Christus verleende aan het bestuur der Kerk de sleutelmacht, waardoor zij alles kan binden en ontbinden voor de hemel. Wij zagen reeds, dat de Biecht niet louter een verklaring, maar werkelijke vergeving van zonden is: alle beletselen voor de hemel kunnen gelaten of weggenomen worden. Ook de straf dus, want deze moet anders eerst uitgeboet zijn, voordat men de hemel kan binnengaan. Wanneer de zonde vergeven wordt, wordt nog niet steeds alle straf kwijtgescholden . Zie bijv. 2 Sam. 12:13-14. David krijgt daar vergiffenis van God, maar als straf moet zijn zoon sterven. Een aflaat nu is een kwijtschelding van tijdelijke straffen, die na de vergeving der zonden zijn overgebleven, aldus genoemd, omdat de straf geheel of gedeeltelijk eraf gelaten wordt.. Natuurlijk geschiedt het nooit zonder berouw, want anders was de zonde niet vergeven.
De Kerk past door de aflaten de oneindige verdiensten van Christus en de overvloedige verdiensten van de heiligen toe. Christus heeft door zijn lijden voldaan voor de zonden der mensen, de voldoening der heiligen heeft slechts waarde door de verdiensten van Christus. Zij hebben vaak meer boete gedaan dan voor hun eigen zonden nodig was. Deze behoeft niet verloren te gaan, maar kan anderen ten goede komen als lid van het Mysterievolle Lichaam van Christus, waarin onder leiding van het Hoofd, Christus, het ene lid van voordeel is voor het andere: "opdat geen tweedracht in het lichaam zij, maar de leden voor elkander gelijke zorg zouden dragen. En hetzij dat één lid lijdt, zo lijden alle de leden mede; hetzij dat één lid verheerlijkt wordt, zo verblijden zich alle de leden mede" (1 Cor. 12:25-26).
Hoewel de aflaat uit de H. Schrift volgt, is de wijze van uitoefening daar niet nader bepaald. Aldus was daarin ontwikkeling mogelijk. In de eerste eeuwen was de boetepraktijk zeer streng. Op verzoek van christenen, die op weg naar de marteldood waren, werd echter vaak een gedeelte daarvan kwijtgescholden. Dit sluit in, dat men aannam, dat God daarmee genoegen nam, want anders ging men daardoor achteruit in plaats van vooruit. Dat waren dus reeds aflaten. In latere eeuwen kon men de zware boete vervangen door gebeden, boetetochten of aalmoezen, een verzachting dus van de straf, en om dezelfde reden een aflaat. In de loop der Middeleeuwen werd door de zgn Biechtbrieven de vereiste vervanging zó gering, dat de aflaat haast geheel een gunstkarakter kreeg, zoals nu ook nog het geval is.
De tegenwoordige vorm der aflaten is dus wel nieuw, ook de benaming is dat, maar in andere vorm bestaat zij vanaf de eerste tijden, en het beginsel steunt op de H. Schrift. Uitdrukkelijk spreken H. Schrift en Overlevering er aldus niet over, en daarom was de beslissing der Kerk nodig, die de aflaten goedkeurde en zelf verleent.
Bron: http://www.stpiusx.be/protestantse-opwerpingen-tegen-de-katholieke-kerk
1 opmerking:
Een interssant stukje staat in de noot van het Oude Testament van de PC-Bijbel.
In het Tweede Boek Makabeeën (2Mak 12;43-45) wordt evenals in hoofdstuk 7 verhaald over het leven in Hiernamaals en de verrijzenis van het lichaam. Bovendien lijkt Judas de Makabeeër een soort tussentoestand (vagevuur) te kennen, waar de straffen voor de zonden kunnen worden uitgeboet, of door de gebeden en offers der levenden kunnen worden verlicht (gemeenschap der Heiligen)
Een reactie posten