1 Joh. 4:1 zegt: "Geliefden, gelooft niet enen iegelijken geest, maat beproeft de geesten of zij uit God zijn; want vele valse profeten zijn uitgegaan in de wereld." (Zo ook: 2 Joh. 10 en Matt. 7:15-16). Men behoeft natuurlijk niet alle geloofsverkondigers onvoorwaardelijk te geloven, want er kunnen dwaalleraars zijn alleen paus en bisschoppen zijn onfeilbaar en dan nog slechts wanneer zij krachtens hun leergezag spreken. Dat wil echter nog niet zeggen, dat men het geloof in de prediking van anderen steeds maar afhankelijk mag maken van eigen oordeel. Per slot van rekening is men ook zelf maar een feilbaar mens, op ingeving door de H. Geest kan ook een ander zich beroepen. Wel moet het geloof redelijk zijn; men moet onderzoeken of het getuigenis van een ander betrouwbaar is. Blijkt nu uit het onderzoek, dat Christus een onfeilbaar leergezag heeft ingesteld, dan moeten de personen, die daartoe behoren, onvoorwaardelijk geloofd worden, wanneer zij krachtens dit onfeilbaar leergezag spreken.
Paulus predikte tot de joden te Berea. Van hen staat geschreven in Hand. 17:11: "En dezen waren edeler dan die te Thessalonica waren, als die het woord ontvingen met alle toegenegenheid, onderzoekende dagelijks de Schriften, of deze dingen alzo waren."
Het geloof is geen blinde daad, maar een verstandelijke overtuiging, onder de bijstand van Gods genade (antwoord 2). De eerste geloofsverkondigers betoogden steeds tegenover de joden, dat de voorspellingen uit het Oude Testament aangaande de Verlosser in Christus vervuld waren. Het was heel verstandig, om deze voorspellingen dan eens na te slaan. Het opwerpen van dergelijke teksten door de protestanten komt alleen voort uit de mening, dat het Kerkelijk leergezag alle zelfstandig denken ontneemt. Men houde goed voor ogen, dat het over slechts een klein gedeelte van de Openbaring uitspraken heeft gedaan.
Bron: http://www.stpiusx.be/protestantse-opwerpingen-tegen-de-katholieke-kerk (met toestemming overgenomen)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten