We hebben net gezegd dat ongeletterde mensen onmogelijk van bepaalde bijzonderheden kunnen uitmaken wat de Apostelen geleerd hebben, zonder eerst te weten welke de ware Kerk is, aan wie Christus zijn voortdurende bijstand tegen afdwaling heeft beloofd.
Net zo goed zal iedereen al snel begrijpen dat de Apostelen
zichzelf nooit hebben tegengesproken, en zo iets moet men toch aannemen om te
geloven dat in de leer van de Protestanten de ware leer van de Apostelen
gevonden wordt. De ontelbare sekten namelijk, die men onder de Protestanten
aantreft, hebben allemaal hun eigen leer. Wat de één gelooft, gelooft de ander
niet; wat de één als uitgemaakte waarheid ziet, wordt door de ander als
onwaarheid verworpen. Luther hield eraan vast dat men in het avondmaal
werkelijk het lichaam en bloed van Christus ontvangt en Calvijn beweerde, dat
dat absoluut niet het geval was. Hoe zulke tegenstrijdige leringen door de
Apostelen gepreekt zouden zijn, kan ik niet begrijpen.
Evenwel ontbreekt het bij de Protestanten niet aan
scherpzinnige beredeneringen waarmee zij zich hierover proberen te
verantwoorden. De Apostelen – zo zeggen zij – hielden zich zeker aan de H.
Schrift; dus is onze leer ook zeker de leer van de Apostelen.
Die redenering zullen sommigen even toelachen, maar als we
er dieper op ingaan, zien we dat het totaal niet klopt. De Apostelen, zegt u,
hielden zich in hun prediking aan het woord van de H. Schrift. Dat is absoluut
waar in die zin, dat zij niets geleerd hebben dat met het geschreven woord van
God in strijd was; maar neemt niet weg dat de Apostelen behalve de waarheden
die zij in de H. Schrift lazen, ook andere waarheden hebben gepredikt, die niet
in de H. Schrift stonden, en die zij daarin ook niet hebben neergeschreven. Wij
hebben namelijk al gezien en zullen later uitvoeriger zien (§ 37), dat de
Apostelen en Evangelisten niet de hele leer van Christus hebben opgeschreven, en
toch hebben zij de hele leer van Christus verkondigd en moeten verkondigen,
zoals Christus hen oplegde: ‘Onderwijst alle volken en leert hen onderhouden al
wat Ik u bevolen heb’. Daarom hebben zij ook waarheden verkondigd, die niet in
de H. Schrift staan. Christus had ook niet tot Zijn Apostelen gezegd: gaat en
schrijft het Evangelie, maar ‘gaat en predikt het Evangelie aan alle
schepselen.’ (Marc. 16, 15). Dat hebben de Apostelen gedaan. Zij hebben de
waarheden die hen door Christus of door ingeving van de H. Geest waren geleerd,
mondeling verkondigd en de meesten van hen schreven alleen om, bij
verschillende gelegenheden en om bijzondere redenen, het woord te richten tot
diegenen die zij niet mondeling konden onderrichten.
Men kan dus niet zeggen: ik geloof alles wat in de H.
Schrift staat, dus geloof ik alles wat de Apostelen hebben geleerd. Want wil
deze gevolgtrekking kloppen, moet worden aangetoond dat de Apostelen niets
hebben geleerd wat niet in de H. Schrift opgetekend was. Dit is niet alleen
onmogelijk te bewijzen, maar, zoals wij later zullen zien, het is bewezen dat
zij behalve wat in de H. Schrift staat, ook andere dingen hebben geleerd die er
niet in staan en daarom meestal Apostolische Overleveringen worden genoemd.
Hier zien we dus in twee woorden de opwerping, ‘De Apostelen
hielden zich aan de H. Schrift en dat doen wij Protestanten ook’ weerlegd.
Wij kunnen hierop ja en nee zeggen: Ja, de Apostelen hielden
zich ook aan de H. Schrift; nee, zij hielden zich aan de leer van Christus. En
omdat jullie, Protestanten, je aan de Schrift alleen houdt, houden jullie je
niet aan de volledige leer van de Apostelen. Maar behalve dit, valt er op deze
redenering nog iets aan te merken. Zij zeggen: ‘Wij houden ons aan de H. Schrift.’
Wat de orthodoxe Protestanten betreft, wil ik dat geloven; maar hoe houden zij
zich aan de H. Schrift? Zij houden zich aan de letter, aan de letterlijke
uitdrukking zoals die in de H. Schrift geschreven is. Maar wat heb je daaraan
als je aan de uitdrukking of het Woord van de H. Schrift een hele andere
betekenis geeft dan wat door de H. Schrift wordt bedoeld? Een voorbeeld ter
verduidelijking. In de H. Schrift lezen wij, dat Christus in het laatste
avondmaal het brood in Zijn gezegende handen nam en sprak: ‘Neemt en eet, dit
is Mijn lichaam’ (Matth. 26, 26). Zowel Luther als Calvijn hielden zich aan die
woorden van de H. Schrift. Maar hielden zij zich nu ook allebei aan de leer van
de H. Schrift? Onmogelijk; Luther beweerde namelijk, zoals wij al vaker hebben
gezien, dat men volgens die woorden in de H. Communie of het avondmaal,
werkelijk het goddelijk lichaam en bloed van Christus ontvangt; Calvijn
daarentegen wilde daar niets van weten en hield vol dat diezelfde woorden van
Christus: ‘dit is Mijn lichaam’ moest worden gezien in de zin van ‘dit betekent
Mijn lichaam’, zodat men, volgens hem, in het avondmaal absoluut niet werkelijk
het lichaam van Christus ontvangt, maar alleen brood als een afbeelding van het
lichaam van Christus. De leer van Calvijn was dus, en wel in het belangrijkste
geloofspunt, lijnrecht in strijd met de leer van Luther. Twee
tegenstrijdigheden kunnen onmogelijk allebei tegelijk waar zijn. Het is dus
onmogelijk, dat Luther en Calvijn allebei de waarheid verkondigden, en omdat de
H. Schrift zeker de waarheid verkondigt, is het onmogelijk, dat ze zich allebei
hielden aan de leer van de H. Schrift. U ziet dus hoe men zich kan houden aan
de letter of aan het woord van de H. Schrift, en dat toch hetgene wat door dat
woord wordt geleerd, helemaal van de H. Schrift kan afwijken.
Dit wat de leer van het Protestantisme betreft. Laten we nu
kijken hoe het staat met zijn bedienaren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten