Het kan daarom nuttig zijn, dat wij bij dit punt van de katholieke leer even stilstaan.
Ik wil dan proberen duidelijk te maken:
1. Wat die leer betekent, wat de zin is van dit geloofspunt;
2. Op welke grond dit geloofspunt steunt;
3. Waarom het nuttig was dit leerstuk juist in onze tijd plechtig af te kondigen.
Wat betekent het leerstuk van de Pauselijke Onfeilbaarheid?
Als eerst hebben altijd alle Katholieken geloofd en beleden, dat de Kerk zelf onfeilbaar is in haar leer; vervolgens ook, dat een algemeen Concilie, met aan het hoofd de Paus, onfeilbaar is in zijn plechtige, leerstellige uitspraken. Maar de vraag, nu door de Vaticaanse Kerkvergadering voorgoed uitgemaakt, was deze: Of de Paus ook persoonlijk in sommige gevallen onfeilbaar is, en zo ja, in welk geval?
Onfeilbaar – om dit eerst nog even aan te stippen – wil niet zeggen: onzondigbaar, en betekent dus niet dat de Paus niet kan zondigen, maar betekent dat hij niet dwalen kan.
Wanneer kan de Paus dan, volgens de uitspraak van het Vaticaans Concilie, niet dwalen? Als hij in het dagelijks leven, bijv. op een audiëntie, over koetjes en kalfjes praat? Dit is te dwaas om te antwoorden. Of misschien wanneer hij spreekt als wetenschapper, als geleerde, over sterrenkunde, dichtkunst, geschiedenis of welk ander vak van kunst of wetenschap ook? Nee, dan kan hij zich evengoed vergissen als elk ander geleerde. Maar dan, als hij over godsdienstige onderwerpen spreekt of schrijft? Dat hangt er van af. Spreekt de Paus gewoon als godgeleerde zijn mening uit, dan is hij net zo goed niet onfeilbaar als andere godgeleerden en bezit zijn mening niet meer waarde dan de bewijzen, waarop zij gegrond is. Zo heeft Paus Bendedicus XIV bijv. verscheidene godgeleerde werken geschreven, maar daarin geldt niet zijn gezag als Paus, maar als dat van een uitstekend geleerde, wiens gevoelen echter door andere geleerden gerust bestreden mag worden, als zij daarvoor gegronde redenen denken te hebben. Maar wanneer is de Paus dan onfeilbaar. In dit éne geval: Wanneer hij, optredend als Opperhoofd van de hele Kerk, van Leraar en Herder van alle gelovigen, uit kracht van zijn hoogste gezag, aan alle kinderen van de Kerk uitdrukkelijk en onder zware verplichting voorschrijft, waaraan zij op het gebied van geloof en zeden zich te houden hebben.
Alleen in dit geval, zo belijden wij, wordt hij door de bijzondere bijstand van de H. Geest voor dwaling behoed en is hij daarom onfeilbaar.
En waarom? Waarop steunt dit punt van de Katholieke leer? Het steunt hoofdzakelijk op de waarheid, dat, als de Paus in dit geval kon dwalen, de hele Kerk door zijn uitspraak op het dwaalspoor zou worden gebracht, en Gods Voorzienigheid dit niet kan toelaten. Christus heeft tot Petrus gezegd: ‘Gij zijt Petrus (d.i. steenrots) en op deze steenrots zal ik Mijn Kerk bouwen, en de poorten (d.i. de machten) van de hel zullen haar niet overweldigen.’ (Matth. 16, 18). ‘Weid Mijn lammeren, weid Mijn schapen’. (Joh. 21, 15-17). Petrus moest dus, als plaatsvervanger van Christus, als zichtbaar Opperherder van de Kerk, de kinderen van Jezus’ Kerk leiden, hen leiden op de weg van de waarheid. Hem en zijn wettige opvolgers werd de taak opgelegd te zorgen, dat de Kerk niet zou afwijken van die leer, die Christus haar had toevertrouwd om te verkondigen. Stelt u zich eens voor, dat de Paus, de wettige opvolger van Petrus, hij dus, die door Christus zelf met het hoogste gezag is bekleed, een valse leer voorhield te geloven, wat zou er dan gebeuren? Dan zouden alle kinderen van de Kerk, die juist in dit punt aan hun Opperhoofd de meeste onderdanigheid verschuldigd zijn, in geweten verplicht zijn een valse leer, als de leer van Christus aan te zien, te geloven en te belijden. Maar wie ziet er nu niet in, dat juist dan de hele Kerk op het dwaalspoor zou raken? En dat kan niet, dat is onmogelijk. Waarom?
Omdat het in strijd zou zijn met de duidelijke belofte, die Christus aan Zijn Kerk heeft gedaan, toen Hij sprak: ‘Zie Ik ben met u tot aan de voleinding van de wereld. (Matth. 28, 20). ‘Ik zal Mijn Vader vragen, en Hij zal u een andere Vertrooster geven, de Geest van de waarheid, opdat hij met u blijft in eeuwigheid. Wanneer die Geest van de waarheid zal gekomen zijn, zal Hij u alle waarheid leren.’ (Joh. 14, 16-17; 16, 13).
Vandaar dat in geloofszaken het woord van de Paus altijd feitelijk als een veilig richtsnoer werd aangezien. Had in twijfels of moeilijkheden de Paus door zijn hoogste gezag een beslissing genomen, dan werd de zaak steeds als geëindigd beschouwd. Nooit werden diegenen van ketterij of valsheid verdacht, die zich hielden aan de leer van de Pausen. In de loop der eeuwen werden door de Pausen ontelbaar veel leringen, als in strijd met de goddelijke Openbaring, veroordeeld. En altijd hebben de Katholieken gemeend, dat elke lering, die door de Paus als vals was veroordeeld, ook door iedere gelovige als vals moest worden verworpen. Dit is in ieder geval een bewijs, dat in geloofszaken de kinderen van de Kerk, zowel vroeger als nu, de leer van hun zichtbaar Opperhoofd als een boven alle twijfel verheven en onfeilbare leer hebben aangezien en eerbiedigt.
Maar waarom was het dan nodig dat de Pauselijke onfeilbaarheid plechtig werd afgekondigd?
Het was niet persé nodig; maar, met het oog op de huidige omstandigheden, werd het door de Kerk als passend en nuttig geoordeeld. Hier volgen enkele redenen.
Meer dan ooit wordt in onze dagen de wereld door een vloed van boeken, tijdschriften en dagbladen overstroomd, waarin op godsdienstig gebied de meest ingrijpende dwalingen worden geleerd en verdedigd. Het Opperhoofd van de Kerk ziet zich daarom steeds gedwongen, nu deze, vervolgens weer een andere leer, te veroordelen als tegenstrijdig met de leer van Christus, om de kinderen van Jezus’ Kerk voor elke misleiding te beschermen. Deze maatregel is nog nooit zo noodzakelijk geweest als tegenwoordig.
Maar wat doet nu de ongelovige wereld om deze maatregel te doen mislukken? Zij prikkelt en bevordert het verlangen naar onafhankelijkheid. Er wordt tegenwoordig van de daken geschreeuwd dat de tijd voorbij is om zich door iemand anders de weg te laten wijzen; dat iedereen, niet alleen op wetenschappelijk, maar zelfs op godsdienstig gebied, het recht heeft zijn eigen inzichten te volgen en op eigen gezag mag geloven of verwerpen wat met zijn mening wel of niet overeenstemt. Het was dus uitermate passend en nuttig om de katholieken in alle ernst te waarschuwen tegen dat verderfelijk, en steeds toenemend, verlangen naar onafhankelijkheid. Nu zien we wat de Kerk heeft willen doen, door op een plechtige manier de mensen in herinnering te brengen, dat in zaken van geloof en zeden de uitspraken van het Opperhoofd van de Kerk onfeilbaar zijn, en dat daarom de kinderen van de Kerk in geweten verplicht zijn, elke leer, die zo door de Paus, is veroordeeld als tegenstrijdig met de leer van Christus, als een dwaling te veroordelen en te verwerpen.
Bedenk daarbij wel dat, ook al werd vanaf het begin de leer van de Pauselijke Onfeilbaarheid in de Kerk algemeen geloofd en beleden, er toch in de vijf laatste eeuwen, vooral sinds de rampzalige ‘Westerse scheuring’ (1378 – 1429), zich ook in de Kerk zelf en met name in de tijd voor het Vaticaans Concilie, mensen opstonden tegen dat eeuwenoude geloof, en helaas! Hier en daar maar al te vaak gehoord werden. Ook om deze reden was het nuttig de kinderen van de Kerk door deze plechtige uitspraak in de waarheid te versterken.
En zo regelt Gods Voorzienigheid, die over Zijn Kerk zo zorgvuldig waakt en haar alles ten goede doet komen, ook de tijden en ogenblikken, om niet door nieuwe geloofswaarheden, maar door nieuwe geloofsverklaringen de kinderen van Zijn Bruid voor elke dwaling te beschermen, het kaf van het koren te scheiden, in verschillende geestelijke behoeften van het ogenblik te voorzien en de eenheid van Zijn Kerk te bevestigen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten