Haar maagdelijkheid vóór de geboorte van Jezus leert ons Matth. 1:25: "en bekende haar niet, totdat zij dezen haren eerstgeboren zoon gebaard had, en heette zijnen naam Jezus". Bekennen betekent: geslachtelijke gemeenschap hebben. Uit "totdat" wil men besluiten, dat deze daarna wel heeft plaatsgehad. Daarover wordt echter gezwegen. De evangelist drukt zich slechts zo uit, als overgang naar de geboorte, waarover hij daarna spreekt: "Toen nu Jezus geboren was te Bethlehem, enz.". Ook kan men het niet besluiten uit de benaming "eerstgeborene", want de joden noemden hun zoon zo, onverschillig of er daarna nog anderen geboren werden, omdat dit kind in de tempel aan God moest worden opgedragen.
Maria's maagdelijkheid na de geboorte van Jezus blijkt uit Luc. 1:34: "En Maria zeide tot de engel: Hoe zal dat wezen, dewijl ik geen man beken?" Maria kan daarmee niet bedoeld hebben, dat het onmogelijk was, omdat zij het huwelijksgebruik nog niet gehad had, want daar zij reeds ondertrouwd was, kon dit spoedig gebeuren. Maria heeft dus willen zeggen, dat zij met St. Joseph had afgesproken in maagdelijkheid te leven.
Men werpt hiertegen op, dat de H. Schrift spreekt over broeders van Jezus. Volgens het joodse spraakgebruik werden echter ook neven wel eens broeders genoemd. Zo noemen bijv. Gen. 14:14 en 16 Lot broeder van Abraham, hoewel hij slechts een neef was. Dat dit in het evangelie ook het geval was, blijkt o.a. uit Marc. 15:40 waar als moeder van Jacobus en Joseph, die in Matth. 13:55 broeders van Jezus genoemd worden, een andere vrouw genoemd wordt dan de Moeder van Jezus.
Haar maagdelijkheid blijkt bovenal uit de wijze, waarop Christus uit Maria is geboren, n.l. niet door een man, maar door de H. Geest. De engel gaf haar op de vraag aangaande de man immers ten antwoord in Luc. 1:35: "De Heilige Geest zal over U komen, en de kracht des Allerhoogsten zal U overschaduwen: daarom ook, dat Heilige dat uit U geboren zal worden, zal Gods Zoon genaamd worden". En toen de H. Joseph in verwarring geraakte, omdat Maria, zonder met hem het huwelijksgebruik gehad te hebben, zwanger was, zeide de engel tot hem: "Jozef, gij zoon Davids, wees niet bevreesd Maria Uwe vrouw tot U te nemen; want hetgeen in haar ontvangen is, dat is uit de Heilige Geest". Wanneer God zo'n groot wonder deed, om Maria's maagedleijkheid te behouden, zou Hij dan hebben toegelaten, dat zij haar voornemen niet trouw bleef, en later nog door middel van een man andere kinderen ter wereld bracht?
Nog duidelijker taal spreekt de Overlevering:
• St. Irenaeus in "Adversus Haereses", 3, 22, 4: "Zo is ook Maria, die, hoewel zij een man had die haar voorbestemd was, toch maagd was, door haar gehoorzaamheid voor zich en geheel het menselijk geslacht oorzaak is geworden van het heil."
• Origenes in zijn homilie op Leviticus, 8, 2: "De woorden: "als zij het zaad ontvangen heeft", die voorafgegaan worden door de woorden "en een knaapje ter wereld heeft gebracht" lijken te veel te zijn. Maar zie toe, of dit soms niet juist daarom tezamen is gezegd, opdat Maria, die, na overeenkomstig de profeten zonder zaad ontvangen te hebben, een knaapje ter wereld bracht, niet onzuiver zou geacht worden na de geboorte van de Zaligmaker? Maar zonder de toevoeging van deze woorden "als zij het zaad ontvangen heeft" kon men zelfs begrijpen, dat Maria niet onzuiver was. Zij was immers niet louter vrouw, maar maagd.
• H. Ephraem in "Oratio ad sanctissimam Dei matrem": "Maar, o maagd en meesteres, onbevlekte Moedergods, mijn roemwaardigste meesteres, mijn allergrootste weldoenster, verhevener dan de hemelen, veel zuiverder dan de luister, de stralen, de schitteringen van de zon..... bloeiende staf van Aaron, gij hebt U waarlijk als staf betoond, en de bloem is uw ware Zoon, onze Christus, mijn God en Schepper; gij hebt naar het vlees God en het woord gebaard, terwijl gij uw maagdelijkheid bewaarde vóór de geboorte, en maagd zijt na de geboorte, en wij zijn verzoend met God, Christus uw Zoon."
• H. Epiphanius in "Adversus haereses Panarium", 78 6: "Wie of waar heeft er ooit bestaan, die de naam van de heilige Maria durfde te vernoemen, en er, wanneer men ernaar vroeg, niet aanstonds aan toevoegde: maagd? Want in aldus toegevoegde woorden blijken ook de tekenen der deugd ..... Zo is aan de heilige Maria de naam maagd gegeven, en zal dat nooit veranderd worden; deze heilige bleef immers ongerept."
• H.Augustinus in brief 137, 2, 8: "Dezelfde kracht leidde door de ongeschonden maagdelijke moederschoot het lichaam van het kind naar buiten, als die later door de gesloten deuren het lichaam van de jongeman binnenleidde." In "De sancta virginitate", 4, 4: "Christus wilde, door geboren te worden uit een maagd, die, voordat zij wist wie uit haar geboren zou worden, besloten had maagd te blijven, de heilige maagdelijkheid eerder goedkeuren dan bevelen. En zo wilde Hij ook, dat in de maagd, uit wie Hij de gestalte van een dienstknecht aannam, de maagdelijkheid vrijwillig zou zijn." In "Sermo", 186, 1, 1: "Maagd bij de ontvangenis, maagd bij de geboorte, maagd bij de zwangerschap, altijd maagd."
Bron: http://www.stpiusx.be/protestantse-opwerpingen-tegen-de-katholieke-kerk (met toestemming overgenomen)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten