Volgens spraakgebruik noemt men iets alleen loon, wanneer men het verdiend heeft. Krijgt iemand iets, dat men niet verdiend heeft, dan noemt men dat een geschenk. Een loon, dat geen verdienste is, is dus een tegenspraak in het woord zelf. In 1 Cor. 9:24-25 wordt het hemelse loon zelfs vergeleken bij de prijs in een wedloop. Ieder zou het onrechtvaardig vinden, wanneer daarbij de prijs werd toegekend aan wie ze niet verdiend heeft. De hemel wordt derhalve door de goede werken verdiend.
Maar tevens is het een loon uit genade. Uit onszelf zijn wij tot het kwade geneigd, tot weinig goeds en slechts voor korte tijd in staat, terwijl het loon goddelijk van aard is, nl. de hemelse aanschouwing, dus ver boven onze krachten. Door de heiligmakende genade heeft God ons echter in dezelfde orde als het loon verheven, en door zijn hulp staat Hij ons bij om overeenkomstig dit hogere leven goede werken te verrichten.
God laat echter vrij al of niet met de genade mee te werken. Aldus is er een daad die ons aangerekend kan worden. Toch is God daarom nog niet verplicht deze te belonen, want wij doen zelf dan niet anders dan onze plicht. God heeft echter loon toegezegd, en daardoor is Hij verplicht het ons te schenken en hebben wij recht het te ontvangen. Daar het loon veel groter is dan het werk, moet God ook met veel minder tevreden zijn. Men behoeft daartoe dus geen teksten op te werpen, bijv.: "over weinig zijt gij getrouw geweest, over veel zal ik u zetten" (Matt. 25:21 en 23), de goede moordenaar, of de parabel van de ter elfder ure geroepene in de wijngaard.
• St. Ignatius (+107) in zijn brief aan St. Polycarpus, 6, 2: "Uw deposito moet bestaan uit goede werken, opdat ge, verdiend, uw loon moogt ontvangen."
• H. Justinus (ca. 100-163) in zijn "Apologia, I, 43: "Wij zijn door de profeten onderricht en tonen de waarheid ervan duidelijk aan, dat zware straffen en goede beloningen overeenkomstig de verdiensten van ieders handelingen toegedeeld worden."
• Origenes (185-254) in "Peri Archoon", 1, praef. 5: "Hierna dan dat de ziel, die haar eigen zelfstandigheid en leven heeft, naar haar verdiensten zal toebedeeld worden, wanneer zij deze wereld verlaten heeft."
• H. Ambrosius (340-397) in "De fide, ad Gratianum", 5, 6, 83: "Daarom zei de Apostel ook: "Die Hij vooraf gekend heeft, die heeft Hij ook voorbestemd". Hij bestemde immers niet voor, voordat Hij vooruit kende, maar wier verdiensten Hij vooruit kende, dier verdiensten bestemde Hij vooruit."
Bron: http://www.stpiusx.be/protestantse-opwerpingen-tegen-de-katholieke-kerk (met toestemming overgenomen)
2 opmerkingen:
Zaligheid is alleen te verkrijgen uit God door genade.
Het is waar dat we de zaligheid niet kunnen krijgen zonder de genade van God. Tegelijk is het zo dat God heeft gezegd dat Hij de goede werken wil belonen. Denk hierbij ook aan het beeld van het laatste oordeel dat Christus ons gegeven heeft, de schapen worden aan de rechterzijde geplaatst, waarom? Omdat zij hun naaste (Christus) gevoegd hebben toen Hij hongerig was, en gekleed hebben toen Hij naakt was, etc. God beloont de goede werken.
Een reactie posten