Dat hoofdbeginsel is rampzalig;
1º Omdat het uit zijn aard moet leiden en ook al overvloedig geleid heeft tot de grootste en rampzaligste geloofsverdeeldheden.
De H. Schrift is namelijk op veel plaatsen te onduidelijk om door iedereen te kunnen begrepen worden. Er moet dus buiten de H. Schrift nog een levend gezag zijn, dat de bevoegdheid bezit om tussen de uiteenlopende verklaringen, die aan veel gedeelten van de H. Schrift gegeven kunnen worden, uitspraak te doen, en op wiens uitspraak iedereen met volle zekerheid kan vertrouwen. Dat levend gezag nu is geen ander dan het onfeilbaar leergezag van de Kerk, aan wie de door God geopenbaarde waarheden ter bewaring zijn toevertrouwd.
Als men dus met Luther en Calvijn dat levend gezag van de Kerk verwerpt, en gelooft dat ieder het recht heeft om op eigen gezag uit de H. Schrift op te maken, wat men wel of niet moet geloven, dan moet het woord van de H. Schrift, aan de ene kant, door zijn onduidelijkheid op sommige plaatsen, aan de andere kant door de onwetendheid en hartstocht van de mensen, wel worden wat het bij de Protestanten al lang geworden is: de bron van de grootste verwarring en twisten op godsdienstig gebied.
2º Omdat het voor de Protestanten het middel wegneemt om zich met zekerheid te overtuigen dat hun hele Bijbel, zoals zij hem nu hebben, werkelijk het woord van God is.
De goddelijke ingeving van de H. Schrift in zijn geheel, kan niet uit de H. Schrift zelf, maar alleen uit de Apostolische Overlevering worden aangetoond. Houdt men dus vol, dat de mens niets anders hoeft te geloven dan wat er in de Bijbel geschreven staat, dan moet men ook toegeven, dat men geen degelijke grond heeft om te geloven dat alles wat de Bijbel leert, inderdaad het woord van God is.
Wanneer er dus onder de moderne Protestanten zoveel zijn, die het woord van de Bijbel niet meer als Gods woord eerbiedigen, dan is dit een gevolg van de leer van het Protestantisme zelf.
Tenslotte een woord over hetgeen de Katholieken zo vaak wordt verweten, namelijk dat zij in eerbied voor de Bijbel zouden onderdoen aan de Protestanten.
Bedoelt men daarmee dat de Protestanten er veel meer werk van maken om de hele Bijbel onder alle rangen en standen van het volk te verspreiden, dan geef ik dit volmondig toe. Zij ontzien zich namelijk niet om de Bijbel op markten en pleinen, zelfs in de lelijkste kraampjes, te koop aan te bieden en dat Boek der boeken in handen te geven ook aan diegenen die het de grootste moeite zou kosten een eenvoudig verhaal fatsoenlijk te lezen en te begrijpen.
Inderdaad vinden we onder de Katholieken niet zo’n ijver voor het verspreiden van de Bijbel. Zoals we al in § 36. zagen, staat de Katholieke Kerk – echter altijd met de grootste voorzorgen – aan haar kinderen het lezen van de H. Schrift toe; maar desondanks ziet zij er groot bezwaar in, de H. Schrift in haar geheel zo maar aan Jan en alleman in handen te geven.
En dat bezwaar is toch echt niet zomaar uit de lucht gegrepen. Als het namelijk waar is, dat de H. Schrift tot ieders nut is geschreven, dat zij voor iedereen de meest heilzame aanwijzingen en lessen bevat, dan volgt daaruit nog niet dat het voor iedereen aan te raden is zelf de H. Schrift in handen te nemen om door het zelf te lezen er de heilzame lessen uit te halen. De H. Schrift is toch op veel plaatsen heel moeilijk te begrijpen. Ligt het dan niet voor de hand dat lezers zonder enige ontwikkeling, zoals er toch duizenden zijn, groot gevaar zullen lopen aan de woorden van de H. Schrift een betekenis te geven, die er absoluut niet mee wordt bedoeld, en dat op het gezag van de H. Schrift, die zij niet hebben begrepen, de één dit en de ander juist het tegenovergestelde zal verkondigen? Ik denk dat de droevige ervaring dit maar al te duidelijk heeft bewezen. Het Protestantisme mag daarin dan wel geen bezwaar zien, de Katholieke Kerk doet dat wel. Zij gelooft dat zij door zo iets te bevorderen of toe te laten, te kort zou komen aan de plicht die Christus Zijn Kerk heeft opgelegd om de schat van geopenbaarde waarheden in al zijn zuiverheid te bewaren en daarom ook te waken, dat het geschreven woord van God niet roekeloos aan de meest onzinnige uitleggingen word overgelaten.
Wat denkt u, lezer, toont de Katholieke Kerk door deze bezorgdheid niet heel wat meer eerbied voor de Bijbel dan de Protestanten? Moet men niet eerlijk toegeven, dat het verspreiden van de Bijbel onder de vaak onontwikkelde mensenmassa niet alleen in strijd is met de diepe eerbied die wij aan Gods woord verschuldigd zijn? Maar bovendien ook, door het bevorderen van de meest tegenstrijdige verklaring van het woord van God, die de eenheid van geloofsleer in gevaar brengt, waardoor – zoals wij in § 13. zagen – de ware Kerk van Christus zich moet onderscheiden? Is daarom deze verspreiding van de Bijbel werkelijk niet het geschikte middel om de ware Kerk van Christus in één van haar meest kenmerkende eigenschappen, haar geloofseenheid, aan te randen en te bestrijden?
Uit het boek: 'Waar is de Kerk van Christus' van pastoor M. van der Hagen
Geen opmerkingen:
Een reactie posten