeft, om de Gemeente Gods te weiden, welke Hij verkregen heeft door Zijn eigen bloed.
1 Pet. 2:
25 Want gij waart als dwalende schapen; maar gij zijt nu bekeerd tot den Herder en Opziener uwer zielen.
De Apostelen zijn herders en opzieners over de kudde (Hand. 20), net als Jezus Herder en Opziener genoemd wordt (1 Pet.). Ze delen dus hetzelfde gezag en dezelfde Geest.
De herders moeten de kudde weiden en zijn verantwoording schuldig aan God: Jer. 23:1-8; Ezech. 34:1-10.
Ef. 2:
20 Gebouwd het fundament der apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus is de uiterste Hoeksteen;
De Apostelen zijn het fundament van de Kerk, waaruit blijkt dat het niet ophoudt met de Apostelen, er wordt op dit fundament verder gebouwd.
Dit gezag wordt doorgegeven middels het sacrament van wijding
Hand. 1:
25 Om te ontvangen het lot dezer bediening en des apostelschaps, waarvan Judas afgeweken is, dat hij heenging in zijn eigen plaats. 26 En zij wierpen hun loten; en het lot viel op Matthías, en hij werd met gemene toestemming tot de elf apostelen gekozen.
Het eerste wat Petrus deed, nadat Jezus ten hemel opgevaren was, is een vervanger voor Judas aanstellen. Dit is het begin van de Apostolische successie, waarbij Matthias gewijd wordt en volledig Apostolisch gezag krijgt.
Hand. 6:
6 Welken zij voor de apostelen stelden; en dezen, als zij gebeden hadden, legden hun de handen op.
Het Apostolische gezag wordt doorgegeven via wijding middels opleggen van handen. Naarmate de Kerk groeide werden meer ambtsdragers aangesteld.
Hand. 9:
17 En Ananías ging heen en kwam in het huis; en de handen op hem leggende, zeide hij: Saul, broeder! de Heere heeft mij gezonden, namelijk Jezus, Die u verschenen is op den weg, dien gij kwaamt, opdat gij weder ziende en met den Heiligen Geest vervuld zoudt worden. 18 En terstond vielen af van zijn ogen gelijk als schellen, en hij werd terstond wederom ziende; en stond op, en werd gedoopt. 19 En als hij spijze genomen had, werd hij versterkt. En Saulus was sommige dagen bij de discipelen, die te Damaskus waren.
Zelfs Paulus, die door God zelf geroepen was, werd pas in zijn Apostolisch ambt bevestigd nadat de handen hem opgelegd werden door een andere Apostel.
Hand. 13:
2. En als zij den Heere dienden, en vastten, zeide de
Heilige Geest: Zondert Mij af beiden Bárnabas en Saulus tot het werk, waartoe
Ik hen geroepen heb.
3 Toen vastten en baden zij, en hun de handen opgelegd hebbende, lieten zij hen gaan.
2 Kor. 1:
21 Maar Die ons met u bevestigt in Christus, en Die ons gezalfd heeft, is God;
Kol. 1:
25 Welker dienaar ik geworden ben, naar de bedeling van God, die mij gegeven is aan u, om te vervullen het Woord Gods;
1 Tim. 3:
1 Dit is een getrouw woord: zo iemand tot eens opzieners ambt lust heeft, die begeert een treffelijk werk.
Een ambt wordt door iemand vervuld, maar het houdt niet op wanneer hij sterft, maar wordt voortgezet door zijn opvolger, zoals ook bij het ambt van burgemeester, wanneer de ene burgemeester weg gaat, wordt een opvolger benoemd.
1 Tim. 4:
14 Verzuim de gave niet, die in u is, die u gegeven is door de profetie, met oplegging der handen des ouderlingschaps.
Ook hier wijding door opleggen van handen.
1 Tim. 5:
22 Leg niemand haastelijk de handen op, en heb geen gemeenschap aan anderer zonden; bewaar uzelven rein.
Het gezag om handen op te leggen, en bisschoppen of ouderlingen te benoemen, moet met voorzichtigheid uitgeoefend worden.
2 Tim. 1:
6 Om welke oorzaak ik u indachtig maak, dat gij opwekt de gave Gods, die in u is, door de oplegging mijner handen.
Paulus herinnert Timoteus aan het ambt dat hij ontvangen heeft door oplegging van de handen.
2 Tim. 4: 1-6, hier geeft Paulus aan het eind van zijn leven zijn Apostolisch ambt door aan Timoteus.
2 Tim. 2:
2 En hetgeen gij van mij gehoord hebt onder vele getuigen, betrouw dat aan getrouwe mensen, welke bekwaam zullen zijn om ook anderen te leren.
Paulus draagt over aan Timoteus, die weer overdraagt aan de derde generatie enzovoorts.
Ex. 18:
25 En Mozes verkoos kloeke mannen, uit gans Israël, en maakte hen tot hoofden over het volk; oversten der duizenden, oversten der honderden, oversten der vijftigen, en oversten der tienen; 26 Dat zij het volk te allen tijde richtten, de harde zaak tot Mozes brachten, maar zij alle kleine zaak richtten.
Ook Oudtestamentisch was er dus een duidelijke hiërarchie.
Num 27:
18 Toen zeide de HEERE tot Mozes: Neem tot u Jozua, den zoon van Nun, een man, in wien de Geest is; en leg uw hand op hem;
Wijding gebeurde in het Oude Testament middels handoplegging.
Jezus wil dat we het Apostolische gezag gehoorzamen
Hand. 5:
12 En door de handen der apostelen geschiedden vele tekenen en wonderen onder het volk; en zij waren allen eendrachtelijk in het voorhof van Sálomo. 13 En van de anderen durfde niemand zich bij hen voegen; maar het volk hield hen in grote achting.
Het volk erkenden het bijzondere Apostolische gezag en durfde zichzelf niet een dergelijk gezag aan te meten.
Hand. 16:
4 En alzo zij de steden doorreisden, gaven zij hun de verordeningen over, die van de apostelen en de ouderlingen te Jeruzalem goed gevonden waren, om die te onderhouden.
1 Kor. 5:
3 Doch ik, als wel met het lichaam afwezend, maar tegenwoordig zijnde met den geest, heb alrede, alsof ik tegenwoordig ware, dengene, die dat alzo bedreven heeft, besloten, 4 In den Naam van onzen Heere Jezus Christus, als gijlieden en mijn geest samen vergaderd zullen zijn, met de kracht van onzen Heere Jezus Christus, 5 Denzulken over te geven aan den satan, tot verderf des vleses, opdat de geest behouden moge worden in den dag van den Heere Jezus.
De Oudsten hebben het gezag om een Anathema (excommunicatie) uit te spreken, iemand uit te leveren aan de Satan.
2 Kor. 2:
17 Want wij dragen niet, gelijk velen, het Woord Gods te koop, maar als uit oprechtheid, maar als uit God, in de tegenwoordigheid Gods, spreken wij het in Christus.
2 Kor. 3:
6 Die ons ook bekwaam gemaakt heeft, om te zijn dienaars Nieuwen Testaments, niet der letter, maar des Geestes; want de letter doodt, maar de Geest maakt levend.
2 Kor. 5:
20 Zo zijn wij dan gezanten van Christus wege, alsof God door ons bade; wij bidden van Christus wege: laat u met God verzoenen.
2 Kor. 10:
1 Voorts ik Paulus zelf bid u, door de zachtmoedigheid en goedertierenheid van Christus, die, tegenwoordig zijnde, wel gering ben onder u, maar afwezend stout ben tegen u; …..6 En gereed hebben, hetgeen dient om te wreken alle ongehoorzaamheid, wanneer uw gehoorzaamheid zal vervuld zijn….. 8 Want indien ik ook iets overvloediger zou roemen van onze macht, welke de Heere ons gegeven heeft tot stichting, en niet tot uw nederwerping zo zal ik niet beschaamd worden;
1 Tess. 5:
12 En wij bidden u, broeders, erkent degenen, die onder u arbeiden, en uw voorstanders zijn in den Heere, en u vermanen; 13 En acht hen zeer veel in liefde, om huns werks wil. Zijt vreedzaam onder elkander.
1 Tim. 5:
17 Dat de ouderlingen, die wel regeren, dubbele eer waardig geacht worden, voornamelijk die arbeiden in het Woord en de leer.
Hebr. 13:
17 Zijt uw voorgangeren gehoorzaam, en zijt hun onderdanig; want zij waken voor uw zielen, als die rekenschap geven zullen; opdat zij dat doen mogen met vreugde en niet al zuchtende; want dat is u niet nuttig.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten