VIERDE HOOFDSTUK - Het Vagevuur
§ 47. Is het Vagevuur, waarin de Katholieken geloven, niet slechts een verzinsel?
De Katholieke Kerk leert, dat de zielen van diegenen die in
Gods liefde zijn gestorven, maar toch bij de dood niet volledig waren gezuiverd
van kleine fouten of van tijdelijke straffen, eerst aan Gods rechtvaardigheid
moeten voldoen, voordat ze de hemel kunnen ingaan. De plaats waar de zielen die
straffen moeten ondergaan, noemen wij in onze taal meestal het ‘Vagevuur’ d.i.
zuiverings- of louteringsvuur, en nog duidelijker in de taal van de Kerk:
‘Purgatorium’ d.i. Zuiveringsplaats.
Hoe komt de Katholieke Kerk aan die leer? Want soms wordt
haar verweten dat zij die gewoon verzonnen heeft en dat die leer absoluut niet
is ingesloten in de goddelijke Openbaring. Is dit een gegrond verwijt?
Laten we kijken. In de H. Schrift, in 2 Makk. 12, lezen we
het verhaal dat Judas, de veldheer van het Joodse leger, twaalfduizend drachmen
naar Jeruzalem zond, om offers op te laten dragen voor zijn gesneuvelde
soldaten. Daarop laat de H. Schrift onmiddellijk deze merkwaardige woorden
volgen: ‘Bovendien overwoog hij, dat zij,
die godvruchtig zijn ontslapen, een heerlijke beloning te wachten staat.
Inderdaad, een heilige en vrome gedachte! Daarom liet hij voor de doden een
zoenoffer opdragen, opdat zij van hun zonde zouden worden verlost’. (2
Makk. 12, 45) De H. Schrift verklaart dus, dat het goed en nuttig is voor de
overledenen te bidden. Maar wie zijn dan die overledenen voor wie het goed is
te bidden, zodat ze van hun zonden worden verlost? Vast niet de verdoemden in
de hel. Zij kunnen namelijk niet worden geholpen door ons gebed, uit de hel,
‘het eeuwige vuur’ is geen redding mogelijk. Zijn het dan de Heiligen in de
hemel? Zij evenmin, zij hebben geen schuld bij God en daarom ook geen behoefte
aan onze voorbede. Alhoewel de H. Schrift het niet met heel veel woorden zegt,
geeft zij toch duidelijk te kennen, dat er, behalve de hemel en de hel, nog een
derde plaats moet zijn, waar die zielen worden opgehouden, die met kleinere
schulden zijn gestorven en door onze gebeden van die schulden kunnen worden
verlost.
Ik denk dat dit bewijs voor iedere Katholiek meer dan genoeg
is. Ik zeg: voor iedere Katholiek; want de Protestanten hebben, met
verschillende andere boeken, ook de boeken van de Makkabeën, verworpen. Zij
erkennen niet dat zij deel uitmaken van de H. Schrift, en voor hen hebben dus
de daaruit aangehaalde woorden hun bovennatuurlijke of goddelijke waarde en
bewijskracht verloren; Ze zouden bij hen alleen voor de hoge ouderdom van de
leer van het Vagevuur kunnen pleiten. Naar hun goeddunken wil ik mij daarom op
nog een paar andere wijzen beroepen.
De H. Johannes verzekert ons in het boek Openbaring
uitdrukkelijk, dat ‘niets wat besmet is
de hemel kan binnengaan’ (21, 27). En is dit ook niet duidelijk? Want hoe
zou onafgeloste schuld of straf samen kunnen gaan met volkomen geluk? Moet,
zelfs in het gewone leven, iedere rekening niet naar behoren betaald worden?
Hoe veel meer onze rekening bij God?
Wij zijn dus zeker, dat men helemaal zuiver en vlekkeloos
moet zijn, om tot het geluk van de hemel te worden toegelaten. Maar nu zijn er
ongetwijfeld heel veel mensen die bij hun sterven misschien wel geen grote,
maar toch veel kleine zonden op hun geweten hebben. Ook kan het gebeuren, zoals
we in de vorige paragraaf hebben gezien, dat iemand bij zijn dood, voor al
vergeven zonden, groot of klein, nog wat tijdelijke straf bij God schuldig is.
Voor de zielen van zulke overledenen blijft dus de hemel gesloten zolang zij
met die schuldenlast beladen zijn.
Maar kunnen we er van uitgaan dat die zielen om zulke kleine
fouten, bijv. een paar kleine leugens, een kleine onrechtvaardigheid of
ongehoorzaamheid, nooit het geluk van de hemel mogen ervaren? Kunnen we ons
voorstellen dat God die zielen om zulke kleine misstappen voor eeuwig, met de
verdoemden, naar de hel zal sturen? Nee, zoiets komt niet overeen met Gods
oneindige goedheid en rechtvaardigheid. Daarom zegt ons gezond verstand, dat
er, behalve de hemel en de hel, wel een plaats moet zijn waar de zielen, die na
hun sterven nog schuld aan Gods rechtvaardigheid moeten aflossen, volkomen
gelouterd moeten worden voordat ze in de volle heerlijkheid van de hemel kunnen
worden opgenomen.
Een derde bewijs levert ons het algemeen gebruik om voor de
overleden zielen te bidden, dat al vanaf de eerste eeuwen in de Kerk bestaan
heeft. In de 7e eeuw schrijft de H. Isodorus van Sevilla: ‘Wij geloven dat het bidden voor en het opdragen van het H. Misoffer
voor de zielenrust van de overledenen en voor hen te bidden, ons door de
Apostelen is overgeleverd, omdat dit gebruik overal in de Kerk wordt
onderhouden.’[1]
Al even duidelijk zijn de woorden van de H. Augustinus: ‘Men mag er niet aan twijfelen dat, door de
gebeden van de Kerk en door het H. Misoffer, en net zo goed door het geven van
aalmoezen, die omwille van de overledenen aan God worden geofferd, de zielen
van de overledenen worden geholpen, zodat God barmhartiger voor hen zal zijn
dan zij om hun zonden verdienen. Want dit gebruik om voor de overledenen te
bidden, dat ons door onze voorvaderen werd overgeleverd, wordt door de hele
Kerk onderhouden.’[2]
Hier zouden we nog de getuigenissen kunnen toevoegen van de
H. Chrysostomus, van de H. Cyrillus en van zoveel anderen; maar voor iets dat
zo algemeen bekend is, zal dat wel niet nodig zijn.
Om toch nog iets toe te voegen, wil ik even in herinnering
brengen hoe de H. Augustinus zelf in zijn Belijdenissen beschrijft dat zijn
voorbeeldige moeder Monica op haar sterfbed hem verzocht, haar te gedenken aan
het altaar van de Heer, en hoe hij ons tegelijk verzekert, dat hij na haar dood
trouw voor haar zielenrust heeft gebeden.
Nu zal de Kerk waar de H. Augustinus, de H. Johannes
Chrysostomus, de H. Cyrillus en de H. Isodorus bij hoorden, toch wel de ware
Kerk van Christus geweest zijn. Nou, in die Kerk bestond het algemeen gebruik
om voor de overledenen te bidden. Maar zou de Kerk dat gedaan hebben als zij
geloofde dat de zielen van de overledenen altijd of naar de hel of regelrecht
naar de hemel gingen? Nee, de Kerk wist en leerde openlijk, dat diegenen die in
de hemel zijn, ons gebed niet nodig hebben, en ons gebed voor de verdoemden in
de hel absoluut nutteloos zou zijn. Daarom geloofde zij ook dat er behalve de
hemel en de hel, een andere plaats bestaat, waar de zielen van diegenen die
niet vanwege zware zonden naar de hel zouden worden gestuurd, maar toch niet zuiver
genoeg zijn om onmiddellijk toegelaten te worden tot de hemel, gezuiverd moeten
worden van haar zonde en schuld, en door onze gebeden verlicht en geholpen
kunnen worden; en deze plaats noemt men de plaats van zuivering of het
Vagevuur.
[1] 1 De Eccles offic. 1 Cap.
18: 11.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten