woensdag 11 augustus 2010

Betekenen de woorden: "Gij zijt Petrus, en op deze petra zal ik mijn gemeente bouwen", dat het geloof de grondslag is der Christelijke gemeente?

Wanneer Christus alleen Petrus op het oog had gehad, had Hij, volgens de Protestanten, in plaats van "op deze petra" moeten zeggen "op deze Petrus". Het evangelie van Mattheus echter werd in het Aramees, de toenmalige taal der Joden, geschreven, maar spoedig in het Grieks vertaald, terwijl de Aramese tekst verloren ging. In het Grieks bestonden voor een steenrots twee woorden, die door elkaar gebruikt werden: het meer gebruikelijke petra, met een vrouwelijke uitgang; en het minder gebruikelijke petros, met een mannelijke uitgang. Petrus is een verlatijnsing van dit laatste woord. De Statenvertaling liet het woord petra onvertaald; in katholieke vertalingen leest men: steenrots. Daar de Griekse tekst niet de oorspronkelijke is, kan men daaruit geen argument halen aangaande de bedoeling van Mattheus, maar slechts van de vertaler.

Het gebruik van het oorspronkelijke petra in plaats van de persoonsnaam Petros pleit er echter volstrekt niet voor, dat de vertaler en de christelijke oudheid van mening waren, dat de persoon van Petrus hierbij op de achtergrond stond. Dit is immers in strijd met talloze teksten van Kerkvaders en de vertaling is zeer goed aldus te verklaren, dat de vanzelfsprekendheid het meer gebruikelijke petra gebruikt werd, maar voor de persoonsnaam het minder gebruikelijke Petros om zijn mannelijke uitgang gekozen werd.

Aangezien beide woorden steenrots betekenen, zei Christus dus eigenlijk: "Gij zijt Steenrots, en op deze steenrots zal Ik mijn Kerk bouwen." (Kerk en gemeente zijn een vertaling van een Grieks woord, dat daar gebruikt wordt, dat letterlijk een verzameling van mensen betekent. De Katholieken geven aan het eerste woord de voorkeur). Volgens de Protestanten had Christus met "deze petra, deze steenrots" Petrus' geloofsbelijdenis op het oog en zou dit bijgevolg van het geloof van alle Christenen gezegd kunnen worden. Bij "dèze steenrots" denkt ieder onbevooroordeeld lezer echter vanzelf aan de juist genoemde Steenrots, Petrus. Ook vanwege het zinsverband. Onmiddellijk eraan vooraf gaat immers: Petrus heeft gezegd wie Christus is, Christus zal nu ook zeggen wie Petrus is: "Wie zegt gij dat ik ben?..... En ik zeg u ook dat gij zijt Petrus". En onmiddellijk op de petratekst volgt de sleutelmacht, waarvan in het volgende antwoord aangetoond wordt, dat het bestuursmacht was, wat uiteraard ook niet op alle gelovigen kon slaan.

Werkelijk, wanneer Christus niet alleen maar Petrus op het oog had, maar slechts een eigenschap, het geloof, die ook voor andere mensen geldt, heeft Hij wel zeer onduidelijk gesproken. Het slaat integendeel zó duidelijk op de persoon van Petrus, dat onbevooroordeelde mensen, als sommige vrijzinnigen, zelfs beweren, dat deze tekst door Rome zelf werd ingelast.

Bron: http://www.stpiusx.be/protestantse-opwerpingen-tegen-de-katholieke-kerk (met toestemming overgenomen)

Geen opmerkingen: