De ware protestant beroept zich herhaaldelijk op de Bijbel, als het Woord van God, al het andere is maar mensenwerk. Maar hoe weet hij dat het Gods Woord is? Wanneer hij de Bijbel niet van andere mensen ontvangen had, zou hij het bestaan ervan nog niet eens kennen. Uit zichzelf zal niemand ertoe komen het goddelijke van de Bijbel te ontdekken, al wordt door de protestanten geleerd, dat dit van de Bijbel vanzelf opvalt, "evenals men het licht kent uit de duisternis, door de zalving en wijding die ervan uitgaat", zoals Calvijn het leerde.
Het goddelijke zelf kan niet opvallen, want het gaat uiteraard alle menselijk begrip te boven, maar slechts indirect, door dat iets niet op natuurlijke wijze verklaarbaar is. Niet alles wat niet op natuurlijke wijze verklaarbaar is, is echter goddelijk, want het kan ook louter verzonnen zijn. Wanneer men zelf iets ziet geschieden, dat niet op natuurlijke wijze verklaarbaar is, kan men met eigen ogen constateren, dat het van God komt, een wonder is. (P.S.: we hebben het hier even niet over de valse wonderen van deze tijd). Wanneer men het slechts hoort verhalen of wanneer men openbaringen over God leest die men niet met het eigen verstand kan achterhalen, moet men eerst onderzoeken of het geen fantasie is. Zo is het dus ook met de Bijbel.
Wat de "zalving en wijding" betreft, men neme daarmee maar eens de proef op de som: leg eens door elkaar "De navolging van Christus", boeken van Kerkvaders, afzonderlijke delen van de Bijbel, zowel die niet als die wel door de protestanten worden aangenomen. Laat dan een ongelovige, die met de Bijbel slecht op de hoogte is, bijv. een die pas uit het heidendom tot het geloof is gekomen, er met veel zorg de boeken van de Bijbel uit opdiepen. Het al te zinnelijk lijkend Hooglied, al is het, óók volgens de protestanten, Gods Woord, zal hij wel laten liggen; de boeken der Koningen, met hun strijdverhalen, zullen hem ook weinig zalvend voorkomen. Maar het boek der Wijsheid, al noemen de protestanten het apocrief, d.w.z. zich slechts voordoende als door God ingegeven H.Schrift, zal hij wegens de verheven inhoud uitkiezen, en ook de andere stichtelijke boeken van Kerkvaders en de Navolging, die in het geheel niet tot de Bijbel behoren.
Ook zegt men: Het goddelijke blijkt uit de wonderen die erin verhaald worden, uit de voorspellingen ervan, die werkelijk vervuld zijn en uit het getuigenis van de gewijde schrijvers zelf. Zoals reeds gezegd, wie zal bewijzen of die wonderen werkelijk gebeurd zijn? Het is toch immers al herhaaldelijk geschied, dat rondom helden uit het verleden later de meest fantastische verhalen geweven zijn. En wie zal zeggen, of die voorspellingen niet zijn opgeschreven toen de gebeurtenissen al hadden plaats gehad? En hoe zal men weten, of de gewijde schrijvers geen onwaarheid spreken, zoals de apocriefe schrijvers, als zij, wat overigens nagenoeg niet gebeurt in de Bijbel, zeggen door God te zijn ingegeven?
Men moet daarom onderzoeken, of die wonderen en voorspellingen niet veel later zijn opgeschreven, maar toen er nog tijdgenoten van Christus leefden, die over de waarheid ervan konden oordelen, en of die ze toen ook algemeen als waarheid erkenden. Men moet dus teruggaan tot de eerste Christenen. Aldus blijkt dan, dat de Bijbelse boeken de waarheid verhalen.
Hieruit volgt echter nog niet, dat al deze boeken door God zijn ingegeven. Zoals gezegd, zegt bijna geen enkele gewijde schrijver dit van zichzelf. Ook zijn die wonderen en voorspellingen niet ten bewijze van de ingeving geschied. De Bijbel zegt slechts in het algemeen, dat hij door God is ingegeven. Oorspronkelijk bestond hij echter niet uit één boek, maar uit vele. Om te weten, welke boeken zijn ingegeven en derhalve tot de Bijbel behoren, moet men dus ook weer buiten de Bijbel te rade gaan, bij de eerste Christenen, die, als het dichtst bij de bron, het 't beste konden weten. Het getuigenis der eerste Christenen noemt men de Overlevering, waarover later.
Bron: http://www.stpiusx.be/protestantse-opwerpingen-tegen-de-katholieke-kerk
Geen opmerkingen:
Een reactie posten