dinsdag 14 september 2010

John Henry Newman wordt zalig verklaard I


Deze week wordt John Henry Newman zalig verklaard, John Henry Newman werd geboren op 21 februari 1801 en stierf 11 augustus 1890. Hij was een anglicaanse theoloog en bekeerling tot het Katholieke geloof. Zijn wapenspreuk was Cor ad cor loquitur, (Het hart spreekt tot het hart).
John Henry Newman heeft een apologie geschreven van zijn bekering tot de Katholieke Kerk, deze apologie is in het Nederlands vertaald en verschenen onder de titel: "Apologia Pro Vita Sua - geschiedenis van mijn religieuze denkbeelden" .
Onderstaand enige citaten uit zijn apologie die voor Protestanten leerzaam en herkenbaar zijn, vooral voor protestanten die zich gevoegd hebben bij de Katholieke Kerk. De volledige originele tekst is hier te lezen.



Iemand die zich later bekeerd tot de Katholieke Kerk krijgt al snel allerlei verwijten te horen, je bent niet consequent, verandert van gedachten en bent volgens sommige personen zelfs onbetrouwbaar. Hierop reageert John Henry Newman als volgt:
“Ofschoon ik altijd zeer gevoelig ben geweest voor de aantijgingen die zo kwistig tegen mij werden rondgestrooid, heb ik er mij daarom niet al te zeer over geërgerd, wijl ik ze beschouwde als een deel van de straf die ik natuurlijk en verdiend moest dragen wegens mijn verandering van godsdienst, ook al moest ze levenslang duren. Ik liet mijn vrijspraak over aan een toekomst waarin de persoonlijke animositeit zou zijn uitgestorven en documenten het licht zouden zien, die nu nog zorgvuldig lagen opgesloten of verspreid waren over het land."

Newman heeft een vooruitziende blik gehad, en heeft geweten dat hem eindelijk recht gedaan zou worden, en de beschuldigingen weerlegd zouden worden.
"De mensheid heeft het recht te oordelen over de waarheidsliefde in een katholiek, evengoed als hij dat kan bij een protestant of een Italiaan of een Chinees. Ik heb er nooit aan getwijfeld, of op mijn uur, op Gods uur, zal mijn vergelder komen en zal de wereld mij vrijspreken van gebrek aan de waarheidsliefde, al is het ook niet tijdens mijn leven."

In zijn werk een leven heeft Newman altijd zichzelf verloochent, en het belang van de gemeenschap en de Kerk altijd vooropgesteld. Hij zegt hierover:
"Geen enkel groot werk is tot stand gebracht door een groep; groepen ontstaan pas door de persoonlijke inspanning. Luther was een persoon. De tekorten van een persoon prikkelen de aandacht; hij verliest erbij, maar de zaak die hij verdedigt zal (zo ze goed is en hij krachtig van geest) erbij winnen. Zo gaat het nu eenmaal. We brengen de waarheid vooruit door zelfopoffering.”

Enkele geloofspunten stonden voor Newman altijd als een paal boven water, en deze zijn nooit veranderd: “ Ten eerste het dogmatisch beginsel: mijn strijd gold het liberalisme; onder het liberalisme versta ik het anti dogmatische beginsel en zijn uitlopers. Dit was het eerste punt waarvan ik zeker was. Ik wil hier een opmerking maken: vasthoudendheid aan de een of andere overtuiging is nog geen voldoende bewijs voor de waarheid van die overtuiging; maar het prijsgeven ervan werpt tenminste een smet op de man die er zich zo zeker van gevoelde. Voor zover ik dus in 1832 sterk overtuigd was van de juistheid van denkbeelden die ik sindsdien heb laten varen, in zoverre sta ik enigszins schuldig, niet slechts wegens dat hij toevertrouwen, maar wegens al die verschillende daden die er het gevolg van waren….. Van mijn 15e jaar af is het dogma het fundamenteel beginsel van mijn religie geweest: een andere religie ken ik niet; ik kan mij het begrip van een ander soort religie niet eens indenken; religie als louter gevoel is voor mij een droombeeld een aanfluiting. Evengoed zou men kunnen spreken van kinderliefde zonder het feit van een vader, als van devotie zonder het feit van een Opperwezen. Wat ik geloofde in 1816, geloofde ik in 1833 en geloof ik nog in 1864. Met Gods hulp zal ik het geloven ten einde toe….. Ten tweede was ik vol vertrouwen in de waarheid van een bepaalde religieuze leer, gebaseerd op deze dogmatische grondslag, namelijk, dat er een zichtbare Kerk bestond, met sacramenten en ceremonies, die kanalen zijn van onzichtbare genade….. Na nu het derde punt waarop ik mij in 1833 baseerde en dat ik later geheel heb prijsgegeven en vertrapt, mijn toenmalige opvatting van de Kerk van Rome; ik zal daarover zo nauwkeurig spreken als ik kan. Tijdens mijn jeugd, zoals ik reeds zei, en als volwassen man meende ik dat de paus de antichrist was. ……………” Later was het oordeel van de Newman milder. “Daarbij was mijn verbeelding tijdens mijn buitenlandse reis sterk onder de indruk gekomen door het zien van zoveel beroemde plaatsen, eerbiedwaardige heiligdommen en prachtige kerken. En ook mijn hart werd er door geraakt….. Later, tijdens mijn eenzame dagen te Palermo, was ik niet ongevoelig voor de troost die ik vond in het bezoeken der kerken en heb het nooit vergeten. Verder was ook haar ijveren voor de leer en de praktijk van het celibaat, waarin ik iets apostolisch zag en haar volledige overeenstemming met de oudheid in zoveel andere punten, die mij ter harte gingen, en argument voor mij en tevens een pleidooi ten gunste van de grote Kerk van Rome. Op die wijze leerde ik liefderijke gevoelens jegens haar koesteren, maar mijn vrede bleef bij dat alles onaangedaan. Tegen haar als instelling bleef mijn bezonken oordeel even sterk gekant als ooit.”

Lang blijft Newman nog op twee gedachten hinken: "Helaas! Jarenlang is het mijn lot geweest zonder voldoende grondslag voor mijn religieuze overtuiging voort te leven, in een toestand van morele machteloosheid, niet instaat om te berusten in het anglicanisme en ook niet in staat om naar Rome te gaan. Maar ik heb het doorstaan zolang tot mij eindelijk de weg duidelijk werd getoond.”

Het laatste traktaat dat Newman geschreven heeft in zijn anglicaanse periode is traktaat nummer 90, in reactie op kritiek op dit traktaat schrijft hij: ”Het verbaast me dat men op de uitleggers van de Schriftuur in het algemeen niet dezelfde onvriendelijke kwalificaties toepast die men toepast op de schrijver van traktaat 90….. Elke theologie heeft haar eigen moeilijkheden; de protestanten verdedigen de rechtvaardigmaking door het geloof alleen, ofschoon er geen enkele tekst is van de heilige Paulus waarin zoiets staat en ofschoon de heilige Jacobus het zelfs uitdrukkelijk ontkend, noemen we daarom de protestanten oneerlijk? Ze ontkennen dat de Kerk een goddelijke zending ontvangen heeft, hoewel de heilige Paulus zegt dat zij is ‘de zuil en grondslag der waarheid’; ze onderhouden de sabbat, ofschoon de heilige Paulus zegt:’ laat niemand u oordelen met betrekking tot spijs en drank of… sabbat.’ Iedere belijdenis heeft teksten die ervoor pleiten en teksten die ertegen pleiten en dit wordt algemeen aangenomen.”

Mooie dingen zegt Newman ook over de kerk: "Een der sprekers zegt: ’ gij beweert dat de Kerk van Rome aangetast is. Wat dan nog? Een lidmaat er van afsnijden is toch wel een vreemde manier om het te behoeden voor een ziekte van het hele gestel. Uit indigestie kan kramp ontstaan in de extremiteit; maar toch zullen we onze arme voeten nog niet afzetten. Te ontkennen valt immers niet een religieus feit als het bestaan van een grote katholieke gemeenschap, waarvan deel uit te maken geestelijke plicht een voorrecht is. En wij Engelsen zijn er toch maar van gescheiden’.”

In zijn beschouwingen over de kerk toont John Henry Newman altijd weer dat hij een groot historisch besef heeft: "Het was moeilijk in te zien dat de Eutychianen of de Monofysieten ketters waren, als de protestanten en anglicanen geen ketters waren, moeilijk argumenten te vinden tegen de vaders van Trente, die niet evenzeer van kracht waren tegen de vaders van Chalcedon, moeilijk de pausen van de zestiende eeuw te veroordelen zonder ook de pausen van de vijfde te veroordelen. Het drama van de religie en de strijd tussen waarheid en dwaling bleven immer een en dezelfde. De beginselen en de handelingen van de ketters van toen waren die van de protestanten van vandaag. Zo zag ik het, bijna met angst; er bestond een ontzagwekkende overeenkomst, nog ontzagwekkender, omdat ze stil en hartstochtelijk was, tussen de dode documenten van het verleden en de koortsachtige kroniek van het heden. De schaduw van de vijfde eeuw lag over de zestiende.”

Newman probeert altijd kritisch naar zichzelf te kijken, wat zijn motieven zijn, en waarom hij iets doet of nalaat. "Al die mensen, die het gerucht hebben verwekt, doen hun best om hun eigen profetie in vervulling te doen gaan. Als de hele wereld samenspant om tegen iemand te zeggen, dat hij in onze kerk niets meer te maken heeft, dan zou hij tenslotte zelf gaan denken dat het zo is. Het is zo gemakkelijk iemand te overtuigen van wat het ook zijn moge, als een groot aantal stemmen maar zegt dat het zo is! Zo groot is de kracht der verbeelding. Als iedereen die je hier op straat tegenkwam je met grote ogen zou aankijken, dan zou je zeker denken dat er iets aan je haperde."
“ Het is toch een onmogelijk denkbeeld, dat zonder enig resultaat zulk een groot gedeelte van de christenheid zou losgescheurd zijn van de gemeenschap met Rome en 300 jarenlang zijn protest tevergeefs zou gehandhaafd hebben. Me dunkt, dat ik nooit zal kunnen geloven, dat er onder de protestanten nog zoveel echte vroomheid en ijver zou bestaan, als er van de kant van Rome niet zeer ernstig misdreven was. Het tegendeel te veronderstellen is in hoge mate onwerkelijk en is in strijd met al mijn begrippen van zedelijke waarschijnlijkheid. Alle afdwalingen zijn gebaseerd op en putten hun leven uit een of andere waarheid - en een protestantisme dat zo alom verspreid is en zo lang bestaan heeft, moet in zich dragen en moet getuigenis afleggen van een grote waarheid over een groot stuk waarheid."

Geen opmerkingen: