In hoofdstuk 5 schrijft hij o.a. het volgende: "De ouderlingen die onder u zijn, vermaan ik, die een mede-ouderling en getuige des lijdens van Christus zijn, en deelachtig der heerlijkheid die geopenbaard zal worden: weidt de kudde Gods..... Desgelijks gij jongen, zijt de ouden onderdanig....."
Petrus beroept zich hier evenmin op zijn apostelambt, hoewel hij dat toch in ieder geval bezat. Het is niet nodig zich steeds op zijn gezag te beroepen, als dat toch erkend wordt. Petrus zegt hier, hoe zij hun ambt moeten uitoefenen. Hij blijkt dus boven hen te staan. Dat hij zich hierbij medeouderling (de Katholieken vertalen: medepriester), dus aan hen in ambt gelijk noemt, kan men hierdoor verklaren, dat hij wil doen uitkomen, dat hij zichzelf ook gehouden acht tot wat hij anderen voorschrijft.
Bron: http://www.stpiusx.be/protestantse-opwerpingen-tegen-de-katholieke-kerk (met toestemming overgenomen)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten