donderdag 20 juni 2013

Ex opere operato - gecorrigeerde versie met toelichting

In het Reformatorisch Dagblad wordt gezegd dat de Atheïst prof. de Groot deelnam aan een H. Mis, hij zegt hierover „Ik deed dat uit volle overtuiging. Uit enkel nostalgie zou ik me niet aan het sacrament vergrepen hebben. Ook het credo zong ik mee. Niet omdat ik instemde met de dogmatische inhoud ervan. Maar het wezen van ritualiteit heeft een zin die daar bovenuit gaat.” In het RD artikel wordt verder gezegd : “Groot wees er op dat de rooms-katholieke leer zegt dat sacramenten ”ex opere operato” (vanzelf) werkzaam zijn, onafhankelijk van de overtuiging van degene die erbij betrokken is.” Dit is een pertinent onjuiste weergave van de Katholieke leer op dit punt. Ex opere operato duidt erop dat de werkzaamheid van het sacrament afhangt van de handelingen die verricht worden door de priester, maar niet afhangt van de waardigheid van de bedienaar, de priester in dit geval. Een sacrament is dus geldig en werkzaam, ook wanneer de priester een hypocriet is en ernstig zondaar. Maar een sacrament levert niet altijd even veel vruchten op, wanneer degene die het sacrament ontvangt niet openstaat voor Gods genade. Je kunt zelfs God toorn over je afroepen wanneer je op onwaardige wijze deel neemt aan de H. Mis. Om te mogen deelnemen aan de H. Mis moet je Rooms katholiek zijn, regelmatig biechten en in een staat van genade zijn (geen doodzonde gedaan hebben). Rooms Katholiek zijn betekent ook dat je de waarheid van de Rooms katholieke aanvaard, het ontkennen van een van de geloofsdogma’s is een ernstige zaak, zeker wanneer dat bij vol bewustzijn gebeurt, terwijl je beter weet.

Onderstaand een nadere uitleg:


A. Ex opere operato

De sacramenten wijzen niet op een bepaalde genade, maar zij delen de genade mee.

Wat is het verschil? De heiligende invloed van het sacrament bestaat niet uit het opwekken van een godsdienstig gevoel of een gelovig vertrouwen - zoals je van een mooie preek zou kunnen krijgen - waardoor je dan gerechtvaardigd zou zijn.

Een mooie preek of een goed boek kan je raken, kan in je een zeker godsdienstig gevoel opwekken. Zo ook de viering van de sacramenten. Maar het is niet vanwege dit gevoel, zelfs niet als het een gevoel van vertrouwen zou zijn, dat de genade wordt meegedeeld. Het gevoel kan er zeker zijn, maar:

Bij een sacrament gebeurt er iets anders. Je wordt ingelijfd bij Christus, bij zijn genade, door het sacrament zelf, krachtens de handeling die voltrokken wordt (ex opere operato). Christus maakt gebruik van de sacramentele riten - als een soort werktuig - om de ziel aan zich te hechten, haar van genade te voorzien, in haar het bovennatuurlijk leven te verwekken en te versterken.

Deze werkzaamheid van de sacramenten werd al sinds de vroegste tijden beleden. Zo werden kleine kinderen gedoopt, ook al hebben die kleine kinderen nog helemaal geen godsdienstig gevoel of een gevoel van vertrouwen. Nee, "[o]mdat door het sacrament des doopsels de bij de geboorte meegebrachte smetten worden weggenomen, daarom worden ook de kleine kinderen gedoopt", zo schreef Origines van Alexandrië aan het begin van de derde eeuw.

B. De bedienaar van de sacramenten

Toch nog even over de bedienaar - en daarna over de ontvanger.

Alle genade komt van Christus. Om dus genade uit te kunnen delen, moet men een zekere band, een zekere gemeenschap hebben met Christus.
De graad van de vereiste gemeenschap verschilt per sacrament. Zo kan een ongedoopte heiden, die niets van Christus weet, die in staat van doodzonde is, in geval van stervensgevaar (van de ontvanger) geldig dopen, indien hij/zij wil doen wat Christus deed, of wat de Kerk doet. Dat laatste is genoeg om voldoende geestelijke gemeenschap met Christus te hebben om te kunnen dopen in geval van nood.
Voor de andere sacramenten gelden strengere eisen wat betreft de bedienaars.

C. De ontvanger van de sacramenten

Ook wanneer de ontvanger niet in goede gesteltenis is, is het sacrament werkzaam! Maar de vruchten van het sacrament zijn afhankelijk van de gesteltenis van de ontvanger. Daarom ook schrijft St. Paulus over de H. Eucharistie: "Daarom: al wie onwaardig dit brood eet of de kelk des Heren drinkt, zal schuldig zijn aan het Lichaam en Bloed des Heren. Ieder moet daarom zichzelf onderzoeken en dan eerst van dit brood eten en van deze kelk drinken; want wie onwaardig eet en drinkt, eet en drinkt zich zelf de veroordeling (...)" (Kor. I: 11, 27-29).