donderdag 5 augustus 2010

Keerde de kerk van de Reformatie terug tot het geloof van het Christendom der eerste eeuwen?

Uit de teksten der Kerkvaders en oud-christelijke schrijvers, die hier te vinden zijn, blijkt, dat de eerste christeneeuwen door en door katholiek waren, zodat er dus geen "Hervorming"der leer nodig was.

Luther en Calvijn erkenden zelf, dat de Kerkvaders een andere leer beleden dan zij. Aanmatigend besloten zij daaruit, dat deze dan allen in dwaling waren. In feitelijkheid blijkt aldus echter uit hun eigen woorden, dat de stichters van het protestantisme van het oorspronkelijk Christendom zijn afgeweken. Luther schreef: "Zij zeggen, denkt gij, dat alle Vaders gedwaald hebben? En het is waar, het valt zwaar het te zeggen, vooral van hen die de besten waren, als Augustinus, Ambrosius, Bernardus, en de andere gehele menigte van allerfijnste mensen, die de Kerk met het woord bestuurd hebben en met de loffelijke naam der Kerk zijn versierd geweest, wier arbeid wij billijk liefhebben en eren." En Calvijn schreef in zijn Institutiones II, 2, par. 4: "Ik moet het bekennen, dat de ouden allen in dwaling waren."

Hoewel de protestanten aan de Overlevering slechts gering, menselijk, gezag toekennen, beroepen zij zich toch gaarne op de Kerkvaders, om aan te tonen, dat zij het oorspronkelijk Christendom bezitten en de katholieken daarvan zijn afgeweken, in het bijzonder op St. Augustinus, wegens diens genadeleer. Daarover wanneer dit onderwerp aan de orde is, maar nu reeds zij opgemerkt, dat hij o.a. de volgende door en door katholieke leerstukken beleed, die niet met de protestantse genadeleer te rijmen zijn:
• De Overlevering (brief 54),
• het Kerkelijk leergezag, vooral van de Paus (sermo 131),
• de aanroeping van heiligen (sermo 159, 1, 1),
• Christus' werkelijke tegenwoordigheid onder broodsgedaante (commentaar op Ps. 33, 1, 10),
• het gebed voor overledenen (sermo 172, 2, 2),
• het H. Misoffer (De Civitate Dei, 10, 20),
• het samengaan van genade en vrije wil (De spiritu et littera, 33, 58),
• Maria's blijvende maagdelijkheid (sermo 186, 1, 1),
• het priesterschap (Contra epistolam Parmeniani, 2, 13, 28),
• en dat de erfzonde door het Doopsel wordt weggenomen (De anima et eius origine, 3, 9, 12).

Bron: http://www.stpiusx.be/protestantse-opwerpingen-tegen-de-katholieke-kerk (met toestemming overgenomen)

Geen opmerkingen: