Van nature kunnen wij God niet zien, Hij gaat het verstand van de mens verre te boven. Toch leert ons de H. Schrift, dat wij God in de hemel zullen zien "van aangezicht tot aangezicht" (1 Cor. 13:12). Voor ieder werk heeft men bijbehorende werktuigen nodig. Men kan niet timmeren met een verfkwast. De mens moet dus anders worden, er moet iets van God in hem komen.
Men gelijkt op iemand door bloedverwantschap. De H. Schrift leert dan ook, dat wij tot het zien van God kind van God worden: "Ziet, met welk een liefde ons de Vader begiftigd heeft: wij worden kinderen van God genoemd. Wij zijn het ook." Aldus letterlijk vertaald uit de oorspronkelijke tekst. De Statenvertaling liet de woorden "Wij zijn het ook" weg, de Nieuwe Vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap, in 1940, nam deze woorden echter weer op (1 Joh. 3:1). Nu zijn wij een kind van God, voegt St. Johannes eraan toe, maar in de hemel komt dit kindschap pas tot volle kracht: "Geliefden, nu zijn wij kinderen Gods, en het is nog niet geopenbaard wat wij zijn zullen; maar wij weten dat als hij zal geopenbaard zijn, wij hem zullen gelijk wezen; want wij zullen hem zien gelijk hij is." (1 Joh. 3:2, volgens de Statenvertaling). Evenals God Zichzelf kent, zullen wij in ons kindschap Gods in de hemel zózeer op Hem gelijken, dat wij hem zien zoals Hij is, of, zoals het 1 Cor. 13:12 zegt: "Want wij nu door een spiegel (ons verstand kent God uit zijn werken, niet onmiddellijk, en daardoor onvolmaakt) in een duistere rede, maar alsdan zullen wij zien aangezicht tot aangezicht" (onmiddellijk).
Dat wij echt kind van God worden, blijkt ook uit Joh. 1:12-13: "Maar zovelen hem aangenomen hebben, die heeft hij de macht gegeven kinderen Gods te worden, namelijk die in zijn naam geloven; welke niet uit den bloede, noch uit de wil des vlezes, noch uit de wil des mans, maar uit God geboren zijn." Bij de geboorte uit mensen ontvangt men iets van hun leven, dus ook bij de geboorte uit God. Natuurlijk worden wij aldus niet vergoddelijkt, maar het is toch meer dan een gewone aanneming, want wij gaan op God, onze Vader, gelijken. Vanwege deze grote verandering noemen wij deze grote gunst heiligmakende genade.
In dit deel staan weinig teksten van Kerkvaders of Oud-Kerkelijke schrijvers. Dit gedeelte handelt namelijk over de genadeleer der Katholieke Kerk, waar heel de verdere katholieke leer op steunt. Teksten van Kerkvaders en Oud-Kerkelijke schrijvers, die aangaande de Sacramenten, H. Misoffer, heiligenverering, aflaten en vagevuur aangehaald zullen worden, dienen dus tevens tot getuigenis voor de katholieke leer over de genade. Voor de erfzonde en de heiligmakende genade zie men bijv. de teksten aangaande het Doopsel.
Bron: http://www.stpiusx.be/protestantse-opwerpingen-tegen-de-katholieke-kerk (met toestemming overgenomen)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten