dinsdag 6 mei 2014

Een verwerping van het Sola Scriptura (alleen de H. Schrift) in 10 stappen

Door Dave Armstrong, Catholic.com

1. Sola Scriptura wordt niet in de Bijbel geleerd

Katholieken zijn het met Protestanten eens dat de Bijbel een “maatstaf van de waarheid” is – zelfs de meest vooraanstaande, maar niet in die zin dat de bindende autoriteit van de authentieke apostolische Traditie en de Kerk tegengesproken worden.
De Bijbel leert dat niet. Katholieken zijn het ermee eens dat de Bijbel inhoudelijk gezien afdoende is. Met andere woorden, in deze visie kan elke echte doctrine teruggevonden worden in de Bijbel. Al was het maar impliciet en indirect door deductie. Maar geen enkele Bijbelse passage leert dat de Schrift de formele autoriteit is, of regel van het geloof, los van de Kerk en de Traditie. Sola Scriptura kan zelfs niet afgeleid worden uit impliciete Bijbelpassages.

2. “Het Woord van God" verwijst ook naar de mondelinge overlevering

Wanneer de Heilige Schrift spreekt over “het woord” verwijst dit vaak naar de mondelinge verkondiging van profeten of apostelen. Wat de profeten spraken was het woord van God, ongeacht of hun uitspraken later als geschreven H. Schrift werden opgenomen. Dat lezen we bijvoorbeeld in Jeremia:

“Van het dertiende jaar van Josía, de zoon van Amon, de koning van Juda, tot op deze dag toe (dit is het drie en twintigste jaar) is het woord des HEEREN tot mij geschied; en ik heb tot u gesproken, vroeg op zijnde en sprekende, maar gij hebt niet gehoord…..
Maar gij hebt naar Mij niet gehoord, spreekt de HEERE; opdat gij Mij vertoornde door het werk uwer handen, uzelf ten kwade. Daarom, zo zegt de HEERE der heerscharen: Omdat gij Mijn woorden niet hebt gehoord;”
(Jer 25:3,7-8)


Dit was het woord van God, zelfs al zijn sommige delen ervan niet schriftelijk vastgelegd. Ze hebben dezelfde status: het geschreven woord en het geproclameerde-maar-niet-opgeschreven-woord. Dit gold ook voor de apostolische prediking. Wanneer de uitdrukkingen “woord van God” of “Woord van de Heer” verschijnen in het Bijbelboek Handelingen of in een van de brieven, verwijzen ze bijna altijd naar gesproken prediking, niet aan de H. Schrift, bijvoorbeeld:

“Daarom danken wij ook God zonder ophouden, dat, toen gij het Woord der prediking van God van ons ontvangen hebt, gij dat aangenomen hebt, niet als der mensen woord, maar (gelijk het waarlijk is) als Gods Woord, dat ook werkt in u, die gelooft” (1 Tess. 2: 13).

Als we dit vergelijken met een andere passage, geschreven naar dezelfde gemeente, lijkt Paulus het mondelinge onderwijs en het woord van God te beschouwen als synoniem:

“En wij bevelen u, broeders, in de Naam van onze Heere Jezus Christus, dat gij u onttrekt van iedere broeder, die ongeregeld wandelt, en niet naar de inzetting, die hij van ons ontvangen heeft” (2 Tess. 3: 6).

3. Traditie is niet een vies woord.

Protestanten citeren vaak verzen uit de Bijbel waar corrupte tradities van mensen worden veroordeeld (bijv. Mat. 15: 2-6; Mar. 7: 8-13; Kol. 2: 8). Natuurlijk zijn katholieken het hier mee eens. Maar het is niet de hele waarheid. De ware apostolische Traditie wordt goedgekeurd. Deze Traditie is in totale harmonie met en in overeenstemming met de H. Schrift.

4. Jezus en Paulus accepteerden niet-Bijbelse mondelinge en geschreven tradities

Protestanten die Sola Scriptura verdedigen zullen zeggen dat Jezus en Paulus die tradities aanvaarden op grond van het gezag van het Oude Testament. Dat is waar, maar ze doen ook een beroep op andere gezaghebbende bronnen, buiten de geschreven openbaring. Bijvoorbeeld:

a.    De verwijzing naar "Hij zal worden genoemd een Nazarener" kan niet gevonden worden in het Oude Testament, maar het was "door de profeten gezegd" (Mat 2: 23). Daarom is deze profetie, die wordt beschouwd als "Gods woord", mondeling doorgegeven in plaats van door de H. Schrift.
b.    In Matteüs 23: 2-3, leert Jezus dat de schriftgeleerden en de farizeeën een legitiem, bindend gezag hebben, gebaseerd "op de stoel van Mozes", maar dit idee kan niet in het Oude Testament gevonden worden. Het is te vinden in de (oorspronkelijk mondelinge) Misjna, die een soort van "onderwijs successie" van Mozes af tot dan toe vormen.
c.    In 1 Korintiërs 10: 4, verwijst Paulus naar een rots die de joden door de Sinaïwoestijn "volgden". Het Oude Testament zegt niets over zulke wonderbaarlijke bewegingen. Maar rabbijnse traditie doet dat wel.
d.    "Zoals Jannes en Jambres tegen Mozes" in gingen (2 Tim 3:8). Deze twee mannen kunnen niet in de gerelateerde Oudtestamentische passages gevonden worden (Ex 7: 8), of ergens anders in het Oude Testament.

5. De gezagsrelatie van de apostelen op het Concilie van Jeruzalem

Tijdens het concilie van Jeruzalem (Handelingen 15: 6-30), zien we Petrus en Jakobus met gezag spreken. Deze Raad doet een gezaghebbende uitspraak (zich beroepend op de Heilige Geest), die bindend is voor alle christenen:

“Want het heeft den Heiligen Geest en ons goed gedacht, ulieden geen meerderen last op te leggen dan deze noodzakelijke dingen: Namelijk, dat gij u onthoudt van hetgeen den afgoden geofferd is, en van bloed, en van het verstikte, en van hoererij;van welke dingen, indien gij uzelven wacht, zo zult gij weldoen. Vaart wel.” (Handelingen 15:28-29).

In het volgende hoofdstuk lezen we over Paulus, Timotheüs en Silas: “En alzo zij de steden doorreisden, gaven zij hun de verordeningen over, die van de apostelen en de ouderlingen te Jeruzalem goed gevonden waren, om die te onderhouden." (Handelingen 16: 4).

6. Farizeeën, Sadduceeën, en mondelinge, buiten-Bijbelse Traditie

Het christendom is in vele opzichten voortgekomen uit de Farizeïsche traditie van het Jodendom. De Sadduceeën echter verwierpen de toekomstige opstanding van de ziel, het hiernamaals, de beloningen en vergelding, demonen en engelen en de predestinatie. De Sadduceeën verwierpen ook al het gezaghebbende mondelinge onderwijs en geloofden in Sola Scriptura. Zij waren de theologische liberalen van die tijd. Christelijke farizeeën worden in Handelingen 15: 5 en Filippenzen 3: 5 genoemd, maar de Bijbel noemt nooit christelijk Sadduceeën.

De Farizeeën, ondanks hun verdorvenheden en excessen, waren de reguliere Joodse traditie, en zowel Jezus als Paulus erkennen dit. Dus noch de orthodoxe Oudtestamentische Joden noch de vroege kerk werd geleid door het principe van Sola Scriptura.

7. Oudtestamentische Joden geloofde niet in Sola Scriptura

Om twee voorbeelden uit het Oude Testament zelf te geven:
a.    Ezra, een priester en Schriftgeleerde, bestudeerde de Joodse wet en leerde die aan Israël, en zijn gezag is bindend op straffe van gevangenisstraf, verbanning, verlies van goederen, en zelfs de dood (vgl. Ezra 7: 26).
b.    In Nehemia 8: 3, Ezra leest de wet van Mozes voor aan de mensen in Jeruzalem. In vers 7 vinden we dertien Levieten, die Ezra bijstaan en de mensen hielpen om de wet te begrijpen. En al veel eerder vinden we de Levieten die dezelfde functie uitoefenen (vgl. 2 Kron. 17: 8-9).

Dus de mensen begrepen de wet (vgl. Neh. 8: 8, 12), maar niet zonder veel hulp, en niet alleen door het horen van de wet. Ook de Bijbel is niet geheel duidelijk in en van zichzelf, maar vereist de hulp van leraren die meer vertrouwd zijn met Bijbelse stijlen en Hebreeuws idioom, achtergrond, context, exegese en kruisverwijzingen, hermeneutische principes, oorspronkelijke talen, enz. Het Oude Testament leert dat er een bindende Traditie is en gezaghebbende interpretatoren, net zoals het Nieuwe Testament trouwens (vgl. Mar. 4: 33-34, Hand. 8: 30-31;. 2 Pet. 1: 20, 3: 16).

8. Efeze 4 weerlegt de Protestantse "Bewijsteksten"

“Al de Schrift is van God ingegeven, en is nuttig tot lering, tot weerlegging, tot verbetering, tot onderwijzing, die in de rechtvaardigheid is; Opdat de mens Gods volmaakt zij, tot alle goed werk volmaakt toegerust.” (2 Tim 3:16-17).

Deze passage leert niet de formele toereikendheid, die een bindende, gezaghebbende rol voor Traditie en Kerk uitsluit. Protestanten extrapoleren naar de tekst wat er niet is. Als we kijken naar de totale context van deze passage, zien we dat Paulus verwijst naar de orale traditie driemaal (vgl. 2 Tim 1: 13-14;. 2: 2, 3: 14). En om een analogie te gebruiken, laten we een soortgelijke passage onderzoeken:

“En Dezelfde heeft gegeven sommigen tot apostelen, en sommigen tot profeten, en sommigen tot evangelisten, en sommigen tot herders en leraars; Tot de volmaking der heiligen, tot het werk der bediening, tot opbouwing van het lichaam van Christus; Totdat wij allen zullen komen tot de enigheid des geloofs en der kennis van de Zoon Gods, tot een volkomen man, tot de maat van de grootte der volheid van Christus; Opdat wij niet meer kinderen zouden zijn, die als de vloed bewogen en omgevoerd worden met alle wind der leer, door de bedriegerij der mensen, door arglistigheid, om listig tot dwaling te brengen; Maar de waarheid betrachtende in liefde, alleszins zouden opwassen in Hem, Die het Hoofd is, namelijk Christus;” (Ef. 4: 11-15).

Als 2 Timotheüs 3 de enige genoegzaamheid van de Schrift bewijst, dan zou, naar analogie, Efeziërs 4 eveneens de toereikendheid van de herders en leraars voor het bereiken van de christelijke volmaaktheid laten zien. In Efeziërs 4, wordt de christelijke gelovige uitgerust, opgebouwd, gebracht tot eenheid en volwassen mannelijkheid, en zelfs bewaard voor doctrinaire fouten door het Leergezag van de Kerk. Dit is een veel sterkere uitspraak over vervolmaking van de heiligen dan 2 Timotheüs 3, maar de H. Schrift wordt in dit gedeelte niet eens genoemd.

Dus als alle niet-bijbelse elementen zijn uitgesloten in 2 Timotheüs, zou de H. Schrift op gelijke wijze in Efeziërs worden uitgesloten. Het is heel redelijk te erkennen dat de afwezigheid van een of meer elementen in een passage niet betekent dat dit element niet bestaat. De Kerk en de H. Schrift zijn beide even noodzakelijk en belangrijk voor het onderwijzen van de gelovigen.

9. Paulus gaat er terloops van uit dat zijn doorgegeven traditie onfeilbaar en bindend is.

Dat is immers wat Paulus verondersteld wanneer hij schrijft:

Maar indien iemand ons woord, door deze brief geschreven, niet gehoorzaam is, tekent die;  en vermengt u niet met hem, opdat hij beschaamd worde; (2 Tes 3:14).

En ik bid u, broeders, neemt acht op hen, die tweedracht en ergernissen aanrichten tegen de leer, die gij van ons geleerd hebt;  en wijkt af van hen. (Rom 16:17).

Hij schreef niet over "de mooie, meestal grotendeels ware, maar niet onfeilbaar leer, die gij hebt geleerd."

10. Sola Scriptura is een cirkelredenering

Wanneer puntje bij paaltje komt doen protestanten die het Sola Scriptura als geloofsprincipe aanvaarden, een beroep op de Bijbel. Wanneer hen gevraagd worden waarom men moet geloven in hun specifieke Bijbeluitleg, in plaats van het onderwijs van een andere denominatie, zal elk een beroep doen op ‘de duidelijke Bijbelse leer’. Vaak doen ze alsof ze met hun eigen interpretatie geen traditie hebben.

Dit is vergelijkbaar met mensen die aan twee zijden van een constitutioneel debat zitten en beide zeggen: “Nou, wij volgen de grondwet, terwijl jullie het niet doen." De Amerikaanse grondwet, evenals de Bijbel, is op zichzelf niet voldoende om verschillende interpretaties te voorkomen. Rechters en rechtbanken zijn nodig, en hun besluiten zijn bindend. Uitspraken van het hooggerechtshof kunnen niet vernietigd worden, behalve door een wetgeving of grondwetswijziging. Hoe dan ook,  er is altijd een hoogste beroep, waarna de zaak beslecht is.

Bij het protestantisme ontbreekt dit hoger beroep, het appelleert aan een logisch zelfvernietigend principe en een boek dat uitgelegd moet worden door mensen. Blijkbaar, gezien de verdeeldheid in het protestantisme, heeft het niet gewerkt om gewoon "terug te gaan naar de Bijbel". Uiteindelijke heeft een gelovige geen zekerheid of duidelijkheid in het protestantse systeem. Ze kunnen alleen "terug naar de Bijbel" en komen misschien terug met weer een andere omstreden doctrine, die ze aan hun lijst kunnen toevoegen. Men gelooft ofwel dat er één waarheid is bij een bepaald theologische geschil (wat het ook is) of men neemt een relativistische positie in, waarbij tegenstellingen prima zijn, of de doctrine wordt gezien als “onbelangrijk", waarbij de verschillen "er niet toe doen."

Maar de Bijbel leert niet dat er hele categorieën doctrines "van minder belang" zijn en dat christenen het vrij en vrolijk oneens kunnen zijn over die dingen. Verdeeldheid en scheuringen worden krachtig veroordeeld. De enige conclusie die we kunnen trekken vanuit de Bijbel is wat we de "kruk met drie poten" noemen: Bijbel, Kerk en Traditie zijn allemaal nodig om te komen tot de waarheid. Als je een poot van een kruk wegzaagt val je om.

1 opmerking:

Bastian zei

http://www.dici.org/en/documents/assisi-i-october-27-1986-letter-of-archbishop-lefebvre-to-eight-cardinals-august-27-1986/