zaterdag 11 februari 2017

§37. Dat men alleen het woord van de Bijbel moet geloven, is in strijd met de waarheid. We moeten net zo goed de Apostolische Overleveringen geloven. Wat verstaat men hieronder?

De Apostelen moesten, zoals wij weten, de waarheden verkondigen die Christus hen of in eigen persoon had geleerd of hun later door de ingeving van de Heilige Geest duidelijker zou openbaren. ‘Ik zal Mijn Vader bidden, en Hij zal u een andere Vertrooster geven, de Geest van de waarheid. En als die Geest van de waarheid tot u gekomen zal zijn, zal hij u in alle waarheid leren.’ (Joh. 14, 17; 16, 13).

Dat wij dus alle waarheden, die de Apostelen verkondigden, moeten geloven, is voor iedereen helemaal duidelijk. Maar nu komt de vraag: hebben de Apostelen al die waarheden opgeschreven? Nee, en dit weten wij zowel van de H. Schrift als van de Kerkvaders en de gebruiken van de oorspronkelijke Kerk.

Of zegt Paulus niet tot de gelovigen van Thessalonika: ‘Onderhoudt de overleveringen die gij geleerd hebt, hetzij door ons woord, hetzij door ons schrijven’? (2 Thess. 2, 15). Blijkt niet uit de brieven van de Apostelen zelf en uit de Evangeliën, dat deze en met name de eerste, eigenlijk ‘gelegenheids-schriften’ waren en dus niet opgesteld met het doel om de hele leer van Christus te onderwijzen, maar slechts enkele, bijzondere punten, afhankelijk van de omstandigheden? Wij geven graag toe dat al de hoofdpunten van de Christelijke leer in het Nieuwe Testament zijn neergeschreven; maar waar leest men bijv. het voorschrift van de kinderdoop, die toch al gebruikelijk was in de eerste tijd van de Kerk? Waar vinden we het gebod om, in plaats van de sabbat de Zondag te vieren, zoals de christenen vanaf het begin hebben gedaan? Waar staat in de hele H. Schrift deze hoofdleer van het Protestantisme: De H. Schrift alleen is genoeg? Lezen we er niet juist het tegenovergestelde, bijv. in de bovengenoemde Bijbeltekst? En al volgt uit de woorden: ‘Gaat over de hele aarde en predikt het Evangelie aan alle schepselen’ (Mark. 16, 15) dan wel niet dat Christus niet heeft geboden Zijn leer op te schrijven, toch volgt uit die plechtige opdracht wel, dat prediken in de letterlijke zin het hoofdmiddel moest zijn om Christus’ leer te verspreiden; zoals dit duidelijk blijkt uit de krachtige woorden van Paulus tot de Romeinen (10, 13-15): ‘Ieder die  de naam van de Heer aanroept, zal zalig worden. Maar hoe zullen zij Diegene aanroepen, in wie zij niet geloven? Of hoe zullen zij geloven in Diegene van wie zij niet gehoord hebben? Maar hoe zullen zij horen zonder een prediker? En hoe kunnen zij prediken, als zij niet gezonden worden?’ En hoe is het te verklaren, dat als schrijven de hoofdtaak van de Apostelen was, maar net de helft van hen, en slechts naar aanleiding van bijzondere omstandigheden, die taak zou hebben volbracht?

Welnu, die waarheden die of door Christus zelf, of door de H. Geest aan de Apostelen zijn geopenbaard, en niet door hen, noch door de Evangelisten werden opgeschreven, maar eenvoudig door de Apostelen mondeling zijn gepredikt – die waarheden noemen wij Apostolische Overleveringen; en dat deze waarheden net zo goed door God zijn geopenbaard en daarom net zo goed geloofd moeten worden als diegenen die de Apostelen hebben opgeschreven, hoeft niet bewezen te worden. Of wordt de waarheid pas geloofwaardig als zij opgeschreven is?

Het is dus niet waar, dat men alleen datgene hoeft te geloven, wat in de Bijbel geschreven staat; want de Bijbel of H. Schrift is niet de enige bron, waarin we door God geopenbaarde waarheden vinden. Naast de H. Schrift staan de Apostolische Overleveringen, en deze laatste zijn voor ons in zeker opzicht zelfs belangrijker dan de H. Schrift zelf. Waarom? Omdat zoals zo meteen nog duidelijker zal blijken, de goddelijke ingeving van de hele H. Schrift en daarom de grondwaarheid dat dit Boek niets dan Gods woord bevat, alleen uit de Apostolische Overlevering kan worden bewezen.

Uit het boek: 'Waar is de Kerk van Christus' van pastoor M. van der Hagen

Geen opmerkingen: